Eclectische fruitkwekersvilla, gekadastreerd in 1932, met tuin. Het herenhuis getuigt van de bouwactiviteit gedurende de 19de en 20ste eeuw in de stadsontwikkelingszone rond het vroegere station van Borgloon.
De eclectische fruitkwekersvilla werd in 1929 ontworpen door de in Tongeren gevestigde architect Achille Foucart (1872-1952) in opdracht van de familie Copis - De Fastré. In de 19de en 20ste eeuw was er in het gebied rond het station van Borgloon een stadsontwikkelingszone waarvan onder andere deze villa in de Stationsstraat dateert. De villa is gekadastreerd in 1932.
Het eclectisch herenhuis, gelegen in de Stationsstraat ten noorden van het centrum van Borgloon, is opgevat als een geblokt baksteenvolume met kalkstenen details, het geheel op een verhoogde begane grond en onder een leien mansardedak met hoge schoorstenen. De façade telt vier traveeën, met een licht geprononceerde risaliet van drie bouwlagen rechts, tegenover twee bouwlagen in de overige drie traveeën. De ingang bevindt zich in de derde travee en is bereikbaar via een terras dat zich over de breedte van de drie linkse traveeën uitstrekt en beschikt over een sierlijke natuurstenen trap over de breedte van de ingangstravee. De trap en het terras zijn afgeboord met een kalkstenen balustrade. Het huis behield zeer elegant deur- en vensterschrijnwerk.
De risaliet, afgelijnd door kalkstenen hoekblokken, rust op een breukstenen bossageplint. Ter hoogte van de bel-etage is ze uitgewerkt als erker met een centraal korfboogvenster, geflankeerd door smallere rondboogvensters links en rechts. De vensters zijn van elkaar gescheiden door halfzuiltjes. Deze bouwlaag is volledig afgewerkt in kalksteen, met inbegrip van een bekronend balkon met balustrade. De tweede bouwlaag omvat opnieuw een drielichtsvenster gelijkaardig aan het gelijkvloers, met inbegrip van de zuiltjes, maar hier is de natuurstenen afwerking beperkt tot het lijstwerk, waarbij elk raam over een trapezoïdale sluitsteen beschikt. Een kalkstenen cordonlijst scheidt de tweede van de derde bouwlaag en op deze lijst rust opnieuw een drielichtsvenster, smaller dan de voorgaande, met een hoog rondboograam in het midden en lagere rondboogramen links en rechts, het geheel gevat in een kalkstenen omlijsting met sluitstenen. De travee eindigt in een verankerd klokgeveltje, links en rechts geaccentueerd door barokke vazen, afgelijnd door natuurstenen krulwerk en bekroond met een palmet.
De drie zijtraveeën vormen een lijstgevel, links afgeboord door kalkstenen hoekblokken en bovenaan door een houten kroonlijst op modillons. De ingangstravee is licht geprononceerd in het metselwerk en omvat een rondboogvormige ingangsdeur, in een geprofileerde kalkstenen omlijsting en bekroond door een marquise. De gevel bestaat verder uit rondboogvensters waarvan de bogen door kalkstenen negblokken worden geaccentueerd, aansluitend bij kalkstenen speklagen over de gehele breedte van de gevel. De vensterborstweringen van de tweede bouwlaag zijn opgevat als licht verdiepte cassettes, onderaan afgeboord door een smalle kalkstenen cordonlijst, bovenaan door de kalkstenen onderdorpels van de vensters die een cordonlijst vormen. De borstwering van het raam boven de ingangsdeur is afgewerkt met kalkstenen balusters, bij wijze van accent. Elke travee wordt bekroond met een rondbogig dakvenster, in kalksteen omlijst met voluutvormige rechtstanden en een geprofileerde boog.
De zijgevels van het pand zijn zeer sober, met een aantal vensters ter hoogte van de verdieping en een zijingang rechts, bereikbaar via een sierlijke ijzeren trap en bekroond door een marquise.
In de tuin bleef achteraan links een vrijstaand koetshuis bewaard. Het gaat om een eenvoudige bakstenen constructie met rondboogvormige muuropeningen met hardstenen sluitstenen en een natuurstenen cordonlijst. Het geheel wordt afgedekt door een pannen zadeldak, afgeboord met houten lijstwerk en voorzien van dakkapellen met houten sierlijstwerk en bekroond door pirons.
In de tuinaanleg ontbreken de voor het interbellum typische vormen en materialen en wordt terug gegrepen naar voorbije schema's, zowel uit de 19de eeuw als uit de art nouveau.
De voortuin is van de straat gescheiden door een geschoren haag van deels taxus en deels haagbeuk ter vervanging van een houten hek, met een vormgeving geïnspireerd op de art nouveau. Twee oprijlanen geven toegang links naar het wagenhuis, rechts naar de dienstingang van het huis. Hun houten poorten, in dezelfde stijl als het verdwenen hek, evenals hun vierkante pijlers van baksteen met sokkel, speklagen, deksteen van natuursteen en bekronende vaas van kunststeen, bleven behouden. De voortuin met gras is doorsneden door een halfcirkelvormig pad in grijze steenslag dat beide oprijlanen verbindt. Op de perceelsgrenzen werden struiken geplant: onder meer gewone taxus (Taxus baccata), gewone hazelaar (Corylus avellana), hulst (Ilex aquifolium), bonte beshulst (Ilex aquifolium ‘Argenteomarginata’) en ook een vederesdoorn (Acer negundo).
Twee houten poorten tussen pijlers naar het model in de voortuin bakenen het erf af tussen het wagenhuis en de woning. De afsluiting van het erfje achteraan, begroeid met een klimroos 'Comtesse de Paris' uit 1932, is de vertaling in beton van het model van de houten poorten. Centraal op het betegeld erf, ligt een cirkelvormig grasveldje met getande, betonnen boordstenen en centraal een vierkante, monolitische pijler van arduin met een geprofileerde sokkel, deksteen en een vaas voor éénjarigen van kunststeen.
De zijtuin rechts van het huis vertoont elementen typisch voor landschappelijke tuinen. Tegenover de dienstingang van het huis (met gietijzeren trap en smeedijzeren leuning) leidt een tuinpaadje naar een lichte verhoging in het terrein, met een kring van varens aan de voet en een rondpad. De zeshoekige, ijzeren constructie op de verhoging is begroeid met blauwe regen (Wisteria sinensis) en bedoeld als groenprieel. Het tuinpad heeft een ijzeren rozenboog als ingang en rechts ervan staat, op twee, getrapte schijven van beton, een tweede arduinen sokkel met vaas voor éénjarigen.
De achtertuin die oorspronkelijk als fruit- en moestuin was ingericht, bestond ten tijde van de bescherming in 2004 grotendeels uit een grasveld waarin nog enkele fruitbomen en contrespaliers van peren langs het pad aanwezig waren. De ijzeren poortjes van de moestuin waren van elders afkomstig. In 2022 werd de achtertuin heraangelegd rondom een centrale zwemvijver.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Schlusmans, Frieda; Van den Broeck, Myriam; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Schlusmans F. & Van den Broeck M. & Duchêne H. 2024: Eclectisch herenhuis met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/438560 (geraadpleegd op ).
De eclectische fruitkwekersvilla werd in 1932 gekadastreerd. Het herenhuis getuigt van de bouwactiviteit gedurende de 19de en 20ste eeuw in de stadsontwikkelingszone rond het vroegere station van Borgloon.
De villa in de Stationsstraat, gekadastreerd in 1932, getuigt van de bouwactiviteit gedurende de 19de en 20ste eeuw in de stadsontwikkelingszone rond het vroegere station van Borgloon.
Het eclectisch herenhuis, gelegen in de Stationsstraat ten noorden van het centrum van Borgloon, is opgevat als een geblokt baksteenvolume met kalkstenen details, het geheel op een verhoogde begane grond en onder een leien mansardedak met hoge schoorstenen. De façade telt vier traveeën, met een licht geprononceerde risaliet van drie bouwlagen rechts, tegenover twee bouwlagen in de overige drie traveeën. De ingang bevindt zich in de derde travee en is bereikbaar via een terras dat zich over de breedte van de drie linkse traveeën uitstrekt en beschikt over een sierlijke natuurstenen trap over de breedte van de ingangstravee. De trap en het terras zijn afgeboord met een kalkstenen balustrade. Het huis behield zeer elegant deur- en vensterschrijnwerk.
De risaliet, afgelijnd door kalkstenen hoekblokken, rust op een breukstenen bossageplint. Ter hoogte van de bel-etage is ze uitgewerkt als erker met een centraal korfboogvenster, geflankeerd door smallere rondboogvensters links en rechts. De vensters zijn van elkaar gescheiden door halfzuiltjes. Deze bouwlaag is volledig afgewerkt in kalksteen, met inbegrip van een bekronend balkon met balustrade. De tweede bouwlaag omvat opnieuw een drielichtsvenster gelijkaardig aan het gelijkvloers, met inbegrip van de zuiltjes, maar hier is de natuurstenen afwerking beperkt tot het lijstwerk, waarbij elk raam over een trapezoïdale sluitsteen beschikt. Een kalkstenen cordonlijst scheidt de tweede van de derde bouwlaag en op deze lijst rust opnieuw een drielichtsvenster, smaller dan de voorgaande, met een hoog rondboograam in het midden en lagere rondboogramen links en rechts, het geheel gevat in een kalkstenen omlijsting met sluitstenen. De travee eindigt in een verankerd klokgeveltje, links en rechts geaccentueerd door barokke vazen, afgelijnd door natuurstenen krulwerk en bekroond met een palmet.
De drie zijtraveeën vormen een lijstgevel, links afgeboord door kalkstenen hoekblokken en bovenaan door een houten kroonlijst op modillons. De ingangstravee is licht geprononceerd in het metselwerk en omvat een rondboogvormige ingangsdeur, in een geprofileerde kalkstenen omlijsting en bekroond door een marquise. De gevel bestaat verder uit rondboogvensters waarvan de bogen door kalkstenen negblokken worden geaccentueerd, aansluitend bij kalkstenen speklagen over de gehele breedte van de gevel. De vensterborstweringen van de tweede bouwlaag zijn opgevat als licht verdiepte cassettes, onderaan afgeboord door een smalle kalkstenen cordonlijst, bovenaan door de kalkstenen onderdorpels van de vensters die een cordonlijst vormen. De borstwering van het raam boven de ingangsdeur is afgewerkt met kalkstenen balusters, bij wijze van accent. Elke travee wordt bekroond met een rondbogig dakvenster, in kalksteen omlijst met voluutvormige rechtstanden en een geprofileerde boog.
De zijgevels van het pand zijn zeer sober, met een aantal vensters ter hoogte van de verdieping en een zijingang rechts, bereikbaar via een sierlijke ijzeren trap en bekroond door een marquise.
In de tuin bleef achteraan links een vrijstaand koetshuis bewaard. Het gaat om een eenvoudige bakstenen constructie met rondboogvormige muuropeningen met hardstenen sluitstenen en een natuurstenen cordonlijst. Het geheel wordt afgedekt door een pannen zadeldak, afgeboord met houten lijstwerk en voorzien van dakkapellen met houten sierlijstwerk en bekroond door pirons.
De voortuin is van de straat gescheiden door een geschoren haag van westerse levensboom (Thuja occidentalis) ter vervanging van een houten hek, met een vormgeving geïnspireerd op de art nouveau. Twee oprijlanen geven toegang links naar het wagenhuis, rechts naar de dienstingang van het huis. Hun houten poorten, in dezelfde stijl als het verdwenen hek, evenals hun vierkante pijlers van baksteen met sokkel, speklagen, deksteen van natuursteen en bekronende vaas van kunststeen, bleven behouden. De voortuin met gras is doorsneden door een halfcirkelvormig pad in grijze steenslag dat beide oprijlanen verbindt. Op de perceelsgrenzen werden struiken geplant: onder meer gewone taxus (Taxus baccata), gewone hazelaar (Corylus avellana), hulst (Ilex aquifolium), bonte beshulst (Ilex aquifolium ‘Argenteomarginata’) en ook een vederesdoorn (Acer negundo).
Twee houten poorten tussen pijlers naar het model in de voortuin bakenen het erf af tussen het wagenhuis en de woning. De afsluiting van het erfje achteraan, begroeid met een klimroos 'Comtesse de Paris' uit 1932, is de vertaling in beton van het model van de houten poorten. Centraal op het betegeld erf, ligt een cirkelvormig grasveldje met getande, betonnen boordstenen en centraal een vierkante, monolitische pijler van arduin met een geprofileerde sokkel, deksteen en een vaas voor éénjarigen van kunststeen.
De achtertuin is de voormalige fruit- en moestuin, grotendeels in gras omgezet, met behoud van enkele fruitbomen, onder meer de tegengelinten (contrespaliers) van peren (Pyrus) langs het pad. De ijzeren poortjes van de moestuin zijn van elders afkomstig.
De zijtuin rechts van het huis vertoont elementen typisch voor landschappelijke tuinen. Tegenover de dienstingang van het huis (met gietijzeren trap en smeedijzeren leuning) leidt een tuinpaadje naar een lichte verhoging in het terrein, met een kring van varens aan de voet en een rondpad. De zeshoekige, ijzeren constructie op de verhoging is begroeid met blauwe regen (Wisteria sinensis) en bedoeld als groenprieel. Het tuinpad heeft een ijzeren rozenboog als ingang en rechts ervan staat, op twee, getrapte schijven van beton, een tweede arduinen sokkel met vaas voor éénjarigen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Eclectisch herenhuis met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/158118 (geraadpleegd op ).
Alleenstaand herenhuis uit eerste kwart 20ste eeuw in eclectische stijl, gelegen in een ruime omhaagde tuin, links en rechts bereikbaar via houten hekken. Achteraan links een alleenstaand koetshuis. Dubbelhuis van vier traveeën en twee, in het risaliet drie, bouwlagen, onder mansardedak. Souterrain met breukstenen parement. Bakstenen gebouw met voornamelijk neobarokke ornamentiek, onder meer de in- en uitzwenkende geveltop bekroond met vazen; erker op de eerste bouwlaag, waarop een hardstenen balustrade.
Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1999: Eclectisch herenhuis met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/31830 (geraadpleegd op ).