De hoeve Kerselaar is een vakwerkhoeve met losse bestanddelen met een 16de-eeuwse kern en restanten van een ringgracht.
De hoeve Kerselaar, in oorsprong een pachtgoed van het kartuizerklooster van Zelem, wordt al weergegeven op de Ferrariskaart (1770-1778), toen nog als complex met losse bestanddelen, met een L-vormig ensemble van vleugels ten zuiden, een vrijstaande vleugel ten noorden en twee kleinere, vrijstaande constructies ten oosten, de verschillende componenten omheen een vierkant erf, het geheel omgeven door een cirkelvormige ringgracht. Na als ‘zwart goed’ te zijn verkocht in de Franse tijd kwam de hoeve in bezit van de familie Alen.
Minstens tot de Primitieve kadasterkaart (1810-1841) bleef de structuur van het goed redelijk stabiel. Wel bleek de vorm van het erf echter trapezoïdaler, was één van de twee vrijstaande constructies ten oosten verdwenen, en was de ringgracht al gedeeltelijk gedempt, waarbij slechts de twee zuidelijke armen bewaard bleven. Op de kadasterkaart wordt ook duidelijk een kanaaltje weergegeven, dat water van de Winterbeek, die ten zuidoosten langsheen het goed stroomt, naar de gracht leidde. De omgeving van de hoeve wordt weergegeven met een eenvoudige vroeg-landschappelijke aanleg, misschien wel een ‘jardin anglais’
De weergave zoals op de Primitieve kadasterkaart, vinden we ook terug in de Atlas van de Buurtwegen. Volgens de kadastrale mutatieschetsen is ten laatste in 1848 de noordwestelijke vleugel afgebroken en vermoedelijk verplaatst (of met hergebruikt materiaal opgetrokken want de poortbalk is anno 1723 gedateerd) ten zuidwesten van de L-vorm. (De L-vorm komt overeen met de huidige rechter- en achtervleugel, respectievelijk een stal en een woonhuis. De vleugel ten zuidwesten komt overeen met de huidige dwarsschuur.) In 1879 was dit volume verbonden met de L-vorm. Ook verscheen er toen in het noorden een losstaand volume.
In 1895 bleek de achtervleugel opgesplitst in twee delen, waarschijnlijk corresponderend met twee bouwfasen (zie verschil in diepte). Het linkerdeel was verdwenen bij opmaak van de mutatieschetsen in 1967. Op de kadastrale mutatieschets van 1992 is te zien dat de dwarsschuurvleugel weer losgemaakt is van de L-vorm en dat de rechtervleugel van deze L-vorm zelfs een stuk is verkort.
Op een tekening van Alen wordt een stenen woonhuis weergegeven, het linkerdeel van de achtervleugel dat circa 1967 werd afgebroken. Het woonhuis heeft schijnbaar 19de-eeuwse karakteristieken. Het blijkt over de breedte van de twee linker traveeën twee bouwlagen hoog, over de breedte van de twee rechtertraveeën drie. De verbinding tussen dwarsschuur en stalvleugel, die op de mutatieschetsen verscheen in 1879 en weer verdween in 1992, is ook duidelijk afgebeeld op de tekening van Alen.
De hoeve Kerselaar is als vanouds een eind van de straat ingeplant, en is tegenwoordig via een oprit bereikbaar. Door recentere bebouwing aan straatzijde, alsook door aanplantingen is het complex niet meer vanaf de straat te ontwaren, wat blijkens de tekening van Alen ooit anders moet zijn geweest.
De hoeve omvat een woonhuisvleugel, parallel met de straat, rechts daarvan een haaks aansluitende, voorwaartse stalvleugel, waaraan rechts vooraan een vrijstaande dwarsschuur grenst, opnieuw parallel met de straat. Op het door de woonhuis- en stalvleugel afgebakende voorerf staat een bakstenen dienstgebouwtje, wit gekalkt boven een gepikte plint en afgedekt door een tentdak met Vlaamse pannen.
Achter de hoeve bleef een imposant restant bewaard van de vroegere omgrachting. Binnen de omgrachting wordt een achtererf afgebakend. De verbindingsarm tussen de gracht en de verderop stromende Winterbeek is ondertussen verdwenen.
Het woonhuis wordt op de tekening van Alen nog in zijn volle extensie weergegeven, met een brede en lage constructie rechts, een hoge constructie links. Wat rest schijnt te associëren te zijn met het lage deel en bleef grotendeels als vakwerkconstructie bewaard, weliswaar met een verhoogde en versteende erfzijdegevel. Het boven een gepikte plint integraal wit gekalkte volume heeft daarbij een tweeledige structuur: het minder diepe linkerdeel, over een breedte van twee traveeën, is onderkelderd, het rechterdeel heeft slechts een verhoogde begane grond. Het gebouw wordt afgedekt door een imposante dakstructuur met Vlaamse pannen. De tweeledigheid wordt in de erfzijdegevel bijkomend geaccentueerd door een bouwnaad: het linkerdeel is gedeeltelijk opgetrokken in mergel en vertoont een duidelijke opkamerstructuur, met twee grote keldergaten en een hoog gepositioneerd venster; de zone rechts hiervan is volledig in baksteen afgewerkt en omvat laterale deuren links en rechts, de linkse via een trap bereikbaar, en daartussen vier vensters in een onregelmatige spreiding. Alle muuropeningen, behalve de keldergaten, zijn rechthoekig, het schrijnwerk is vernieuwd.
De achtergevel, grotendeels in stijl- en regelwerk met bakstenen en lemen vullingen boven een bakstenen plint, vertoont de tweeledigheid duidelijker door de terugwijkende rechterzone; het brede linkerdeel is daarbij lager, onder dakschild, en omvat van links naar rechts een houten deur, een vierkant houten kozijntje op normale hoogte, een tweede houten deur, vervolgens vier houten, beluikte kozijntjes onder de dakrand, een derde, via een trap bereikbare houten deur en daaraan gekoppeld een rechthoekig houten raam. In het terugwijkende deel zijn twee rechthoekig houten ramen te situeren. De rechter-kopgevel (stalzijde), onder dakschild, omvat twee rechthoekige vensters met houten ramen.
De stalvleugel bleef volledig bewaard in vakwerk met wit gekalkte bakstenen vullingen, het geheel onder een zadeldak met Vlaamse pannen. Aan de erfzijde bleef een opeenvolging van houten staldeuren, stalvensters met vernieuwd schrijnwerk, alsook houten zolderluiken bewaard, de achterzijde is blind, op een tweetal vensters na. De kopgevel-straatzijde heeft tegenwoordig een open geveltop, vermoedelijk sinds circa 1992.
De dwarsschuur is tegenwoordig een vrijstaande constructie, maar de tekening van Alen toont nog een ondertussen verdwenen, lager verbindingsstuk. Ook de schuur bleef grotendeels als vakwerkconstructie bewaard, het stijl- en regelwerk met lemen vullingen, het geheel onder een zadeldak met Vlaamse pannen. Enkel de voorgevel werd versteend, waarbij echter wel de oude schuurpoort werd gerecupereerd, in houten omlijsting, met datering “AO 1723” op de latei, wat er alleszins op wijst dat het hout mogelijk werd gerecupereerd. Links van de schuurpoort werden een deur en venster ingebracht in het stenen parement. De achtergevel omvat enkel een poort, de kopgevels zijn blind.
Het woonhuis heeft zijn authentieke indeling behouden, met onder andere inkom en centrale woonruimte met schouw. De meeste kamers hebben ook nog troggewelven. Het gebruiken van gebogen spanten - onder het dak van de woning – en de overkragende kern, is een 16de-eeuwse bouwwijze, wat erop wijst dat het woonhuis een zeer oude kern heeft. Deze oude kern bevat drie kamers: een ruimte met de inkom en een haard, en twee woonruimtes met een centrale haard.
De hoeve is als vanouds een eind van de straat ingeplant en is tegenwoordig via een oprit bereikbaar. Door recentere bebouwing aan de straatzijde, alsook door aanplantingen is het complex niet meer vanaf de straat zichtbaar. Voor het pand is een gemengd bos met overwegend naaldhout gesitueerd. Achter de hoeve bleef een imposant restant bewaard van de vroegere omgrachting, waarbinnen het achtererf wordt afgebakend. Van de vroegere ringgracht is nog slechts een deel aanwezig ten zuidoosten. De verbinding naar de Winterbeek is heden gedempt. Tot aan de Winterbeek groeit een gemengd bos met naaldhout, berk en populier. Het bijgebouwtje ten noorden heeft geen waarde.
Van de oude tuinaanleg is niets zichtbaars overgebleven, tenzij een oude zomereik (Quercus robur) (365 cm in 2007) en een oude taxus (Taxus baccata) (154 cm in 2007). De treurwilg (Salix ) (450 cm in 2007) werd in 1945 geplant, ook de catalpa (Catalpa bignonoides), de bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) en de rest van de beplanting zijn jonger.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2016: Hoeve Kerselaar [online], https://id.erfgoed.net/teksten/153287 (geraadpleegd op ).
Achterin gelegen hoeve in L-vorm met losstaande schuur ten zuiden; op de Ferrariskaart (1771-77) aangeduid als een eveneens L-vormig complex met weliswaar drie losstaande bestanddelen ten noorden, het domein volledig omgeven door een ringgracht. In de Atlas van de Buurtwegen (1844) komt dezelfde configuratie voor, waarbij het meest noordelijk bestanddeel is verdwenen, de schuur daarentegen wel is aangeduid en van de ringgracht nog slechts een deel rest ten zuidoosten met verbinding naar de Winterbeek. Dit deel van de gracht bestaat nog, maar de verbinding naar de Winterbeek is heden gedempt.
Als bezit van de kartuizers van Zelem is het goed tijdens de Franse overheersing als zwart goed verkocht aan de familie Alen, die het nu nog in eigendom heeft.
Oorspronkelijk, bakstenen woonhuis van negen traveeën en één bouwlaag onder steil zadeldak (Vlaamse pannen), in kern daterend uit de 17de eeuw. Voorgevel op gepikte silexplint met links bewaarde mergelstenen hoekband, onderkelderde eerste vier traveeën met mergelstenen keldergaten en aangepaste muuropeningen. Vanaf de vierde travee is de voorgevel recent.
Het woonhuis uit de 19de eeuw, dat zich links van het oorspronkelijke bevond, is in 1968 afgebroken.
Haakse stallen van zeven traveeën en anderhalve bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen). Vakwerk met bakstenen vullingen; oorspronkelijke houten staldeuren en zolderluiken.
Ten zuiden: losstaande dwarsschuur onder zadeldak (Vlaamse pannen). Versteende voorgevel en achtergevel in vakwerk met lemen vullingen. Linkerzijgevel in dito stijl- en regelwerk, rechterzijgevel in vakwerk met bakstenen vullingen. Oorspronkelijke schuurpoort, op de latei gedateerd: AO 1723.
Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda; Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. & Pauwels D. 1999: Hoeve Kerselaar [online], https://id.erfgoed.net/teksten/32402 (geraadpleegd op ).