is aangeduid als beschermd monument Cijnshof De Klee
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Cijnshof De Klee
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Cijnshof De Klee: omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Cultuurlandschap rond Kuttekoven
Deze bescherming is geldig sinds
Het cijnshof De Klee is één van de historische laathoven op het grondgebied van Kuttekoven. Het huidige gesloten hoevecomplex dateert van de tweede helft van de 19de eeuw, met een 17de-eeuwse kern, en omvat een poortgebouw, het woonhuis van het oude kasteel De Klee en een aansluitende pachterswoning, stallen en een dwarsschuur. Tegenover het complex ligt een voormalige herenboerentuin waarvan de inrijpoort en het tuinprieel bewaard bleven.
Naast het Hof van Herckenrode of de Herkenrodewinning, omvatte Kuttekoven nog enkele grotere laathoven, die mogelijk met elkaar kunnen worden geassocieerd: Sint-Servaas, eigendom van het Maastrichtse Sint-Servaaskapittel, het Hof van Guffen en het cijnshof De Klee. De Klee kan het duidelijkst worden geïdentificeerd. De hoeve verschijnt in de Bundergeldatlas van Herkenrode onder de benaming Den verloren cost en hoewel bepaalde bronnen beweren dat het ooit aan de abdij toebehoorde, schijnt dit tijdens het opstellen van de atlas in de jaren 1680 nog niet het geval te zijn geweest. Het bouwperceel lag wel op de hoek van het enorme blok rond de Herkenrodewinning, op een hoek tussen de Kleestraat en een veldwegje in de richting van Kuttekoven-kerk. Hoewel de weergave van de hoeve enigszins aan bepaalde standaarden beantwoordt, wordt toch een hoektorentje weergegeven ter identificatie. Het weergegeven blok kan op die manier eventueel worden geïdentificeerd met (een deel van) de 17de-eeuwse kern van het huidige corpus.
Op de Ferrariskaart (1771-1777) wordt De Klee onder de naam Cense den Klein aangeduid. Het monovolume was ondertussen tot een U-vormig complex geëvolueerd, open naar de straat, op een perceel dat volledig door wegen was afgeboord: vooraan door de huidige Kleestraat, achteraan door een weg die vanaf de achterzijde van de Herkenrodewinning via een zuidwestwaartse bocht naar het centrum van Kuttekoven leidde, en links en rechts door paadjes die de Kleestraat met deze weg naar het dorp verbonden. Het linkse paadje werd reeds weergegeven in de Bundergeldatlas, het rechtse kan met een perceelgrens worden geïdentificeerd. Op het afgebakende perceel worden een moestuin en uitgestrekte boomgaard weergegeven. Tegenover de hoeve is een perceel specifiek als bosje aangeduid ("overtuin").
Het voorprimitieve kadasterplan (1809) toont een complex, de Clee Pachthoef, in semi-gesloten bebouwing. Het primitieve bouwblok met het torentje, dat overigens als een kleine uitstulping in de noordoostelijke gevel verschijnt, vormt de basis voor de linkervleugel, die zich ver naar achteren uitstrekt en aansluit bij een korte achtervleugel. De rechter- en straatvleugel zijn volledig vrijstaand. Links van het goed wordt een tuin met parterres afgebeeld. De afbakening van het bouwperceel is niet zo uitgesproken als Ferraris wil laten uitschijnen, maar de wegen die hij weergeeft blijken wel bepalend te zijn geweest voor de perceelsverdeling. De wegen achter het perceel en rechts ervan bleken niet meer te bestaan, tenzij als perceelsgrens, en van het veldwegje links bleef het tracé bewaard tot aan de zuidwestwaartse bocht naar het dorp. Het oerperceel blijkt sinds Ferraris echter onverdeeld.
Tot het primitieve kadaster en de Atlas der Buurtwegen (1840-1844) verandert er niet veel aan de voorprimitieve constellatie. De hoeve, waaraan een soort poortconstructie en een buitenerfs gebouwtje zijn toegevoegd, verschijnt voor het eerst onder de benaming Château La Clée. De primitieve legger vermeldt advocaat Mareschal als eigenaar. Onder kasteel kan in strikte zin enkel de oude, residentiële kern worden begrepen, de rest van het complex stond hier als hoeve tegenover. De zone vooraan tegenover het ensemble en een stuk links ervan worden als jardin omschreven, het terrein erachter als verger. Ondanks bepaalde veralgemeningen blijkt Ferraris dus een betrouwbare iconografische bron naar het grondgebruik toe.
Verder doorheen de 19de en 20ste eeuw evolueert De Klee tot een gesloten hoeve. De nabije Herkenrodewinning werd hiertoe geleidelijk gesloopt. Verschillende monumentale en heraldisch gekleurde elementen die in het nieuwe hoevecomplex zijn verwerkt, getuigen hiervan. In 1847 werden linker- en achtervleugel verbouwd, uitgebreid en aaneengesloten, de residentiële kern bleef voorlopig onaangeroerd. In 1860 werden twee buitenerfse constructies toegevoegd, rechts in het verlengde van de straatvleugel. In 1872 volgde een buitenerfse achterbouw, achteraan in het verlengde van de linkervleugel. In 1876 schijnen er kleine verbouwingswerken te zijn uitgevoerd aan de residentiële kern, die in 1898 een gedeelte van de linkervleugel annexeerde. In 1909 volgden opnieuw verbouwingswerken aan de hoeve, waarvan de straatvleugel werd aangepast, aan de achtervleugel werden elementen toegevoegd. Een laatste zichtbare verbouwing dateert uit 1920, toen de straatvleugel uiteindelijk werd gedicht.
Ondertussen was een nieuwbouwkasteel gerealiseerd, ten noorden van het oude. Het nieuwe kasteel de Klee, in een gevelsteen omstreeks 1907 gedateerd, werd opgetrokken door barones Sneyers-d'Attenhoven. Het nieuwe kasteel brandde uit in 1933, en naar aanleiding van de restauratie schijnen er ook nog werken te zijn uitgevoerd in de hoeve.
Cijnshof De Klees is een gesloten, bakstenen hoeve, met gebouwen gegroepeerd rondom een rechthoekig gekasseid erf met centrale mestvaalt. Het complex dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw, met verschillende bouwsporen uit de 17de eeuw en hergebruik van materiaal van het voormalige Hof van Herckenrode. Het poortgebouw met flankerende paardenstallen is gelegen aan de straatzijde, het oud kasteel met aansluitende pachterswoning en stal vormen de linkervleugel, bijkomende stallen bevinden zich in de rechtervleugel en de achtervleugel herbergt een dubbele dwarsschuur.
Het poortgebouw is een kleine constructie aan de straatzijde, met een doorrit erachter, wederzijds geflankeerd door autonome stalgebouwen. De gebouwen zijn elk afzonderlijk van (kunst)leien schilddaken met pirons voorzien, de doorrit is door een zadeldak afgedekt. De poort is een gerecupereerde, 18de-eeuwse korfboogpoort in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met schijnvoegen en entablement. De stallen zijn uitgerust met asemgaten en rechthoekige deuren in gerecupereerde kalklijsten en eenvoudige (laad)vensters. In de gevel zijn verschillende wapenstenen aanwezig, gerecupereerd uit de Herkenrodewinning: het wapen van de familie Pauli-Stravius, uitbaters van de Herkenrodewinning, gedateerd 1710, vormt de sluitsteen van de poort, het wapen van abdis Barbara van Hinnisdael, gedateerd 1650, is verwerkt in het poortentablement, een wapensteen van abdis Barbe de Rivière d'Arschot, voorzien van het devies "VIRTUS CORONAT OPUS" en gedateerd 1734, siert de straatgevel van de linkse stal en het wapen van abdis Claudia de Merode, voorzien van het devies "REM DEO" en gedateerd 1682, siert de straatgevel van de rechtse stal.
Het oude woonhuis zou in kern opklimmen tot de 17de eeuw. Hoekblokken ongeveer halverwege de erfzijdegevel schijnt een oorspronkelijk korter volume te suggereren, hetgeen bevestigd lijkt te worden door de regelmatige spreiding van oorspronkelijke muurankers rechts van de blokkenlijn, in de zone waar ook een deur (gedeeltelijk afgeboord met al dan niet gerecupereerde kalkstenen negblokken) en vier vensters te situeren zijn. De zone links van de lijn is volledig blind.
Het gebouw werd stilistisch gezien grondig aangepast omstreeks het midden van de 19de eeuw. Het volume schijnt naar buiten toe te zijn uitgebreid en is sinds de Atlas der Buurtwegen niet meer wezenlijk gewijzigd. De verbouwing blijkt extern inderdaad vooral uit de voorgevel van het pand die net aan de vroegere buitenzijde te situeren is, waar de Atlas der Buurtwegen een tuin aanduidt, die tegenwoordig onderdeel vormt van het nieuwe kasteelpark.
De façade toont een dubbelhuisstructuur, met drie traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak met schild aan de straatzijde. Het linkse gedeelte van de façade omvat een torenconstructie, vierkant onder een leien tentdak, afgewerkt met overhoekse muizentandfries onder de kroonlijst en een gerecupereerde gevelsteen. De rest van de façade, herkenbaar aan de cementering boven de hardstenen plint, vertoont een neoklassieke ordonnantie: de centrale risaliet is voorzien van een rechthoekige, beluikte vleugeldeur in een hardstenen omlijsting, waarboven zich een eveneens beluikt deurvenster bevindt onder een hardstenen latei, met een smeedijzeren balkon. De beluikte vensters in de buitenste traveeën zijn voorzien van een hardstenen latei en lekdrempel. Hoekpilasters accentueren de uiteinden van de gevel en de risaliet.
De pachterswoning en aansluitende stal vertonen bouwsporen uit verschillende periodes. 17de-eeuwse elementen zijn het duidelijkst aanwezig in de achtergevel van het stalgedeelte, onder de vorm van een silexplint, kalkstenen lateien en een ontlastingsboog, die wijzen op aangepaste kruiskozijnen, evenals het onderste gedeelte van een deuromlijsting. Tegen de erfzijdegevel van de pachterswoning prijken jaartalankers met de aanduiding 1709. De vele rechthoekige raampjes zijn gevat in een hergebruikte kalksteen omlijsting.
De dubbele dwarsschuur telt vijf traveeën onder een zadeldak met Vlaamse pannen. De gevel wordt gedomineerd door twee korfboogpoorten, de linkse in een hardstenen omlijsting met negblokken, de rechtse met een hardstenen aanzet en bakstenen omlijsting. Tussen beide poorten is een kleinere rondboogpoort geplaatst, in een bakstenen omlijsting. De poorten alterneren met twee rechthoekige vensters in een hardstenen omlijsting. De rechtse zijgevel is voorzien van aandak en vlechtingen.
De rechtse stalvleugel van tien traveeën onder een zadeldak met Vlaamse pannen wordt gekenmerkt door een duidelijke bouwnaad naast de vierde travee van rechts. De vleugel is opengewerkt met vijf rechthoekige deuren, vensters en laadvensters in een hardstenen omlijsting.
Ten westen, tegenover het pachthof en in de hoek met de Molenweg van Widdingen, ligt een omhaagde overtuin op een primitief perceel. Het is een parkje dat vóór 1907 als herenboerenparkje moet hebben dienst gedaan. De resterende oude bomen samen met de smeedijzeren restanten van een tuinprieeltje in de noordoostelijke hoek en het uitgewerkt inrijhek herinneren nog aan deze functie. Het inrijhek naar de overtuin dateert vermoedelijk uit het begin van de 20ste eeuw. De vierkante stijlen en regels hebben door plaatjes benadrukte hechtingspunten die men ook als sleutelplaten aantreft, hier nog benadrukt door een omschrijvende krul. De ronde onderspijltjes eindigen op vlammen en de spijlen op speerpunten. Ze hebben een klimmend beloop, opgevangen door sierlijk krulwerk dat ook de middelste, hoogste spijl benadrukt.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Hoogstamboomgaard
Is deel van
Kuttekoven
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Cijnshof De Klee [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31993 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.