De gesloten hoeve bij het verdwenen kasteel van Bellefroid dateert in zijn huidig voorkomen uit de 18de eeuw.
Het kasteel Bellefroid wordt reeds in 1612 vermeld, zij het nog niet onder die naam, die pas dateert uit het einde van de 17de eeuw, toen het complex eigendom werd van de familie Bellefroid. Na verwoesting door Franse troepen in 1704 herbouwden Robert Bellefroid en zijn vrouw Marie Elisabeth Hamonts het complex. Een wapensteen boven de inrijpoort, alsook een in de imposten gedateerde staldeur van de huidige hoeve herinneren nog aan deze bouwfase.
De bouwgeschiedenis van het goed is vanaf de 18de eeuw goed gedocumenteerd. De Ferrariskaart (1771-77) spreekt al van een château en geeft dit weer als een semi-gesloten ensemble, open aan de westelijke zijde, waar een moestuinperceel te situeren is; dit geheel is gelegen in de zuidoostelijke hoek van een boomgaardperceel; de wijdere omgeving is drassig terrein aan de oever van de Herk. Een weg loopt vanaf de aangrenzende Sint-Pieterskapel langsheen de voorgevel van de hoe en buigt voorbij het moestuinperceel af in zuidwestelijke richting.
Het voorprimitief kadasterplan (1828) toont de hoeve duidelijker als een semi-gesloten goed, met een geprononceerde rechter- en achtervleugel; bij de rechtervleugel leunt een korte constructie aan langsheen de straatzijde; tussen deze constructie en de vrijstaande linkervleugel is een doorgang voorzien, alsook tussen de linker- en achtervleugel. Via deze laatste doorgang is een vrijstaande kasteelvleugel bereikbaar, parallel met de straat en ongeveer in het verlengde van de achtervleugel ingeplant. De kasteelvleugel heeft een complex achtergevel, met een vooruitstrevend middendeel, twee minder diepe zijdelingse constructies, waarvan de linkse bijkomend van een kleine aanbouw is voorzien.
De primitieve kaart van het Dépôt de la Guerre (opgetekend in 1871) geeft nog in grote trekken hetzelfde beeld.
Van het kasteel bleef een oude prentbriefkaart bewaard (vermoedelijk van omstreeks 1910), waarbij de monumentale achtergevel wordt getoond. Het gebouw blijkt een wit gekalkte of wit bepleisterde constructie te zijn, bestaande uit een hoofdvolume van zeven traveeën en twee bouwlagen op een verhoogde begane grond en onder een gekninkt en dubbelzijdig afgewolfd, leien zadeldak met vier regelmatig gespreide schoorstenen; een driezijdige erker over de breedte van de drie centrale traveeën wordt bekroond door een leien tentdak met een pittoreske stervormige bekroning; de muuropeningen zijn rechthoekig en schijnen gevat in een vlakke natuurstenen omlijsting; de deuren zijn centraal gepositioneerd, in de erker: het gelijkvloers omvat een toegangsdeur, die vermoedelijk uitgeeft op een terras of bordes, de verdieping een deur die uitgeeft op een balkon, dat zich over de drie zijden van de erker uitstrekt, rust op cosoles en voorzien is van een sierlijke ijzeren balustrade; de andere traveeën omvatten regelmatig gespreide ramen, waarvan enkel de gelijkvloerse beluikt zijn. Links en rechts van het hoofdvolume zijn lagere aanbouwen te situeren, één travee en twee bouwlagen onder schilddaken, met rechthoekige vensters, zoals in het hoofdvolume gevat in een vlakke natuurstenen omlijsting.
Van de voor- en linkerzijgevel van het kasteel bleven verschillende foto’s bewaard die zijn genomen naar aanleiding van de brand die het kasteel verwoestte in 1917. De brand werd gesticht door een troep vanuit het kasteel van Widooie overgeplaatste, Duitse soldaten.
De voorgevel schijnt dezelfde strakke vormgeving te hebben gehad als de achtergevel, zonder de frivole erker, met rechthoekige muuropeningen in een vlakke kalkstenen omlijsting, allemaal beluikt, ook in de lagere zijbouwen. Wel blijkt de linker-zijbouw op gelijkvloers niveau te beschikken over een spitsboograampje. Links van de linker-zijbouw, is een lage aanbouw van één bouwlaag te situeren, met de vrije zijgevel in het verlengde van het hekwerk omheen het perceel voor het kasteel; deze lage aanbouw, met pilasters op de hoeken, die een brede fries en kroonlijst ondersteunen, heeft een platdak dat, blijkens een ijzeren balustrade met repetitieve X-vorm, als terras werd gebruikt.
Het perceel voor het kasteel blijkt een beboomde voortuin te zijn, geheel of gedeeltelijk omgeven door ijzeren hekwerk, rustend op een bakstenen plint met vermoedelijk hardstenen dekplaat en gevormd door gepunte stijlen in dichte spreiding, verstevigd met een enkele ligger onderaan en een dubbele ligger bovenaan.
Van het oude kasteel bleef enkel de hoeve bewaard, een complex van bakstenen gebouwen onder zadeldaken met Vlaamse pannen, de verschillende componenten geschikt rond een erf met mestvaalt nabij de stallen. Het complex omvat een straatvleugel die als stal fungeert, die aansluit bij een tweede stalgebouw dat de rechtervleugel vormt, waarbij dan weer de achtervleugel aansluit, een dubbele dwarsschuur; de linkervleugel, die in oorsprong niet met de achtervleugel in verbinding stond, fungeert als woonhuis, met een klein stalgedeelte aan straatzijde; tussen de linker- en straatvleugel is een doorgang met inrijpoort voorzien.
De rondbogige inrijpoort is gevat in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met schijnvoegen, geprofileerde druiplijst en sluitsteen met de reeds geciteerde familiewapens Bellefroid-Hamonts en de datering 174[?].
Het stalgedeelte aansluitend bij de inrijpoort, waarschijnlijk in oorsprong voor de paarden bestemd, vertoont verdere 18de-eeuwse sporen onder de vorm van een muizentandfries met dropmotief boven de straatgevel, een korfboogdeur in rechthoekige kalkstenen omlijsting met 1726 gedateerde sluitsteen en imposten aan erfzijde, alsook smeedijzeren krulankers aan beide zijden. De straatgevel, gewit boven een gepikte plint, is blind op een rechthoekig venster na, de erfzijdegevel, met gepikte plint, maar verder niet gewit, zoals het geval is voor de erfzijdegevels van alle andere dienstgebouwen en secundaire gevels, behield naast de oude korfboogdeur een rechthoekige deur in vlakke kalkstenen omlijsting, alsook drie halfronde vensters; de vrije zijgevel aan poortzijde omvat een rondbogig venster op zolderniveau.
Het woonhuis vertoont nu een 19de-eeuwse ordonnantie, maar is waarschijnlijk het resultaat van één of meer verbouwingscampagnes; de rechterzijgevel vertoont nog sporen van de aanzet van een aandak en vlechtingen; in dezelfde gevel werden ook S-vormige, 17de-eeuwse muurankers gerecupereerd. De erfzijdegevel telt zes traveeën en anderhalve bouwlaag op een verhoogde begane grond; het parement is witgeschilderd boven een gecementeerde en gepikte plint; de uiterst rechtse travee wordt rechts geflankeerd door een bouwnaad die het bestaan van een korfbogige doorgang aldaar suggereert. De linker-travee markeert de stal aan straatzijde en omvat een rechthoekige deur in een gerecupereerde kalkstenen omlijsting, bekroond door een rechthoekig zoldervenster. Het eigenlijke woonhuis omvat in de derde travee een rechthoekige deur in een gerecupereerde kalkstenen omlijsting op neuten, getoogde vensters met hardstenen onderdorpel in de eerste, vierde, vijfde en zesde travee, halvemaanvormige verdiepingvensters boven de vier rechtse traveeën en een zolderraampje boven de eerste woonhuistravee van links.
De rechterstalvleugel omvat aan erfzijde een kleine poort onder houten latei, vijf rechthoekige deuren (waarvan twee gekoppeld) in een vlakke kalkstenen omlijsting, halfronde vensters (waaronder één dichtgemetseld) en rondbogige laadvensters, sommige met kalkstenen onderdorpel, sommige zonder, alsook een drietal rechthoekige vensters.
De dwarsschuur omvat een vakwerkdeel links, in fijnmazig stijl- en regelwerk met bakstenen vullingen, rustend op een verhoogde bakstenen stoel; de erfzijdegevel van deze vakwerkconstructie omvat een rechthoekige poort, alsook twee deurtjes en een venster in de stoel (het venstertje en rechterdeurtje zijn afgeboord door hardstenen rechtstanden). Het stenen deel van de schuur omvat aan erfzijde een korfboogpoort in hardstenen omlijsting met negblokken in regelmatig verband; de erfzijdegevel is verder volledig blind, op een enkel rechthoekig raam na.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DL002353, Vechmaal: aspecten van Sint-Pieters-Heurne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2005: Hoeve de Bellefroid [online], https://id.erfgoed.net/teksten/158234 (geraadpleegd op ).
Belangrijke, gesloten hoeve, als dusdanig reeds afgebeeld op de Ferrariskaart (1771-77). Eerste vermelding in 1612. De hoeve was vanaf eind 17de eeuw in het bezit van de familie Bellefroid. Zij wordt in 1704 door Franse troepen verwoest en in het tweede kwart van de 18de eeuw heropgebouwd door Robert Belfroid, burgemeester, drossaert en schepen van Horne en zijn vrouw Marie Elisabeth Hamonts (+ 1751); hun namen komen voor op een grafsteen bij de kapel; beide stierven door de epidemie die na het vertrek der Fransen in het dorp heerste; hun wapenschilden staan op de sluitsteen van de inrijpoort; uit deze periode resten het classicistische poortgebouw en de aansluitende stal. In het vierde kwart van de 18de eeuw wordt ten noordwesten van de hoeve een thans verdwenen kasteel in laatclassicistische stijl bijgebouwd (Atlas van de Buurtwegen, 1844), verwoest tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een vierde bouwcampagne in het tweede kwart van de 19de eeuw gaf de hoeve haar huidige uitzicht.
De kern van de huidige gebouwen klimt op tot de 17de eeuw, getuige de hergebruikte, S-vormige ankers in de zijgevel van het woonhuis; waarschijnlijk zijn zij afkomstig van de hoeve die in 1704 werd verwoest.
Bakstenen gebouwen onder zadeldaken (Vlaamse pannen), rondom een erf met onregelmatige vorm, voorzien van een mestvaalt in de zuidelijke hoek, tussen de stallen; bereikbaar via de inrijpoort in de zuidvleugel: rondboogpoort in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met schijnvoegen, geprofileerde druiplijst en sluitsteen met wapenschilden en datering 174[1?].
Woonhuis met oude kern uit de 18de eeuw (?) doch ordonnantie uit het tweede kwart van de 19de eeuw; de oorspronkelijke dakhelling werd toen eveneens gewijzigd, getuige de resten van de aanzet van het voormalige aandak met vlechtingen. Witgeschilderde voorgevel van vijf traveeën en anderhalve bouwlaag, op verhoogde begane grond; gecementeerde en gepikte plint. Rechthoekige benedenvensters, halfronde bovenvensters. Rechthoekige deur in een hergebruikte, kalkstenen omlijsting op neuten.
Links, aansluitend bij het woonhuis, stal van één travee, voorzien van een rechthoekig zoldervenster, en een rechthoekige deur in een omlijsting van hergebruikt, kalkstenen materiaal. Stal van anderhalve bouwlaag tegenover het woonhuis. De oorspronkelijke muuropeningen uit het tweede kwart van de 19de eeuw zijn de rondboogvormige en halfronde vensters en de rechthoekige deuren in hardstenen omlijsting.
De stal in de zuidvleugel, aansluitend bij het poortgebouw, waarschijnlijk de paardenstal, behield een rondboogdeur in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met sluitsteen en imposten, waarop de datering 1726. De oude 18de-eeuwse kern is bovendien nog te herkennen in de smeedijzeren ankers met krullen, en de overhoekse muizentandfries met dropmotief onder de dakrand aan straatzijde.
Achteraan het erf, de dubbele dwarsschuur, waarvan het linker gedeelte behouden bleef in rijk stijl- en regelwerk (18de eeuw ?) met bakstenen vullingen; het rechter gedeelte is voorzien van een korfboogpoort in een hardstenen omlijsting met negblokken in regelmatig verband.
Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1999: Hoeve de Bellefroid [online], https://id.erfgoed.net/teksten/32218 (geraadpleegd op ).