Het kasteel De Toren of kasteeltje Dokter Roelants is een landhuis uit begin 19de eeuw dat in 1847 werd vergroot tot een gesloten geheel, om in 1873 tot een L-vorm, de huidige samenstelling, te worden herleid. Het omliggende park werd hier waarschijnlijk ook in 1873 aangelegd.
Het goed De Toren, ook bekend als het kasteeltje van dokter Roelants, naar de eigenaar sedert 1907, was in het begin van de 19de eeuw een eigendom van baron de Heusch uit Donk, die hier volgens het Primitief kadasterplan een eigendom met gebouwen in los verband bezat. De documenten voorafgaand aan de kadastrale schatting beschrijven het hoofdgebouw als een renteniershuis in bak- en arduinsteen, gelegen langs de steenweg en bij het dorp, samengesteld uit “drie plaetsen, een kabinetjen, eene keucken en vier kamers op de verdieping, met schoone achterplaets, koetshuis en stallingen”; het is dan verhuurd aan ene Barthels. Baron Bonaventure de Heusch bezat, als opkoper van genationaliseerd kerkelijk goed in het dorp ook andere bezittingen, onder meer het van de Duitse orde afhangend cijnsgoed Ten Hout of Ter Holt, een in 1281 gestichte omwalde site met moestuin en boomgaard, waarvan het kadaster in 1936 de verdwijning van de gebouwen noteerde. In de Atlas van de Buurtwegen (1844) wordt het geheel aangeduid als een semi-gesloten complex.
Het huis aan de Hasseltsesteenweg werd in 1847 vergroot tot een gesloten geheel met binnenkoer. Volgens deze mutatieschets verscheen dan pas de toren. Al in 1873 noteerde het kadaster de reductie tot een L-vorm, de huidige configuratie. Daar ging allicht de constructie van het huidige huis mee gepaard, dat veel ruimer was dan de hogerop geciteerde beschrijving. Op de kaart van het Dépôt de la Guerre van 1871-1878 staat het goed als kasteel aangegeven, een uitstraling die het nog steeds bezit.
Allicht werd toen al een parkaanleg gerealiseerd, getuige de volwassen bomen op enkele oude prentkaarten uit het begin van de 20ste eeuw. Nochtans noteerde het kadaster pas in 1904 en 1907 de samenvoeging van een aantal percelen achter het huis tot een groot perceel reikend tot de Om(me)straat; allicht werd het park toen uitgebreid.
Na 1968 greep een bestemmingswijziging plaats en werd het Torenheem, zoals het toen heette, een gezinsvervangend tehuis, dat evenwel geen lang leven beschoren was. Sedert de jaren 1990 is De Toren weer een privé-woning, evenwel met een erg gereduceerde tuin, want het grote perceel aan de Om(me)straat werd verkaveld en bebouwd.
Het aan straatzijde van een kasseien stoep voorziene, in rode baksteenkleur gekaleid bakstenen herenhuis op een bepleisterde en beschilderde plint met rechthoekige keldervensters, waarvan de voorgevel en twee zijgevels op het moment van de bescherming met wilde wingerd (Parthenocissusw) was begroeid, telt drie bouwlagen en zeven traveeën onder een schilddak met zwarte Vlaamse pannen, waarbij aan de achterzijde, ten zuidoosten, een uitspringende toren aansluit met een gemansardeerd tentdak (leien en Vlaamse pannen), een bolbekroning en een smeedijzeren windvaan met lier. In de voorgevel van de toren werd een rechthoekige deur tot een venster aangepast, confer de hoger aangebrachte kalkstenen latei; de rechterzijgevel vertoont een rechthoekig venster met later houtwerk en een bovenlicht met glas-in-lood en flessenbodems; de achtergevel heeft een rechthoekige deur in een vlakke kalkstenen omlijsting, met eveneens later houtwerk en dito bovenlicht. Links van het herenhuis leunt er een éénlaagse dienstvleugel (bakhuis en paardenstalling) tegen aan die de hoek maakt met het haakse wagenhuis, het geheel onder gecombineerde, ten noordoosten afgewolfde zadeldaken, met zwarte Vlaamse pannen, voorzien van twee loden pirons. Deze L-vormige, eveneens analoog gekaleide, bakstenen dienstvleugel vertoont S-vormige ankers.
De talrijke vensters van het huis bewaren hun oorspronkelijk houtwerk met zesruiters, alsook hun kalkstenen lateien en kordon vormende lekdrempels op de tweede en derde bouwlaag, zodat de uitstraling een hoge graad aan authenticiteit bezit. De pijlvormige middenstijlen van de bovenlichten bleven grotendeels bewaard, evenals de ijzeren borstweringen en de geprofileerde houten kroonlijst. Onder de kroonlijst zijn steigergaten zichtbaar, die met houten plaatjes zijn afgedekt. De linkerzijgevel van het herenhuis is blind. In de rechterzijgevel van het herenhuis werd een rechthoekige deur tot een korfboogvormige aangepast. De achtergevel, die analoog is aan de voorgevel, vertoont in de eerste travee een eveneens tot venster aangepaste voormalige deur.
De straatzijde van de L-vormige vleugel vertoont vier getoogde vensters en drie dakkapellen, de twee linkse met zadeldakje met dakschild vooraan en de rechter recent met vlakke bedaking; het houtwerk van deze dakkapellen werd vernieuwd. De haakse zijde heeft aan de buitenzijde rondboogvormige muuropeningen met bepleisterde afwerking alsook rechthoekige asemgaten met kalkstenen afwerking.
De erfzijde van het dienstgedeelte vertoont rechthoekige muuropeningen met houten en bakstenen omlijstingen, alsook behouden buitenschrijnwerk; er is één rechthoekige poort onder houten latei, alsook een klimmende dakkapel.
De indeling van het interieur van het herenhuis ziet eruit als volgt: aan straatzijde bevinden zich drie kamers en enfilade, die met elkaar verbonden zijn door vleugeldeuren en die met analoge deuren uitkomen op de centrale inkomhal met trap die aan tuinzijde ligt, tussen de voorkamers en de toren; ten noordwesten van deze trap is er een vertrek dat een open geheel vormt met de meest links gelegen voorkamer; de inkom aan tuinzijde bevindt zich onderaan in de toren. Eertijds kon men waarschijnlijk via een deur in de rechterzijgevel van het huis, thans een venster, rechtstreeks in de inkomhal geraken.
In het interieur van het huis bleven verschillende elementen van de oorspronkelijke aankleding bewaard: op de begane grond van de eerste travee een gang met vloer in Noir de Masy-marmer; op de tweede bouwlaag aldaar een eiken slingertrap met balustervormige trappaal met vernieuwde bolbekroning, een trap die nu enkel naar de derde bouwlaag leidt en eertijds doorliep tot op het gelijkvloers, van waar er toegang is naar de overwelfde kelders; plankenvloeren op alle bouwlagen, met uitzondering van de oorspronkelijke witte en zwarte cementtegelvloer met geometrische motieven en Griekse meanderfries aan de boorden in de centrale traphal en de latere florale veelkleurige cementtegelvloer op de begane grond van de toren; binnendeuren; marmeren vensterbanken en dito schouwen, eenvoudiger op de derde bouwlaag; binnenluiken achteraan en in de linkergevel van de toren; stucplafonds met laatempire, neoclassicistische en neorococo stijlmotieven, waaronder putti, rankwerk, acanthussen, rozetten, schelpen, rocailles en bloemen. In de traphal vertrekt een gedecapeerde eiken slingertrap naar de zolderverdieping; deze trap wordt tussen de bouwlagen in gekenmerkt door telkens twee rondboognissen in de muur. Op de zolder bleef het oorspronkelijke gebinte grotendeels bewaard.
Zoals op de postkaarten van het begin van de 20ste eeuw, wordt de korte voortuin van de steenweg gescheiden door een geschoren haag van haagbeuk (Carpinus betulus). Ze wordt op de rechterzijde onderbroken door een inrijhek uit het midden van de 19de eeuw, gedragen door gietijzeren zuilen met een vergulde gepunte bolbekroning en bestaande uit een eenvoudig spijlenhek met vierkante stijlen en regels en ronde spijlen met klimmend beloop naar de makelaar en vergulde lanspunten.
Een oprit in kasseien loopt gebogen door de tuin naar het wagenhuis en het smeedijzeren hek van de veldpoort ernaast. Rechts van het inrijhek is er aan straatzijde een meer recente taxushaag (Taxus) en rechts van de oprit bevindt zich een ligusterhaag (Ligustrum). Een tweede hek, mogelijk eind 19de-eeuws of begin 20ste-eeuws, staat links van het dienstgedeelte en bestaat uit rechthoekige regels, stijlen en spijlen met klimmend beloop naar de makelaar en lanspunten; de spijlen vertonen onderaan krullen en bovenaan dubbele krullen.
Door de verkaveling aan de Omstraat en door de recente constructie van een benzinestation links van De Toren, blijft er nog slechts een gereduceerde tuin over. Op het afgescheiden perceel dat nu behoort tot het recent gebouwde huis (Omstraat nr. 12) staan enkele behouden bomen; het ruime grasveld bezit echter geen afleesbare parkstructuur meer.
Volgende bomen zijn vermeldenswaardig: een bruine beuk met afgekapte tak (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) en een gewone plataan (Platanus hispanica (x)) in de tuin van Kasteel De Toren. Op het perceel van de Omstraat bevinden zich twee zuilvormige zomereiken (Quercus robur ‘Fastigiata’) met een stamomtrek van 2,15 meter, een gekandelaarde, als solitair geplante hangende zilverlinde (Tilia tomentosa) met een stamomtrek van 3,05 meter; vier bruine beuken (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) met stamomtrekken van 4,23 (geënt), 3,49, 4,40 en 3,79 meter en een okkernoot (Juglans regia) (opname in 2008).
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DL002541, Kasteel De Toren
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2008: Kasteeldomein De Toren [online], https://id.erfgoed.net/teksten/154194 (geraadpleegd op ).
In de Atlas van de Buurtwegen (1844) aangeduid als een semi-gesloten complex. Heden: L.-vormig geheel, gelegen in een landschapspark met onder andere enkele merkwaardige beuken en een beukenhaag aan de straatzijde. Rechts van het complex: smeedijzeren hek tussen dito pijlers. Erf niet toegankelijk.
Het vierkante torengebouw waaraan het kasteel zijn naam ontleent, bestond reeds vóór 1846. In 1846 liet baron de Heusch de overige gebouwen en de vleugel palend aan de steenweg optrekken. In 1907 werd het goed aangekocht door de familie dokter Roelants-de Lexhy, die het kwam bewonen en waarnaar het kasteeltje is genoemd. Na 1968 een gezinsvervangend tehuis "Torenheem" en in 1999 leegstaand.
L.-vormig bakstenen complex met ten zuidoosten, toren van drie bouwlagen onder gemansardeerd tentdak (Vlaamse pannen en leien), bekroond door een smeedijzeren windvaan, van vóór 1846. Rechthoekige vensters onder hardstenen lateien en op dito lekdrempels. Grotendeels origineel houtwerk. Voorzijde met recent verlaagde rechthoekige deur. Aansluitende vleugel aan de straatzijde, van zeven traveeën en drie bouwlagen onder schilddak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen), van 1846. Hardstenen plint. gelijkaardige muuropeningen als bij de toren. Kordon vormende lekdrempels op de tweede en derde bouwlaag. Ten westen aansluitende L-vormige vleugel, stallingen (?), van één bouwlaag, onder zadeldaken (Vlaamse pannen), ten noordoosten afgewolfd. Straatzijde: vier getoogde vensters op hardstenen lekdrempels; drie dakkapellen, de rechter recent. Haakse zijde: rondboogvormige muuropeningen met hardstenen afwerking.
Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda; Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. & Pauwels D. 1999: Kasteeldomein De Toren [online], https://id.erfgoed.net/teksten/32413 (geraadpleegd op ).