Teksten van Watermolen van Heks

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/32097

Watermolen van Heks ()

Het complex bestaat uit een molenhuis, een molenaarswoning en stallen. De bakstenen gebouwen boven lage gecementeerde plinten en onder zadeldaken met Vlaamse pannen zijn geschikt rondom een voorerf en een achtererf.

Historiek

De Heksmolen werd opgericht door de cisterciënzers van de abdij van Villers, die het domein Heks in 1174 ten geschenke hadden gekregen van gravin Agnes van Loon. In 1282 wordt vermeld dat zij in Heks het Monnikenhof bouwden, bomen plantten op de gemene weide en de Herkebeek afleidden naar een molen. De molen werd onder de benaming Hex Molen weergegeven op de Ferrariskaart (1771-1777) en verschijnt daar als een L-vormig complex, een eindje van de huidige Molenstraat verwijderd, met een vleugel parallel aan de beek en een aansluitende, dwarse achtervleugel. Hetzelfde beeld verschijnt op het primitieve kadasterplan, maar daar is het bestaande complex al uitgebreid met een achtererf, waaraan een vrijstaand dienstgebouw grenst, parallel met de oude achtervleugel.

Beschrijving

Het complex bestaat uit bakstenen gebouwen boven lage gecementeerde plinten en onder zadeldaken met Vlaamse pannen. Bij het molenhuis, parallel met de beek, sluit dwars een woonhuis aan, met een gekasseid achtererf, toegankelijk via een ijzeren hek links naast het huis; aan het achtererf, parallel met het woonhuis, grenst ook een vrijstaande stal. De Heksmolen is van het bovenslagtype; een ijzeren goot voerde het water aan vanuit de thans droog staande molenvijver. Het woonhuis, vier traveeën breed en anderhalve bouwlaag hoog onder een steil dak, is door een brandmuur van het aansluitende molenhuis gescheiden.

De gevel aan het voorerf gaat tot op plinthoogte schuil achter een haagje. Het blinde centrale deel van het parement wordt door een boompje overwoekerd, waaraan een gevelkapelletje is opgehangen. De gevel omvat op gelijkvloers niveau, links en rechts van het boompje, telkens één vierkant, getralied kruiskozijn in een kalkstenen omlijsting met sponningbeloop in het voorheen beluikte benedengedeelte. De bovenverdieping omvat boven elk kruisraam telkens één rechthoekig zoldervenstertje in een vlakke kalkstenen omlijsting. Naast het rechtse zoldervenstertje is een derde venstertje toegevoegd, onder houten latei.

De gevel aan het achtererf omvat een centrale, getoogde deur in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting, links en rechts geflankeerd door smeedijzeren krulankers. Links, rechts en boven de deur zijn kleine, rechthoekige en getraliede vensters te situeren, in een vlakke kalkstenen omlijsting.

De vrije linkse kopgevel, met aandak en vlechtingen, is grotendeels blind, op twee zoldervenstertjes na, één vierkant, gevat in een vlakke kalkstenen omlijsting, één getoogd. Het eigenlijke molenhuis, zoals het woonhuis onder een steil dak tussen aandaken met vlechtingen, is een korte diephuisconstructie, waarbij vooraan een smallere en lagere aanbouw aansluit, die het voorerf langsheen de beek afboordt. De aanbouw, onder laag zadeldak, omvat aan erfzijde een eenvoudige deur en twee dito vensters, alle onder houten lateien.

De kopgevel van het molenhuis aan de zijde van het voorerf wordt slechts gedeeltelijk door deze aanbouw overlapt en omvat een korfboogpoortje in een verankerde kalkstenen omlijsting met regelmatig geplaatste negblokken, het geheel onder een ontlastingsboog van een platte laag, een rollaag en een platte laag. Boven de deur en in de geveltop is telkens één relatief groot, getoogd venster voorzien, in een kalkstenen omlijsting met sluitsteen. Een smal rechthoekig venster boven de daknok van de aangebouwde vleugel schijnt een latere toevoeging te zijn. De kopgevel aan de zijde van het achtererf omvat een rechthoekige deur in vlakke kalkstenen omlijsting, daarnaast een dichtgemetseld venstertje in vlakke kalkstenen omlijsting, een tweede bouwlaag met twee getoogde vensters in kalkstenen omlijsting met sluitsteen en een oculus in de nokpunt.

De beekzijdegevel gaat over de hoogte van één bouwlaag schuil achter een lage aanbouw onder golfplaten lessenaarsdak. In de aanbouw, die via een deur toegankelijk is, bleef het metalen molenrad bewaard. De tweede bouwlaag van de gevel wordt centraal bekroond door een puntgevelvormige verhoging, afgewerkt met aandak en vlechtingen. Onder de verhoging zijn twee getoogde vensters ingebracht, een derde venster in de verhoging is dichtgemetseld. De binneninrichting en het molenwerk bleven vrij gaaf bewaard; door gebrek aan water is de molen thans echter niet meer maalvaardig.

Het vrijstaande stalgebouw aan het achtererf is een tweeledige constructie, met een achterwaarts verder uitgebouwd en door opmetseling verhoogd linkerdeel, naast een schijnbaar authentieker rechterdeel. Aan erfzijde markeert een duidelijke bouwnaad de autonomie van beide gedeelten. De erfzijde van het geheel omvat acht getoogde staldeuren, waaronder de eerste en tweede van links en de derde van rechts hoger zijn en de tweede van links daarbij hoger gepositioneerd is (verdwenen trap?). Tussen de eerste en tweede staldeur is een rechthoekig raampje ingebracht, de derde staldeur van links wordt aan beide zijden geflankeerd door lage getoogde venstertjes. Links en rechts boven de eerste deur van links zijn twee kleine getoogde venstertjes ingebracht. Getoogde laadvensters zijn voorzien boven de eerste en derde deur van links, alsook boven de derde deur van rechts. De twee linkse vensters zijn grotendeels opgenomen in de integrale gevelverhoging van het linkse staldeel, het rechtse venster is ingebracht in de centrale, puntgevelvormige verhoging van het rechtse staldeel. Alle laadvensters hebben hardstenen (of gecementeerde?) onderdorpels.


Bron: Beschermingsdossier DL002354, Heks: aspecten van het dorp (digitaal dossier).
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2005: Watermolen van Heks [online], https://id.erfgoed.net/teksten/179620 (geraadpleegd op ).


Watermolen van Heks ()

Historiek

De molen wordt opgericht door de cisterciënzers van de abdij van Villers, aan wie gravin Agnes van Loon in 1174 haar domein in Heks schenkt. In 1282 wordt vermeld dat zij in Heks het Monnikenhof bouwen, bomen planten op de gemene weide en de Herkebeek afleiden naar een molen. De oude kern van het gebouw wordt gevormd door het woonhuis en molenhuis, daterend van de tweede helft van de 17de eeuw of de eerste helft van de 18de eeuw. Het is een rechthoekige constructie, waarvan het woonhuis een breedhuis is, het molenhuis een diephuis, vlak naast de Herkebeek. Dit gedeelte staat zowel op de Ferrariskaart (1771-77), met vermelding Hex Molen, als in de Atlas van de Buurtwegen (1844). Ook het haakse dienstgebouw op de noordwestelijke zijgevel van het molenhuis staat op beide kaarten, doch dit is thans vervangen door een recente bouw. De Ferrariskaart toont geen verdere dienstgebouwen; in de eerste helft van de 19de eeuw ontstond ten zuidoosten van de molen een erf, waaraan een dienstgebouw lag; in de tweede helft van de 19de eeuw werd dit dienstgebouw vervangen door de huidige langgestrekte stal. Het geheel is achteruit gelegen ten opzichte van de straat. Alle gebouwen zijn van baksteen.

Beschrijving

Woonhuis van vier traveeën en anderhalve bouwlaag onder steil zadeldak (Vlaamse pannen). De huidige voorgevel is aan erfzijde: kleine, rechthoekige en getraliede vensters in een kalkstenen omlijsting; getoogde deur in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting. Smeedijzeren ankers met krullen. In de achtergevel, twee vierkante, getraliede kruiskozijnen (eerste helft van de 18de eeuw) in een kalkstenen omlijsting met sponningbeloop in het benedengedeelte, voorheen beluikt. Twee kleine rechthoekige zoldervensters in een kalkstenen omlijsting, en een toegevoegd zoldervenster onder houten latei. Zijgevel met aandak en vlechtingen, een klein, vierkant venster van het hoger beschreven type, en een recenter venster. Brandmuur tussen woonhuis en molenhuis.

Het molenhuis onder steil zadeldak (Vlaamse pannen), heeft in de noordwestgevel een korfboogpoortje (eerste helft van de 18de eeuw) in een verankerde kalkstenen omlijsting, met regelmatige geplaatste negblokken; ontlastingsboog van een platte laag, een rollaag en een platte laag. De vensters van voor- en achtergevel zijn getoogd, in een kalkstenen omlijsting met sluitsteen (circa 1775). De erfzijdegevel is bovendien voorzien van een rechthoekige deur in een kalkstenen omlijsting (eerste helft van de 19de eeuw) en een oculus in de geveltop. Beide gevels zijn afgewerkt met een aandak en vlechtingen. De gevel aan de zijde van de Herkebeek heeft in het midden een puntgevelvormige verhoging, afgewerkt met aandak en vlechtingen, en twee getoogde vensters (tweede helft van de 19de eeuw); hier bevindt zich het metalen molenrad, in een bakstenen constructie uit de tweede helft van de 19de eeuw onder lessenaarsdak.

De molen was van het bovenslagtype; een ijzeren goot voerde het water aan vanuit de molenvijver, die thans droog staat. De binneninrichting en het molenwerk bleven vrij gaaf bewaard; door gebrek aan water is de molen thans echter niet meer maalvaardig.

De stallen aan de overzijde van het gekasseide erf zijn door een bouwnaad gescheiden; het rechter gedeelte is het oudste; het dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Zadeldak (Vlaamse pannen). Getoogde muuropeningen, het laadvenster in een puntvormige gevelverhoging. Het linker gedeelte is hoger, en dateert uit eind 19de eeuw, mogelijk in een recentere periode verhoogd. Gelijkaardige muuropeningen.


Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1999: Watermolen van Heks [online], https://id.erfgoed.net/teksten/32097 (geraadpleegd op ).