Romaanse kerk uit de 12de eeuw met vroeggotisch koor uit het derde kwart van de 13de eeuw en vergroting van de noordelijke zijbeuk in neoromaanse stijl in 1870-1875.
De Sint-Pieterskerk is een zuidwest-noordoost georiënteerd bedehuis. De kerk wordt voor het eerst vermeld in de 11de eeuw. Onder de huidige vloerbedekking werden twee boven elkaar gelegen oudere vloeren ontdekt. De romaanse middenbeuk werd gebouwd tussen 1026 en 1038. De romaanse westertoren dateert uit de tweede helft van de 12de eeuw. In 1225-1238 werd aan de kerk een kapittel verbonden. Het vroeggotische koor en het transept van drie traveeën dateren van 1270-1275. De kerk werd verschillende keren geplunderd: in 1468 door de soldaten van Karel de Stoute, in 1482 door de troepen van Maximiliaan van Oostenrijk, in 1490 plundering en brandstichting door Jehannot-le-Bâtard en zijn bende, in 1568 teistering door de troepen van Willem de Zwijger en onder het Frans bewind plundering door Franse troepen. Een sacristie werd aan het koor aangebouwd in 1878-79 naar ontwerp van architect H. Jaminé (Hasselt). De laatgotische overwelvingen dateren uit de 15de eeuw en zijn mogelijk in verband te brengen met de brand van 1490. In de oude zuidelijke zijbeuk bevonden zich vijf deuren, elk met een klein rondboogvenster erboven, mogelijk de toegang tot kluizen, die aan de kerk waren aangebouwd.
Er gebeurden herstellingswerken rond 1840, waaronder het opnieuw voegen van al de buitenmuren en reparaties in 1838 aan bedaking en muren onder leiding van architect L. Jaminé (Hasselt). In 1870-1875 vond een restauratie plaats naar ontwerp van H. Jaminé (Hasselt). Hieraan herinnert een opschrift boven deur van zuidelijke zijbeuk die samen met de noordelijke zijbeuk is vergroot in neoromaanse stijl, met zoveel mogelijk hergebruik van de oude materialen. Verdere restauratiewerken waren: aanbrengen van een westportaal en volledige restauratie van de toren, onder meer opnieuw voegen van het metselwerk, vernieuwen van de zuiltjes van de biforen, van het gewelf en herstellen van de binnenmuren, herstellen van daktimmerwerk en nieuwe leienbekleding; dichtmetselen van de noordelijke zijingang in de kruisbeuk waarvan het parement samen met dat van het koor wordt vernieuwd; voorts volledige vernieuwing van het dak van de middenbeuk en herstellingen aan de buitenmuren van het koor.
In 1878 werd de oude en bouwvallige Heilige Kruiskapel of Calvarieberg afgebroken, die tegen de toren aanleunde aan de zuidkant. De kapel werd wederopgebouwd in het verlengde van de toegangsweg naar de kerk, maar werd rond 1985 definitief afgebroken waarbij het kruisbeeld werd overgebracht naar de kerk. Er vonden verschillende herstellingen plaats: dakrestauratie in 1912, vergroting en herstelling in 1938 naar ontwerp van architect P. Ulrix (Tongeren), herstellingswerken aan de toren in 1953, herstellings- en bevloeringswerken in 1968 naar ontwerp van architect P. Stevens (Hasselt), restauratie in 1972-1973 en herstellingswerken in 1984-1993 naar ontwerp van architect P. Stevens (Hasselt).
De Sint-Pieterskerk is een breuksteenbouw van silex en kwartsiet voor de toren en middenbeuk met gebruik van mergel voor de muurbanden, hoekblokken en afwerking van de muuropeningen van de romaanse toren. Smeedijzeren S- en X-vormige ankers sieren de gevels. De vroeggotische oostpartij werd opgetrokken in mergel. Er werd gebruik gemaakt van kruisvormige ankers aan het schip, transept en koor.
De plattegrond beschrijft een driebeukig schip van zes traveeën, acht voor de zijbeuken, met gedeeltelijk ingebouwde westertoren, een transept van drie traveeën en een koor van één rechte travee met vlakke sluiting, ten zuiden geflankeerd door de sacristie.
De toren is waarschijnlijk niet opgetrokken uit de stenen van de Romeinse stadswal van Tongeren, zoals beweerd. De toren is opgebouwd uit vijf geledingen gescheiden door afgeschuinde waterlijsten en spaarzaam voorzien van lichtgleuven. De twee onderste geledingen zijn onversierd en oorspronkelijk blind zoals nagenoeg de hele westzijde. De ornamentering van de toren bestaat uit twee biforen met vernieuwde zuilen met teerlingkapiteel in de noordzijde van de derde geleding, grotendeels gedicht aan de zuidzijde; drie kleine spaarnissen aan de noord-, zuid- en oostzijde van de vierde geleding en opnieuw twee biforen als galmgaten aan dezelfde zijden van de vijfde, eveneens inspringende geleding, bijkomend rondboogvenster ten westen en omlopende rondboogfries van mergelsteen.
Het westportaal dateert uit 1875 en heeft een rondboogdeur in een geblokte hardstenen omlijsting met geprofileerde druiplijst, met daarboven in een vierkante mergelstenen omlijsting: “LEOPOLDO II R/ J. BOVY/ H. JAMINE ARCH”.
Het middenschip en lagere zijbeuken heeft rondbogige bovenvensters op mergelstenen lekdrempels; gelijkaardige vensters in de zijbeuken, in een afgeschuinde omlijsting en op lekdrempels, gevat in rondbogige spaarnissen. In de eerste westelijke travee is telkens één klein mergelstenen rondboogvenstertje aanwezig boven een rechthoekige deur in een stenen omlijsting, met keperbooglatei. De dwarsbeuk heeft hoeksteunberen, op elkaar gesteld aan de noordzijde’ een sokkel met dubbele afzaat en vroeggotische spitsbogige drielichten, in een geprofileerde omlijsting, deels met drielobbig maaswerk voorzien van driepassen. Het koor heeft vensters in een omlopende rondbogige druiplijst. De sacristie heeft complexe bedaking en rechthoekige hardstenen kruiskozijn en deur met bolkozijn als bovenlicht.
In de toren is aan de noord- en de zuidzijde is er een trap ingewerkt in de muurdikte, in plaats van de vroegere ladder in het schip, als enige toegang tot de torenverdieping. De overgang tussen de toren en het schip wordt voorzien door een mergelstenen rondboog en een overkluizing oor middel van een kruisgewelf.
Het interieur is grotendeels ontpleisterd. Het is een breuksteenbouw, voornamelijk silex, voor de van mergelstenen imposten en scheibogen voorziene pijlers en de bovenmuren van de in kern romaanse middenbeuk onder gotische kruisribgewelven van bak- en mergelsteen. Er bleef een middeleeuwse muurschildering aan de zesde pijler aan de noordkant bewaard met de voorstelling van gotische architectuur onder zadeldak en met drielobbige boog, geflankeerd door twee torens (?) en rankwerk met bloemen onderaan.
De zijbeuken hebben bepleisterde en beschilderde zijmuren en mergelstenen kruisgewelven tussen gordelbogen opgevangen door imposten van mergelsteen. Het transept heeft stergewelven van bak- en mergelsteen, in de kruising rustend op bepleisterde en beschilderde bundelpijlers onder spitsbogige scheibogen van mergel.Het koor heeft een gelijkaardig gewelf als in het transept.
Schilderijen met voorstelling van de Heilige Johannes Evangelist en de Doop van Jezus (18de eeuw), en van de Kruisvinding (18de eeuw).
Beschilderde houten beelden: Sint-Hubertus (18de eeuw); Sint-Petrus, -Paulus en -Rochus (18de eeuw); calvariegroep (1875?). Christus aan het kruis, afkomstig van de voormalige Heilige Kruiskapel.
Stucwerk in het koor (circa 1780, Lodewijk XVI) met bisschoppelijke, pauselijke en kardinaalsemblemen, kruisen, de lijdenswerktuigen van Christus, muziekinstrumenten, guirlandes en een visvangsttafereel; eiken hoofdaltaar (midden 18de eeuw, Lodewijk XV) met aanbiddende engelen en een tabernakel met de voorstelling van de ontmoeting tussen Abraham en Melchisedec; altaar in doopkapel, uit witte steen en zwart marmer (18de eeuw); twee biechtstoelen, eik (18de eeuw); communiebank (1739); neogotisch eiken koorgestoelte (tweede helft 19de eeuw); smeedijzeren hek aan de doopkapel tussen marmeren pijlers (eerste helft 18de eeuw); orgel: oorspronkelijk werk van A. Clerinx (Sint-Truiden), werken door Pereboom & Leyser (Maastricht) bijvoorbeeld stemmen (1881), circa 1950 omgebouwd door B. Pels (Alkmaar, Lier); doopvont: kuip (16de eeuw) op basis (13de eeuw).
Figuratief glasraam (1608), gerestaureerd in 1877; zes figuratieve glasramen door Vander Poorten (Brussel, 1877); veertien figuratieve glasramen door dezelfde, kruisweg.
Grafstenen met persoonsvoorstellingen: van Raes van Printhagen (+ 1522) en zijn vrouw Johanna van Loncin (+ 15[..]); van Gregorius Camerarius (+ 1541); deels bewaarde grafsteen van een geharnaste man (vermoedelijk eind 16de eeuw). Drie grafstenen met blazoen (17de eeuw). Grafstenen van Peter Cox van Hasselt (+ 1668), deken van het kapittel van Kortessem in 1668, en van Godfried Cox, kanunnik (+ 1714?). Grafkruisen van Hendrick Leys en zijn echtgenote Martha (?) Hanen (?) (midden 17de eeuw?); van Herman of Art Van Vinckenroy (tweede helft 17de eeuw); van Arn. Kenis (+ 1791) en echtgenote Maria Joseph Timmermans (+ 1809), geplaatst door hun dochter Maria Catherina.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Parochiekerk Sint-Pieter [online], https://id.erfgoed.net/teksten/170364 (geraadpleegd op ).
Zuidwest-noordoost georiënteerd bedehuis.
De kerk wordt voor het eerst vermeld in de 11de eeuw. Onder de huidige vloerbedekking werden twee boven elkaar gelegen oudere vloeren ontdekt. De romaanse middenbeuk werd gebouwd tussen 1026 en 1038. De romaanse westtoren dateert uit de tweede helft van de 12de eeuw. Van 1270-75 dateert het vroeggotische koor en het dito transept van drie traveeën.
In 1468, plundering door de soldaten van Karel de Stoute; in 1482, teistering door de troepen van Maximiliaan van Oostenrijk; in 1490, plundering en brandstichting door Jehannot-le-Bâtard en zijn bende; in 1568, teistering door de troepen van Willem de Zwijger; onder Frans bewind, plundering door Franse troepen.
Een sacristie werd aan het koor aangebouwd in 1878-79 naar ontwerp van architect H. Jaminé (Hasselt). De laatgotische overwelvingen dateren uit de 15de eeuw en zijn mogelijk in verband te brengen met de brand van 1490.
In de oude zuidelijke zijbeuk bevonden zich vijf deuren, elk met een klein rondboogvenster erboven, volgens J. Daris mogelijk de toegang tot kluizen, die aan de kerk waren aangebouwd.
Herstellingswerken circa 1840, waaronder het opnieuw voegen van al de buitenmuren. Reparaties in 1838 aan bedaking en muren onder leiding van architect L. Jaminé (Hasselt).
Restauratie naar ontwerp van H. Jaminé (Hasselt) in 1870-75, confer opschrift boven deur van de zuidelijke zijbeuk die samen met de noordelijke zijbeuk is vergroot in neoromaanse stijl, met zoveel mogelijk hergebruik van de oude materialen: aanbrengen van een westportaal en volledige restauratie van de toren onder meer opnieuw voegen van het metselwerk, vernieuwen van de zuiltjes der biforen, van het gewelf en herstellen van de binnenmuren, herstellen van daktimmerwerk en nieuwe leienbekleding; dichtmetselen van de noordelijke zijingang in de kruisbeuk waarvan het parement samen met dat van het koor wordt vernieuwd; voorts volledige vernieuwing van het dak van de middenbeuk, herstellingen aan de buitenmuren van het koor.
Afbraak in 1878 van de oude en bouwvallige Heilige Kruiskapel of Calvarieberg, die tegen de toren aanleunde aan de zuidkant; wederopbouw van de kapel in het verlengde van de toegangsweg naar de kerk en definitieve afbraak circa 1985; kruisbeeld overgebracht in de kerk. Dakrestauratie in 1912. Vergroting en herstelling in 1938 naar ontwerp van architect P. Ulrix (Tongeren).
Herstellingswerken aan de toren in 1953. Herstellings- en bevloeringswerken in 1968, naar ontwerp van architect P. Stevens (Hasselt). Restauratie in 1972-73. Herstellingswerken in 1984-93 naar ontwerp van architect P. Stevens (Hasselt).
Breuksteenbouw van silex en kwartsiet voor de toren en middenbeuk; gebruik van mergel voor de muurbanden, hoekblokken en afwerking van de muuropeningen van de romaanse toren, smeedijzeren S- en X-vormige ankers; vroeggotische oostpartij van mergel; kruisvormige ankers aan schip, transept en koor; zadel- en lessenaarsdaken (leien).
De plattegrond beschrijft een driebeukig schip van zes traveeën, acht voor de zijbeuken, met gedeeltelijk ingebouwde westtoren, een transept van drie travee en een koor van één rechte travee met vlakke sluiting, ten zuiden geflankeerd door de sacristie.
De toren is waarschijnlijk niet opgetrokken uit stenen van de Romeinse stadswal van Tongeren, zoals beweerd. Vijf geledingen gescheiden door afgeschuinde waterlijsten en spaarzaam voorzien van lichtgleuven; de beide onderste zijn onversierd en oorspronkelijk blind zoals nagenoeg de hele westzijde; twee biforen met vernieuwde zuilen met teerlingkapiteel in de noordzijde van de derde geleding, grotendeels gedicht aan de zuidzijde; drie kleine spaarnissen aan de noord-, zuid- en oostzijde van de vierde geleding en opnieuw twee biforen als galmgaten aan dezelfde zijden van de vijfde, eveneens inspringende geleding, bijkomend rondboogvenster ten westen en omlopende rondboogfries van mergelsteen; modern tentdak (leien).
Westportaal (1875) met rondboogdeur in een geblokte hardstenen omlijsting met geprofileerde druiplijst, waarboven in een vierkante mergelstenen omlijsting: LEOPOLDO II R/ J. BOVY/ H. JAMINE ARCH.
Middenschip en lagere zijbeuken: rondbogige bovenvensters op mergelstenen lekdrempels; dito vensters in de zijbeuken, in een afgeschuinde omlijsting en op dito lekdrempels, gevat in rondbogige spaarnissen; in de eerste westtravee telkens één klein mergelstenen rondboogvenstertje boven een rechthoekige deur in een stenen omlijsting, met keperbooglatei. Dwarsbeuk: hoeksteunberen, op elkaar gesteld aan de noordzijde; sokkel met dubbele afzaat; vroeggotische spitsbogige drielichten, in een geprofileerde omlijsting, deels met drielobbig maaswerk voorzien van driepassen. Koor met vensters ditmaal in een omlopende rondbogige druiplijst. Sacristie onder complexe bedaking (leien). Rechthoekige hardstenen kruiskozijn en deur met dito bolkozijn als bovenlicht.
Toreninterieur: Aan de noord- en de zuidzijde is er een trap ingewerkt in de muurdikte, in plaats van de vroegere ladder in het schip, als enige toegang tot de torenverdieping. Mergelstenen rondboog tussen toren en schip en overkluizing door middel van een kruisgewelf.
Grotendeels ontpleisterd interieur: breuksteenbouw, voornamelijk silex, voor de van mergelstenen imposten en scheibogen voorziene pijlers en de bovenmuren van de in kern romaanse middenbeuk onder gotische kruisribgewelven van bak- en mergelsteen; middeleeuwse muurschildering aan de zesde pijler aan de noordkant: gotische architectuur onder zadeldak en met drielobbige boog, geflankeerd door twee torens (?), rankwerk met bloemen onderaan. Zijbeuken met bepleisterde en beschilderde zijmuren; mergelstenen kruisgewelven tussen gordelbogen in de zijwanden opgevangen door imposten van mergelsteen. Transept met stergewelven van bak- en mergelsteen, in de kruising rustend op bepleisterde en beschilderde bundelpijlers onder spitsbogige scheibogen van mergel. Koor met gelijkaardig gewelf als in het transept.
Schilderijen met voorstelling van de Heilige Johannes Evangelist en de Doop van Jezus (18de eeuw), en van de Kruisvinding (18de eeuw). Beschilderde houten beelden: Sint-Hubertus(18de eeuw); Sint-Petrus, -Paulus en -Rochus (18de eeuw); calvariegroep (1875?). Christus aan het kruis, afkomstig van de voormalige Heilige Kruiskapel.
Stucwerk in het koor (circa 1780, Lodewijk XVI) met bisschoppelijke, pauselijke en kardinaalsemblemen, kruisen, de lijdenswerktuigen van Christus, muziekinstrumenten, guirlandes en een visvangsttafereel; eiken hoofdaltaar (midden 18de eeuw, Lodewijk XV) met aanbiddende engelen en een tabernakel met de voorstelling van de ontmoeting tussen Abraham en Melchisedec; altaar in doopkapel, uit witte steen en zwart marmer (18de eeuw); twee biechtstoelen, eik (18de eeuw); communiebank (1739); neogotisch eiken koorgestoelte (tweede helft 19de eeuw); smeedijzeren hek aan de doopkapel tussen marmeren pijlers (eerste helft 18de eeuw); orgel: oorspronkelijk werk van A. Clerinx (Sint-Truiden), werken door Pereboom & Leyser (Maastricht) bijvoorbeeld stemmen (1881), circa 1950 omgebouwd door B. Pels (Alkmaar, Lier); doopvont: kuip (16de eeuw) op basis (13de eeuw).
Figuratief glasraam (1608), gerestaureerd in 1877; zes figuratieve glasramen door Vander Poorten (Brussel, 1877); veertien figuratieve glasramen door dezelfde, kruisweg.
Grafstenen met persoonsvoorstellingen: van Raes van Printhagen (+ 1522) en zijn vrouw Johanna van Loncin (+ 15[..]); van Gregorius Camerarius (+ 1541); deels bewaarde grafsteen van een geharnaste man (vermoedelijk eind 16de eeuw). Drie grafstenen met blazoen (eerste en tweede helft 17de eeuw). Grafstenen van Peter Cox van Hasselt (+ 1668), deken van het kapittel van Kortessem in 1668, en van Godfried Cox, kanunnik (+ 1714?). Grafkruisen van Hendrick Leys en zijn echtgenote Martha (?) Hanen (?) (midden 17de eeuw?); van Herman of Art Van Vinckenroy (tweede helft 17de eeuw); van Arn. Kenis (+ 1791) en echtgenote Maria Joseph Timmermans (+ 1809), geplaatst door hun dochter Maria Catherina.
Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Pauwels D. 1999: Parochiekerk Sint-Pieter [online], https://id.erfgoed.net/teksten/32425 (geraadpleegd op ).