is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel de Fauconval
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Kasteel de Fauconval: kasteel
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel de Fauconval
Deze vaststelling was geldig van tot
Kasteel in laat-classicistische stijl van circa 1860, gelegen in een deels verbost park aangelegd in landschappelijke stijl circa 1900. Het park bezit nog enkele merkwaardige bomen uit de aanlegperiode en hardstenen pijlers met siervaasbekroning bij het vroegere toegangshek.
Volgens de volkstellingslijst uit 1795 werd de kasteelsite de Fauconval op het einde van de 18de eeuw bewoond door Lambert Barthels, Catharina Vancaulille en hun dochter Lambertine. Op het Primitief kadasterplan van 1810 ligt het kasteel achteraan op een rechthoekig erf met een dienstgebouw aan de straatzijde (perceel nr. 919), achteraan en links een lusttuin (nr. 918 en 917), rechts een moestuin met dienstgebouw (nr. 920) en in het noordoosten een semi-gesloten hoeve met binnenkoer, tuin, bakhuis en boomgaard (nr. 921 tot 924). Deze voormalige kasteelhoeve werd net als het kasteel niet aangeduid op de Ferrariskaart. De datering van de hoeve is laat 18de-eeuws of eerste helft 19de-eeuws.
Volgens de legger van 1844 is het goed eigendom van de weduwe Nicolaas Duvivier uit Schalkhoven (Hoeselt). Dit eerste kasteel, dat niet door de eigenares maar door haar dochter Maximiliana en schoonzoon Gerard Rubens bewoond werd, wordt beschreven in de tabel voorafgaand aan de kadastrale schatting als: "een schoon buitenhuis in het dorp geleegen met een tamelijke uitgestrekte en aengename voorplaets en toebehoorten; het is samengesteld uit twee schoone zaelen, eetplaetsen, kabinet en keuken; op de verdieping verscheide schoone plaetsen wel verdeeld en sierlijk". De stallen en het koetshuis staan in de Atlas van de Buurtwegen (1844) haaks ingeplant aan de straatzijde.
Na de erfenis en de verdeling worden Maximiliana Duvivier en haar echtgenoot Gerard Rubens de nieuwe eigenaars. Zij zijn ook de opdrachtgevers van het huidige kasteel, opgetrokken in 1860. In 1883 wordt dit nieuwe landhuis als zomerhuis vererfd door Paul de Bernard de Fauconval, naamgever van het kasteel. Deze Paul was vermoedelijk opdrachtgever voor de omstreeks 1900 uitgevoerde renovatie van het kasteel en een nieuwe parkaanleg. Tijdens deze periode verbleef de familie de Bernard de Fauconval-Herwijn tijdelijk op het naburige kasteel Printhagen.
In de kadastrale legger van 1899 wordt de verhoging van het landhuis met een derde verdieping aangegeven. Een jaar later wordt de samenvoeging van de percelen lusttuin met de achterliggende percelen die tot de huidige Tapstraat reiken kadastraal vastgelegd, waarmee het nieuwe kasteelpark gevat wordt. In 1904 wordt aan het kasteel nog een erker toegevoegd.
Op de topografische kaart uit 1878 wordt nog de vroegere aanleg afgebeeld: vermoedelijk een combinatie van moes- en siertuin aansluitend bij de bebouwing en achteraan een boomgaardperceel. Pas op de topografische kaart van 1943 staat de nieuwe parkaanleg voor de eerste maal afgebeeld. Het bescheiden parkje strekt zich oostwaarts uit tot aan de Tapstraat en bestaat uit een centraal gazon, omlopend wandelpad en omgevende bomenrand. Aan de noordzijde biedt de onderbroken bomenrand zich vanuit het landhuis op de achtergelegen velden en akkers. In deze nieuwe aanleg werden een aantal bomen uit de vroegere tuinaanleg geïncorporeerd.
Postkaarten tonen het kasteel na de verbouwingswerken aan het begin van de 20ste eeuw in al zijn glorie. Het is opgetrokken in laat-classicistische stijl en behoort tot het dubbelhuistype met vijf traveeën en drie bouwlagen onder een mansarde schilddak met versierde vorstpannen. Hoewel het een eeuw jonger is, beantwoordde het aan het sinds de 18de eeuw geliefde ideaal van het vivre entre cour et jardin: het was voorafgegaan door een erekoer die werd bepaald door twee wagenhuizen met rondbogen en mansardedaken en die afgesloten was door een smeedijzeren straathek met een inrijhek tussen hoge pijlers met schampstenen en vaasbekroningen. Vermoedelijk diende het gesloopte kasteel, dat eveneens was voorafgegaan door een 'voorplaets en toebehoorten' als model. De voorheen bepleisterde bakstenen gevels met vensters en deuren in natuurstenen omlijstingen, zijn afgelijnd door hoekbanden van witte natuursteen. De voorgevel heeft bovendien een nauwelijks uitspringend en eveneens met natuurstenen banden afgelijnd middenrisaliet, eindigend op een fronton met halfradvenster. De parkgevel, gelijkaardig van opvatting, kreeg in 1899 over twee bouwlagen een uitspringende erker met een balkon op de bovenste verdieping. De vensters hebben rechthoekige omlijstingen van blauwe hardsteen afgewerkt met een kleine druiplijst.
De familie de Bernard de Fauconval verkocht in 1965 het goed aan de gemeente, die het inrichtte als bibliotheek en cultureel centrum. Daarbij werd de erekoer tot voortuin omgevormd en beide wagenhuizen afgebroken waardoor het vroegere ideaal van vivre entre cour et jardin verloren ging. Na de bouw van het nieuwe cultureel centrum in 2001, volgde in 2007 een nieuwe grote renovatie.
Alleenstaand landhuis van het dubbelhuistype, vijf traveeën en drie bouwlagen onder mansardedak (nok parallel aan de straat, leien); twee dakkapellen onder zadeldak. Bakstenen gebouw op licht verhoogde begane grond; hardstenen keldergaten.
Lijstgevel met kroonlijst op houten modillons; hoekbanden en middenrisaliet van mergel, laatstgenoemde bekroond met een driehoekig dito fronton, waarin een halfrond venster. Rechthoekige vensters in een hardstenen omlijsting met druiplijst; rechthoekige vleugeldeur met oorspronkelijk houtwerk in een geprofileerde hardstenen omlijsting op neuten, waarboven een entablement met gesculpteerde guirlande en geprofileerde druiplijst. In de analoge achtergevel is de middentravee voorzien van een zeshoekige erker over de twee onderste bouwlagen. Rechthoekige deuromlijsting naar het patroon van de voordeur.
Vandaag is de voortuin nog slechts van de straat gescheiden door een laag bakstenen muurtje. De hoge hekpijlers bleven bewaard: vierkante monolieten van blauwe hardsteen bekroond met ronde siervazen in neoclassicistische stijl, daterend uit de bouwtijd van het huis. Er is links geen scheiding met het terrein van het cultureel centrum en de rechtergrens met de voormalige boerderij, wordt aangezet met een halfronde muur om de verspringende rooilijn op te vangen (kadastraal genoteerd in 1949) en gaat over in een draadafsluiting en een aanplanting van berken uit dezelfde periode.
In de linkerhoek van de voortuin staat de grafkapel die door Paul de Bernard de Fauconval in 1902 in neoromaanse stijl werd gebouwd ter vervanging van een kleiner muurkapelletje. Ze staat op een eigen erfje, van de straat gescheiden door een afsluithek tussen bakstenen pijlers met een natuurstenen deksteen met dropmotief. Een taxushaag dubbelt het smeedijzeren hek; het bezit vierkante stijlen en regels, ringen tussen de tussenregels en ronde spijlen met lanspunten die verstevigd zijn door staande en in spiegelbeeld geplaatste voluten; ze zijn ook verbonden door halve ringen op de bovenregel en door driekwart ringen op de onderregel. De stijlen van het poorthek zijn identiek, maar hoger en zwaarder uitgevoerd. Onder de kapel is een grafkelder aangebracht, waar enkele leden van de familie de Fauconval begraven liggen.
Het parkje met een vervaagde aanleg in landschappelijke stijl strekt zich vandaag uit tot de Kerkhofstraat, waar het evolueerde naar een inheems loofbos met een sterk verruigde kruidlaag. Parallel met deze straat groeit een dubbele rij gewone beuken. Een korte dreef met vijf Amerikaanse eiken en zes beuken, jongere exemplaren dan de overige bomen in het park, geeft de grens aan met het terrein van het cultureel centrum. Het hoekperceel aan de Tapstraat hoort vandaag niet meer bij het goed, het werd verkaveld en bebouwd.
De in het centrale gazon aangeplante solitaire bomen bestaan deels uit oudere exemplaren en deels uit giften van het Arboretum van Bokrijk die gedurende de laatste decennia werden aangeplant. Zowel in het gevarieerd bomenbestand langs de gazonranden als bij de solitairen groeien vermoedelijk relicten van de vroegere tuinaanleg. Twee monumentale taxussen (Taxus baccata) werden illegaal gekapt. De struiklaag wordt vooral door hazelaar en vlier gevormd en de opslag bestaat voornamelijk uit berk en esdoorn (Acer platanoides, Acer pseudoplatanus en Acer pseudoplatanus purpureum).
Bomen (De tussen haakjes vermelde afmetingen werden gemeten op 150 cm hoogte)
De Belgische Dendrologische Vereniging noteerde in 1987-1990: een zeldzaam mooie en levenskrachtige geelbladig catalpa (Catalpa bignonioides aurea) (270 cm), op één na de kampioen in zijn soort; twee ceders (Cedrus atlantica glauca) (385 cm) waarvan in 2016 nog 1 exemplaar rest (413); een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (490 cm); twee Japanse notebomen (Gingko biloba) (400 en 390 cm) die tot de dikste exemplaren van het land behoren, in 2016 rest er nog één exemplaar (440); een acacia (Robinia pseudoacacia aurea) (250 cm), in 2016 niet meer aanwezig; een sequoiadendron giganteum (550 cm). Wij noteerden in 2007: een Japanse noteboom (Gingko biloba) (440cm) met uitgewaaide top en zwamaantasting; een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (520 cm) met zonnebrand veroorzaakt door het verlies van een soortgenoot en met afgerukte takken, in 2016 afgestorven; een chirurgisch behandelde Atlasceder (Cedrus atlantica glauca) (413 cm); een sequoiadendron giganteum (589 cm, 635 cm in 2016) op de rand van het verboste gebied; meerdere exemplaren gewone beuk (Fagus sylvatica) aan de rand met de Kerkhofstraat (269-351 cm); eveneens bruine beuk en Amerikaanse eik (Quercus rubra (386 cm) op de grens met het cultureel centrum en een solitaire gewone plataan (Platanus x hispanica) (180cm), opgemeten in 2016.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Schlusmans, Frieda; Pauwels, Dirk; Van den Broeck, Myriam; Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)