Teksten van Kasteeldomein Ter hove

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31755

Kasteeldomein Ter hove ()

Het kasteeldomein Ter Hove is gelegen op de oostgrens van de gemeente Bommershoven op de westelijke oever van de Mombeek. In oorsprong gaat het om een Gallo-Romeins domein, dat door de Franken werd overgenomen, en onmiddellijk ten zuiden van de Romeinse heirbaan lag. Het huidige gebouwencomplex is een gesloten herenhoeve met een tot kasteelvleugel verbouwd woonhuis, een monumentaal verbouwde pachterswoning, schuren en stallen. Het domein wordt gekenmerkt door een park en boomgaarden en is vanuit verschillende richtingen toegankelijk via dreven. De bescherming van het kasteel als monument werd nietig verklaard bij arrest van de Raad van State, nummer 202.329, op 25 maart 2010.

Historiek

Terhove zou in oorsprong een door de Franken overgenomen Gallo-Romeins domein zijn (de inplanting, ten zuiden van de Romeinse kassei naar Tongeren, op de westelijke oever van de Mombeek, getuigt in elk geval van een dergelijke verre voorgeschiedenis), dat vóór 827 door abt Adelardus geschonken werd aan zijn beneditijnerabdij van Corbie (Picardië).

In 1569 stond de toenmalige abt en kardinaal van Corbie, Karel van Bourbon, al zijn in België gelegen goederen in erfpacht af aan Godfried van Bocholtz, heer van Grevenbroek, voor de som van 12.000 ponden en een jaarlijkse rente van 1.000 pond. Godfried werd bijgevolg heer van Widooie (ook van de andere plaatsen waar Corbie goederen had). Het cijnshof van de proosdij evolueerde op die manier van een geestelijke instelling naar een wereldlijke instelling. De verpanding gebeurde niet zonder meer. De prior en monniken van Corbie verzetten zich tegen de transactie omdat zij te weinig had opgebracht: de totaliteit van de goederen zou een gezamenlijk jaarinkomen van 25.000 ponden hebben gehad. Het proces dat hieruit voortvloeide sleepte aan tot de Franse Revolutie, toen de abdij ten onder ging.

De tweede dochter van Godfried van Bocholtz, Margaretha, erfde het deel van diens bezittingen waarbij Ter Hove hoorde. Margaretha huwde graaf Arnold Huyn van Amstenraedt, heer van Geleen. Via testament kwam Terhove terecht bij hun zoon Willem, die kanunnik was aan het Sint-Lambertuskapittel van Luik en proost van de kapittelkerk te Fosse. Op 22 oktober 1649 verkocht deze Willem Terhove voor 14.215 Brabantse florijnen aan Edmond van Spauwen, via zijn neef Arnold Wolfgang, graaf van Huyn en Geleen. Jan van Omalia, die Terhove pachtte vanaf 1643, vocht deze overdracht aan, omdat in de pachtovereenkomst vermeld stond dat bij een eventuele verkoop de pachter voorrang op kopen zou hebben. Uiteindelijke werd van Omalia in het ongelijk gesteld.

Edmond van Spauwen overleed in 1658 en na de dood van zijn echtgenote, Christina Scroncx, verviel Terhove aan haar zoon, kanunnik Egidius Balthazar van Spauwen. Deze liet het goed na aan zijn nichtje Maria Cecilia de Tiecken, dochter van zijn zus Anna Margaretha van Spauwen en Lucas III Tiecken. Vanaf Maria Cecilia bleef Terhove in handen van de familie de Tiecken, wat de afstammelingen van de familie Huyn van Amstenraedt nog in 1792 hoog zat: blijkbaar was er bij de verkoop van Terhove aan Edmond van Spauwen in het koopcontract vermeld dat het eigenlijk om een verpachting ging en dat Terhove bijgevolg terug in het bezit van de familie kon komen indien zijn een terugkoopsom betaalde. Met de Franse Revolutie moesten ze echter hun hoop op rehabilitatie laten varen. De familie Tiecken was afkomstig uit Tongeren, waar ze geleidelijk fortuin had weten maken. De Tieckens verschijnen als belangrijke kremers en telden een aantal burgemeesters en schepenen onder hun rangen. In de 17de eeuw waren ze kapitaalkrachtig genoeg om als geldschieter op te treden, wat vaak nodig bleek in deze woelige eeuw, en verwierven ze heel wat gronden. Onder Lucas III Tiecken, de eerste die zich ook wel de Tiecken noemde, bereikte de macht van de familie een hoogtepunt: hij was verschillende malen burgemeester vzn Tongeren, schepen bij het Oppergerecht van Vliermaal, maakte deel uit van Tongerse afvaardigingen bij de Luikse staten en trad op als vertegenwoordiger van edelen bij transacties. In 1687 gaf Carlos de Gavre hem de heerlijkheid Hamal in pand voor 20.000 Brabantse florijnen.

Na de dood van Maria Cecilia de Tiecken werd Terhove eigendom van haar zus Anna Christina, meesteres van het Tongerse begijnhof. Zij liet Terhove na aan haar broer Arnold de Tiecken. Dat de familie ondertussen erg gesteld was op het goed blijkt uit een passage in haar testament, waaruit blijkt dat enkel de oudste zoon, of bij zijn afwezigheid de oudste dochter, Terhove mocht erven. Daarbij kwam dat als Arnold kinderloos bleef, zijn weduwe geen aanspraken mocht maken en dat Terhove terug aan de familie de Tiecken toekwam. Arnold de Tiecken overleed in 1756, waarop Terhove, conform de eisen van het testament, werd toegewezen aan zijn oudste zoon Peter Michel. Het is vermoedelijk onder hem dat het Ter Hove op de Ferrariskaart (1774-75) verschijnt.

Ferraris geeft het Château Ter Hoven weer als een grote vierkantshoeve, centraal aan de westelijke zijde van een mijtervormig perceel, dat volledig door wegen wordt omzoomd. Ten oosten van het gebouw zijn tuinen aangelegd, met een klein bijgebouwtje. Binnen het mijtervormig perceel zijn verder ten noord- en zuidwesten boomgaarden te situeren, ten noordoosten drassig terrein en ten zuidoosten een omgracht perceeltje grond. Deze gracht heeft een noordwaartse uitloper. Vanaf de straatgevel van de hoeve vertrekken wegen in westelijke richting naar Bommershoven en in noordwestelijke richting naar Borgloon. Ten zuidoosten van het perceel splitst een pad in zuidelijke richting naar het kasteel van Widooie en in oostelijke richting naar Widooie-dorp. De ruime omgeving, behalve een strook drassig land aan de beek, wordt ingenomen door akkerland. Het terrein ten noorden van het kasteel wordt als Puesbergh benoemd.

Na Peter Michel werd Marie-Michel-Balthazar de Tiecken eigenaar van Terhove, die evenals zijn beide broers van de nood een deugd maakte en vanaf de Franse Revolutie met alle daaropvolgende winden meewaaide: hij vocht onder Napoleon in diens grootste veldslagen, was bevelhebber van het Scheldeleger tijdens de Tiendaagse Veldtocht en eindigde zijn carrière als luitenant-generaal in het Belgisch leger. Hij werd geridderd en tot baron verheven, vanwaar de naam de Tiecken de Terhove. Ter Hove wordt in de Atlas der Buurtwegen (1840-44) aangeduid als Ferme de Mr. Le Général de Tiecken, hoewel het goed al op het voorprimitieve kadasterplan (1828) en blijkens de primitieve kadastrale legger (1840) op zijn minst gedeeltelijk tot kasteel was geëvolueerd.

Op het voorprimitief kadasterplan verschijnt de mijtervorm als rechthoek. De vierkantshoeve blijkt duidelijker uit verschillende componenten te bestaan, beschikt over een uitbouw aan de zuidoostelijke hoek (deze zone wordt in de legger letterlijk als kasteel vermeld) en ten oosten twee dienstgebouwen, waaronder een schuur. De zone ten oosten fungeert als moestuin, de zone ten noorden als boomgaard en het zuidelijke kaver als plaisirtuin, een vroeg landschappelijk parkje met twee vijvers ten zuidoosten (de vroegere zone met omgrachting). Het terrein wordt nog steeds door wegen omgeven en de bestaande uitvalswegen in westelijke en oostelijke richting zijn aangevuld met een nieuwe dreef, in de richting van de steenweg Tongeren-Borgloon ten noorden (deze weg werd in 1819-20 aangelegd).

Toen de generaal kinderloos stierf in 1848 erfde zijn broer Rutger Peter zowel het goed Terhove als de eraan verbonden baronnentitel. Rutger Peter had het weten schoppen tot kapitein-adjudant-majoor van de lijfwacht van Lodewijk-Napoleon en eindigde zijn carrière als lid van het Nationaal Congres en volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Maastricht. Zijn oudste dochter, gehuwd met Hendrik Willem Breuls, erfde Terhove in 1860.

Terhove evolueerde – alleszins op cartografisch niveau – voorlopig weinig: het primitieve plan van het Dépôt de la Guerre (1878) herbevestigt het voorprimitieve beeld. De Ferme is ondertussen Château de Terhoven geworden. In het park worden twee wegels aangeduid, één vanaf de zuidwestelijke hoek in de richting van het kasteel, één vanaf het oosten in de richting van de hoeve. De toegang tot beide functies is hierdoor, zoals de tijdsgeest eiste, gescheiden gehouden. Ook op de latere uitgave van de kaart, met de revisie van 1903 door het Militair Cartografisch Instituut, is deze zuidelijke oprit, die vandaag niet meer bestaat, afleesbaar.

Kleine transformaties omstreeks 1884 (schets 1884/9), 1910 (schets 1910/12) en 1955 (schets 1955/2) brachten het kasteel tot zijn huidige uitzicht en omvang.

Beschrijving

Het complex wordt gevormd door een vierkantshoeve, waarvan een deel van de zuidvleugel en het aansluitend deel van de oostvleugel tot kasteel zijn uitgebouwd. De hoeve omvat een straatvleugel (west) met poortgebouw, links en rechts geflankeerd door stallingen, een functie die wordt doorgetrokken in het voorste stuk van de zuidvleugel: de straatvleugel loop ten noorden uit in een gedeeltelijk buitenerfse, gedeeltelijk tot in de noordvleugel doorgetrokken (pachters)woning. De functie van de rest van de noordvleugel is onduidelijk, de oostvleugel doet vermoedelijk dienst als dwarsschuur. De boerderijgebouwen zijn geschikt rond een zeer ruim, geplaveid erf. De zone ten zuiden van het complex is als park in gebruik, de zone ten oosten fungeerde oorspronkelijke als moestuin, de zone ten noorden heeft een landbouwfunctie. Op de grens tussen park en moestuin bevindt zich het voormalige wagenhuis van het kasteel, in het verlengde van de zuidvleugel en via een afscheidingsmuur ermee verbonden.

Het geheel omvat bouwsporen uit verschillende periodes, met een naar verluidt goed bewaarde, voormalige kapel uit de 11de tot 12de eeuw. Het interieur, evenals de erfzijde konden niet bezocht worden.

Dreven en toegangen

Het goed Ter Hove wordt volledig door wegen omgeven. De oostelijke dreef Ter Hove is onderdeel van een private dreef, die vanaf de Steenweg zuidwaarts langsheen de Molenbeek loopt en ten zuidoosten uitmondt in de veldweg die de kasteelsite vanuit Widooie ontsluit. Aan de Steenwegzijde wordt de dreef geflankeerd door mogelijk een (voormalige?) portierswoning, aan de zijde van Widooie is ze met een poortje afgesloten. Op het moment van bescherming is de dreef deels beplant met nog jonge bruine beuken (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) en halfweg met oudere linden (Tilia).

Het inrijhek naar het kasteel en het park ligt op de westzijde, ten zuiden van het poortgebouw, waar naar classicistisch gebruik, een kleine excedra is uitgespaard die de inrit voor rijtuigen vergemakkelijkt. De haag wordt onderbroken door twee bakstenen muren die het kwartrond beloop vormen en afgewerkt zijn met een rollaag. Aan de buitenzijde is het metselwerk bij wijze van aanzetpijlers enkele lagen hoger gemetseld en bekroond met een geprofileerde deksteen. Het eenvoudig smeedijzeren hek tussen twee pijlers van blauwe hardsteen met bekronende vazen en twee schampstenen aan de voet, heeft vierkante onder-, tussen- en bovenregels, makelaar en stijlen maar ronde spijlen met lanspunten. Het dateert uit rond 1800, toen Ter Hove een kasteel werd. De oprit naar het aan de overkant gelegen wagenhuis vervoegt de rondweg in het park. Deze rondweg wordt afgeboord door stroken sneeuwbes (Symphoricarpos albus), gesnoeide buxus (Buxus sempervirens) en taxusmassieven (Taxus baccata)en tegenover het kasteel liggen stroken rozen (Rosa).

Poortgebouw

Het poortgebouw is een hoge, bakstenen constructie onder een zadeldak, met zijgevels voorzien van aandaken en vlechtingen. De voorgevel is verankerd met smeedijzeren krulankers. De rondboogpoort is gevat in een omlijsting van kalksteen, afgeboord met een ontlastingsboog van een platte laag, een rollaag en een platte laag. Boven de poort is een rechthoekig venster ingebracht, in vlakke kalkstenen omlijsting van vermoedelijk hergebruikt materiaal. Tussen poort en venster prijkt een kalkstenen gevelsteen met wapenschild en datering "ANNO 1723".

Stallen

Bij de poort sluiten links en rechts stallen aan, in baksteen op een silexplint, aan de straatzijde voorzien van asemgaten en afgedekt door licht geknikte, pannen zadeldaken. De stallingen lopen voor een stuk door in de zuidvleugel. Het brede volume, aangezet met een van uilengaten voorziene puntgevel, is duidelijk onderscheiden van de kasteelvleugel, niet alleen door het sobere, blinde baksteenparement, maar ook door de sprekende architectuur van het kasteel. De stallen omvatten aan erfzijde enkele staldeuren en zoldervensters.

Kasteelvleugel

De kasteelvleugel omvat een centraal breedhuisdeel van zes traveeën en twee bouwlagen op een licht verhoogde begane grond, in baksteen onder een leien zadeldak met dakkapellen. Dit volume is rechts geflankeerd door een even hoge, torenvormige uitbouw, één travee breed en één travee diep in baksteen onder een leien tentdak met lantaarnbekroning. Links bevindt zich een diephuis onder een leien zadeldak, dwars op de vleugel, zowel aan de veld- als aan de erfzijde sterk vooruitspringend en geprononceerd met een mergelstenen trapgevel. Trapgevels markeren ook aan twee zijden de grens tussen het diephuis en de rest van de vleugel. De trapgevel aan de veldzijde is drie traveeën breed en twee bouwlagen hoog. In de oksel tussen het breedhuis en het vooruitstekende deel van het diephuis is een rond torentje van drie bouwlagen gebouwd.

Het breedhuis omvat regelmatig gespreide, rechthoekige muuropeningen in een vlakke kalkstenen omlijsting. Een via trapjes bereikbare glasdeur bevindt zich in de derde travee van links. De vensters waren oorspronkelijk beluikt. Het trapgeveldeel omvat een gelijkvloerse verdieping in breuksteen en een overstek op bogen. De eerste bouwlaag is opengewerkt met een centraal kruisraam, links en rechts geflankeerd door een kloosterkozijn, de tweede bouwlaag telt drie kloosterkozijnen en in de geveltop zijn drie kleine zolderraampjes voorzien. De raamomlijstingen zijn geprofileerd en overspannen door een accoladevormige ontlastingsboog. Het torentje tussen het breed- en diephuis heeft een breukstenen plint, en is vanaf de tweede bouwlaag volledig in natuursteen afgewerkt. De eerste bouwlaag omvat een enkel raampje, de tweede drie aan elkaar gekoppelde kloosterkozijnen, de derde kleine venstertjes. Het parement wordt verlevendigd door een speklaag, borstweringen en een fries met dambordmotief.

De oostelijke toren is onderdeel van een heuse uitbouw op een L-vormig grondplan, met de oksel in het noordoosten en gedicht met een laag terras, het geheel aangebouwd tegen de oostelijke kopgevel van het breedhuis. De toren omvat aan zuid- en oostzijde telkens een keldergat en twee ramen in superpositie, alle rechthoekig in een vlakke kalkstenen omlijsting, de keldergaten met een natuurstenen tussenstijl. Ook in de overige gevels van de aanbouw schijnen dergelijke vensters te zijn ingebracht.

Tot het kasteel behoort ook een drie traveeën breed en twee bouwlagen hoog stuk van de oostvleugel, met een gemonumentaliseerde façade achteruit gelegen in vergelijking met de flankerende zuidvleugel en schuur. De gevel omvat gewone ramen, bol-, klooster- en kruiskozijnen, regelmatig omlijst of afgewerkt met negblokken in kalk- en mergelsteen. De gevel is verankerd en wordt afgeboord door een kroonlijst op mergelstenen modillons, centraal onderbroken door een boogfries, waarboven een geknotte puntgevel werd uitgewerkt.

Schuur

De schuur, in het verlengde van de achterste kasteelvleugel, is een hoog volume onder een pannen zadeldak tussen aandaken. Het corpus, opgetrokken in baksteen met kalkstenen hoekblokken, heeft gesloten buitengevels en is vanaf erfzijde toegankelijk via een grote rondboogpoort in kalkstenen omlijsting. Een aantal lage vensters aan erfzijde zou kunnen wijzen op een andere functie dan schuur.

Noordvleugel

De noordvleugel schijnt oorspronkelijk als stal te hebben gefungeerd, maar dit is niet zeker. Het voorste deel van de vleugel werd mogelijk al gebruikt als woonhuis, maar werd in elk geval tot een dergelijke functie verbouwd en vooral aan veldzijde gemonumentaliseerd: de westelijke kopgevel van de vleugel werd samen met een buitenerfse uitbreiding van de straatvleugel verbouwd. De straatvleugel werd naar het noorden doorgetrokken en van een monumentale kopgevel werd voorzien. Bij deze uitbreiding sluit een nieuwe dwarsvleugel aan, onder een eigen pannen zadeldak, afgewolfd aan de achterzijde, dat in tegenstelling tot de zadeldaken van de oorpspronkelijke vleugels geen knik vertoont en in plaats van een overhangde dakrand voorzien is van monumentale kroonlijsten. De uitbreiding onttrekt de oude noordvleugel van buitenuit vrijwel volledig aan het zicht. Het is onduidelijk in hoeverre er sprake is van interne samenhang tussen de verschillende componenten, maar naar buiten toe blijkt alles als woonhuis in gebruik: de gevels zijn rijkelijk voorzien van muuropeningen van alle types: rechthoekig, getoogd, met kalf, met tussenstijlen, al dan niet omlijst in kalksteen. Het lijstwerk werd geheel of gedeeltelijk gerecupereerd. De hergebruikte deurlatei draagt het opschrift "IN CONCORDIA HUMILITATE" en de datering 1759.

Wagenhuis

Het voormalige wagenhuis is een eenvoudige baksteenconstructie onder afgewolfd, leien zadeldak met dakvensters en pirons op de nokpunten. Het gebouw omvat verschillende rechthoekige muuropeningen in vlakke kalkstenen omlijsting, en een drietal vernieuwde poorten. Het volume is achterwaarts uitgebreid met nieuwbouw.

Park

Het park strekt zich uit aan de zuidgevel van het kasteel en wordt begrensd door de Ter Hove dreef ten oosten en ten zuiden, en door het verlengde van de vroeg 19de-eeuwse dreef ten oosten. Van de oudste aanleg, die we tussen 1820 en 1840 situeren, zijn er nog enkele monumentale bomen bewaard, zoals een meerstammige haagbeuk (Carpinus betulus), maar het merendeel van de beplanting is van recentere datum. Het terrein bestaat uit een ruim grasveld met twee kleine vijvers ten oosten, enkele solitairen en een bomenrand. Deze laatste heeft dankzij de bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea')een mooie variatie in kleur en ritme. Ten zuiden is een opening uitgespaard voor uitkijk op het landschap. De vijvers zijn door hoge bomen omringd en op het eilandje groeit een treures (Fraxinus exelsior 'Pendula').

Nog steeds aan parkzijde, in de zone achter het wagenhuis wordt een kleiner grasveldje gedetermineerd door een halfronde haag, gesnoeid in bogen met hogere aanzetten, waarvan er twee een doorgang omkaderen. De muur met siervazen en gesteelde bollen, die het kasteel met het wagenhuis verbindt, schermt een kleine siertuin af met hagen, snoeivormen, gras, bloembedden en rozen, gelegen tussen bakstenen muren. Hij grenst aan de voormalige moestuin, die nu in weide is omgezet, en die de hele noordoostelijke hoek besloeg. De bakstenen muren zijn, op de noordoostelijke hoek na, grotendeels bewaard.

  • DE MAEGD C. s.d.: Historische tuinen en parken van Vlaanderen, Inventaris Limburg, Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, publicatie in voorbereiding.
  • HELSEN J., MOERMANS W., SEVERIJNS P., e.a. 1988: 2000 jaar Tongeren – 15 vóór Chr. tot 1985, Hasselt, 209 (foto).
  • PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Provincie Limburg. Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14N4, Turnhout, 112-113.
  • VANDEWAL S. 2002: Gronden en renten in Haspengouw: institutionele en socio-economische geschiedenis (14de-18de eeuw). Case-study: de familie de Tiecken en aanverwanten te Tongeren, onuitgegeven licenciaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, 73-77, 126-128.

Bron: Beschermingsdossier DL002352, Kasteel Ter Hove (digitaal dossier)
Auteurs:  Defresne, Serge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Defresne S. 2005: Kasteeldomein Ter hove [online], https://id.erfgoed.net/teksten/179791 (geraadpleegd op ).


Kasteel Ter hove ()

Herenhoeve, gelegen op de oostgrens van de gemeente, op de westelijke oever van de Mombeek. In oorsprong een Gallo-Romeins domein, dat door de Franken werd overgenomen. Het lag onmiddellijk ten zuiden van de Romeinse heirbaan. In 773 werd het eigendom van de abdij van Corbie, die er haar proosdij vestigde, van waaruit het grondgebied van de abdij in de streek Haren-Bommershoven-Widooie werd beheerd. Uit deze vroege periode zouden belangrijke resten bewaard zijn van een voormalige kapel uit de 11de - 12de eeuw. Dit kon niet gecontroleerd worden.

Het huidige gebouw is een gesloten herenhoeve, die in deze vorm reeds staat afgebeeld op de Ferrariskaart (1771-77), met vermelding Château Ter hoven; een gevelsteen dateert deze gebouwen 1723. Het domein is volledig door een weg omringd; in de zuidoosthoek staan resten van een voormalige omgrachting weergegeven. Midden 19de eeuw, zie Atlas van de Buurtwegen (1844) met vermelding Ferme de Mr Le Général Tieken is deze toestand nauwelijks veranderd; de resten van de omgrachting zijn omgevormd tot een vijver. Thans schijnt alleen het poortgebouw met aanleunende stallen in zijn oorspronkelijke toestand bewaard; het grondplan bleef dat van een gesloten hoeve, doch de volumes van de overige vleugels schijnen gewijzigd door bijbouw of afbraak en nieuwbouw. Het kasteel kon niet bezocht worden.

Twee dreven vormen de toegang tot het goed. Hoog bakstenen poortgebouw onder zadeldak, tussen zijgevels met aandaken en vlechtingen. Smeedijzeren ankers met krullen. Rondboogpoort in een omlijsting van kalksteenblokken (hergebruikt materiaal?); ontlastingsboog van een platte laag, een rollaag en een platte laag. Erboven een kalkstenen gevelsteen met wapenschild en opschrift: ANNO/1723. Hierboven een rechthoekig venster in een kalkstenen omlijsting van hergebruikt materiaal. Aansluitende, bakstenen stallen onder zadeldaken (Vlaamse pannen), voorzien van 19de-eeuwse (tweede helft) bakstenen asemgaten. De silexplint duidt op een kern uit de 17de eeuw. De zuidelijke vleugel is eveneens van baksteen, en voorzien van rechthoekige muuropeningen in een vlakke kalkstenen omlijsting, voorheen beluikt, uit eerste kwart 19de eeuw. Een risaliet met trapgevelbekroning onder zadeldak, heeft een mergelstenen voorgevel; mogelijk gaat het om een oudere kern; de muuropeningen zijn neogotisch: kleine vensters en kloosterkozijnen in een geprofileerde omlijsting met accoladevormige ontlastingsboog. De bij de poortvleugel aansluitende woning (nummer 140), is recent. Voor de muuropeningen werd gebruik gemaakt van materiaal uit de tweede helft van de 17de eeuw en tweede helft van de 18de eeuw. Op de hergebruikte deurlatei het opschrift IN CONCORDIA HUMILITATE (1759).

  • KUBACH H.E. - VERBEEK A. 1976: Romanische Baukunst an Rhein und Maas, Berlin, 107.
  • SCHAETZEN G. de 1947: De weg Tongeren-Tienen en de "Laagte van Terhove", Het Oude Land van Loon, 2, 6-13.
  • WOUTERS D. de 1949: Terhove, ou se trouvait l'ancien prévôté de l'abbaye de Corbie, Le Patriotte Illustré, 65, 374-375.

Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1999: Kasteeldomein Ter hove [online], https://id.erfgoed.net/teksten/31755 (geraadpleegd op ).