Middenin een omhaagd weiland op hoogte gelegen hoeve, met een L-vormige opstelling van de lage bestanddelen rondom een deels met grint bedekt erf, met een laag ommuurde vaalt in het midden, en een bakstenen stoep vóór het boerenhuis. Ten oosten ligt een lange, onverharde erfoprit, aan de straatzijde geflankeerd door een wegkapel uit de tweede helft van de 19de eeuw. Een met wilgen afgezoomde drenkplaats bevindt zich ten noordoosten, achter het boerenhuis.
Ten noorden van het erf: boerenhuis van het langgestrekte type, bestaande uit: een staltravee links + woongedeelte van vier traveeën + een staltravee rechts + een dwarsschuurgedeelte rechts onder een deels, wegens uitbouw, mank zadeldak met overstekende rand op houten modillons (nokrichting loodrecht op de straat, mechanische pannen + golfplaten) voorzien van een klimmende dakkapel boven staltravee. Het jaartal 1839 is in kerfsneetechniek aangebracht op de houten deurlatei van het boerenhuis. Stijl- en regelwerk met bakstenen vullingen; lemen vullingen bij het dwarsschuurgedeelte. Versteende staltravee links. Rechthoekige muuropeningen. Behouden houtwerk, onder meer een beluikt houten bolkozijn met moerbalkankering rechts van de deur; rechthoekige kozijndeur met datering. Rechthoekige schuurpoort. Uitbouwsel tegen de achtergevel. Aanbouwsel onder lessenaarsdak tegen de rechter zijgevel.
Ten westen: dwarsschuur met wagenhuisgedeelte rechts onder een deels mank (wegens uitbouw) zadeldak (nokrichting loodrecht op het huis, stro) met overstekende rand op houten modillons bekleed met Vlaamse pannen, uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Horizontale plankenbeschieting boven een bakstenen voeting. Rechthoekige schuurpoort met accoladebogig deurtje. Wagenhuis afgesloten met een houten hek. Aanbouwsel onder lessenaarsdak tegen het linker gedeelte. Linker zijgevel met luifel en golfplatenbeschieting.
Ten oosten: hopast met aanleunend bakhuis, uit het laatste kwart van de 19de eeuw.