Het hoevetje is een historisch geëvolueerd complex, met een hoofdvolume dat als woonhuis fungeert en op zijn minst dateert van omstreeks 1840. De hoeve hoort bij een reeks vakwerkgebouwen in het oude kwartier Over ‘t Water, een kwartier in het noordwesten van het grondgebied Alken.
Het vakwerkhoevetje in de Grootstraat 102 is primitief gekadastreerd (1840-1844) als monovolume, met een parallelle, vrijstaande bijbouw, dwars ingeplant op de straat. De kadastrale mutatieschetsen tonen de verdere evolutie van het goed. Omstreeks 1856 werd de parallelle bijbouw afgebroken en vervangen door een dwarse, vrijstaande bijbouw, achteraan het erf. Deze bijbouw werd opnieuw afgebroken omstreeks 1862. Het nog steeds bestaande hoofdvolume werd omstreeks 1940 achteraan het erf uitgebreid met een dwarse aanbouw, zodat een L-vormig geheel ontstond, dat tot op heden bewaard is gebleven.
De huidige hoeve is een vakwerkconstructie van vier traveeën en anderhalve bouwlaag onder een vrij steil, overhangend zadeldak met Vlaamse pannen. De kopgevel aan straatzijde is versteend en het huis werd aan de achterzijde verlengd met één stenen travee. Het bewaarde stijl- en regelwerk heeft nog lemen vullingen en rust op een verhoogde bakstenen stoel. Het geheel is overpleisterd en wit gekalkt boven een gepikte plint. De voorgevel (west) omvat een opkamervenster links, een centraal bolkozijn gekoppeld aan een gebintstijl, een zolderluik, en een deur met een klein boven-licht zonder kozijn. De achtergevel (oost) omvat eveneens een opkamervenster en een drietal kleine vensters. Alle schrijnwerk lijkt vernieuwd. Het gebouw vertoont een extern grotendeels afleesbare, traditionele binnenindeling met een ingang rechts en schouw tussen de woonkeuken en kamer, met een hoek waarin een opkamer werd geïsoleerd, die later over de gehele diepte van het huis werd doorgetrokken.
Achteraan het erf leunde op het moment van bescherming bij de hoeve een stalletje aan, opgetrokken in baksteen onder een zadeldak met Vlaamse pannen. Aan erzijde waren een aantal deurtjes en ramen voorzien, de vrije westelijke zijgevel was met plankwerk beschoten. Tussen 2009 en 2012 werd het stalletje gesloopt en werd een nieuwbouwvolume opgetrokken achter het vakwerkgebouw, parallel aan de straat. Op het moment van inventarisatie bevond zich een waterput in de noordwestelijke hoek van het erf.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Hoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/153999 (geraadpleegd op ).
Woning uit het laatste kwart van de 18de eeuw - eerste kwart 19de eeuw, in dezelfde vorm aangeduid in de Atlas van de Buurtwegen (1844). Gebouw van vier traveeën en anderhalve bouwlaag onder vrij steil overstekend zadeldak (nok loodrecht op de straat, Vlaamse pannen). Overpleisterd en witgekalkt stijl- en regelwerk met lemen vullingen op een verhoogde, bakstenen stoel; gepikte plint. Westelijke voorgevel voorzien van een recent opkamervenster, een bolkozijn, gekoppeld aan de gebintstijl, een zolderluik, en een deur met een klein bovenlicht zonder kozijn. Kleine vensters in de achtergevel. Versteende noordelijke zijgevel. Traditionele binnenindeling met ingang rechts, en schouw tussen de woonkeuken en kamer; waarschijnlijk werd de opkamer, zoals gebruikelijk slechts in de noordoosthoek van dit gedeelte, in een latere periode doorgetrokken over heel de ruimte. Aangebouwde travee onder schilddak tegen de zuidelijk zijgevel; recent haaks aanbouwsel. Waterput vóór de noordwesthoek.
Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1995: Hoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/31646 (geraadpleegd op ).