De hoeve gedateerd 1674 met oude kern, behoorde gedurende heel het ancien régime toe aan de abdij van Herkenrode.
De hoeve zogenaamd Schoenwinckel wordt op de Ferrariskaart (1771-1777) ‘Cense de Bombrouck’ genoemd, in de Atlas van de Buurtwegen (1844) ‘Ferme Schoonwinkel’. De naam Schoenwinckel verwijst naar een mooi, afgelegen domein.
Dit leengoed, met hoeve en dertig bunders grond, werd in 1264 door Willem van Altena, heer van Kortessem, en zijn vrouw geschonken aan de abdij van Herkenrode en tegelijk door graaf Arnold van Borgloon van alle feodale lasten ontheven. In de middeleeuwen en het ancien régime werd een deel van de oogst van deze hoeve, het zogenaamde tiende deel, aan het ‘armenpoortje’ van de abdij te Herkenrode-Kuringen aan de hulpbehoevenden uitgedeeld. Het goed bleef eigendom van Herkenrode tot aan de Franse Revolutie.
Op de Ferrariskaart (1771-1777) is het complex L-vormig geregistreerd, met een paar losstaande bestanddelen ten noorden en ten westen. Aldaar is het geheel omgeven door omhaagde boomgaarden, weilanden en akkers, met mogelijk de moestuin ten zuiden. Een paar vijvers zijn ten noorden aangeduid. Een pad vanuit de huidige Stationsstraat, dat thans nog bestaat, leidde naar de hoeve.
In 1797 werd het goed, namelijk een winning en 72 bunder, verkocht aan Jan Theodoor van Gulpen en Paul Bonhomme van Maastricht. Bonhomme betrok de hoeve en restaureerde ze in 1797. Van de middeleeuwse hoeve Schoonwinkel (toestand vóór 1679) stonden de diverse gebouwen in een losse opstelling rondom een vierzijdig erf. De toegangsweg, destijds Hofstraat, situeerde zich aan de zijde van Kortessem. In de onmiddellijke nabijheid van het woonhuis lagen twee vijvers. De huidige inrit, destijds Schoone Winckelstraat genoemd, reikte vóór 1679 slechts tot aan de haakse bocht en was in feite een veldweg naar de landerijen. Na de bouw van het huidige woonhuis, waarvan de voorgevel naar Wintershoven georiënteerd is, werd deze veldweg westwaarts tot bij de hoeve verlengd. De oude toegangsweg raakte nadien in onbruik.
Volgens de kadastrale legger uit 1844 was de hoeve in bezit van Pieter Michiels, koopman in Tongeren. Zoals nu had het goed toen al een landbouwfunctie en bestond het in 1844 uit een huis, een brouwerij, bouwland, weiden, hooiland, percelen moestuin, een boomgaard en een lustvijver. Later werd het goed via de aangetrouwde families de Lexhy en Roelants vererfd.
Volgens het Verzamelplan door E.L. Tricot uit 1810, herzien door Goethals in 1841, bestond het complex toen uit een L-vormige hoeve, waarvan het langgerekte westelijke element het zuidelijk element in een punt raakte; het oostelijk deel van dit zuidelijk element was breder; de hoeve is op dit plan vergezeld van een westelijk losstaand kleiner gebouw en een groter, eveneens losstaand noordelijk gebouw. Uit dit Verzamelplan blijkt dat de percelen moestuin ten westen en ten noordoosten lagen, de boomgaard ten westen van de westelijke moestuin en de lustvijver ten noordwesten van het complex.
In 1851 worden de twee elementen van de L-vormige hoeve volledig aan elkaar gebouwd en wordt ten westen van het westelijk element een zeer klein, vierkant deel aangehecht. In 1868 werd de hoeve door brand geteisterd. In 1870 wordt het oostelijk deel van het zuidelijk element van de L-vormige hoeve L-vormig aangepast. In 1906 wordt aan het zuidelijk deel van de L-vormige hoeve een stukje ten oosten bijgebouwd.
In 1937 verdwijnt het zeer klein, vierkant element van 1851 en verandert het westelijk losstaand gebouw van vorm, dat ten noorden bovendien vergezeld is van een nieuw losstaand, quasi parallel element; ten noorden van het zuidelijk element van de hoeve komt er eveneens een losstaand gebouw bij; het noordelijk uiteinde van het westelijke langgerekte deel van de hoeve wordt aangepast. In 1960 werd het complex een tweede keer door brand geteisterd. In 1982 verdwijnen alle losstaande elementen en verschijnt er een lange aanbouw ten westen, in het verlengde van het zuidelijk deel van de hoeve. In 1989 wordt het noordelijk deel van de L-vormige hoeve verbreed.
De hoeve bestaat uit een woonhuis met aanpalende stallen ten zuiden en een langsschuur ten zuiden van een gekasseid erf.
Ten westen bevindt zich het beschilderde bakstenen woonhuis van tien traveeën en anderhalve bouwlaag onder een gebogen zadeldak met Vlaamse pannen en noordelijk aandak. In kern dateert dit woonhuis uit 1674, getuige de jaartalankers. Verder zijn er merendeels S-vormige ankers. De houten kozijnen werden in de loop der tijd aangepast en beschikken op de eerste bouwlaag over luiken en een neg- of sponningbeloop; gedeeltelijk zijn er ook hardstenen lekdrempels. De rechthoekige deur is vervat in een geprofileerde kalkstenen omlijsting, dateert van 1797 en heeft een bovenlicht met houten roedeverdeling, alsook een bekroning in Lodewijk XVI-stijl, met banderollen en guirlandes, waarin het jaartal: 1797 en de initialen P[aul] B[onhomme] en L.V. (?). Vooraan rechts is een recente garage aangebouwd. De achtergevel van het woonhuis is uitgebouwd en aangepast.
Ten zuiden palen witbeschilderde bakstenen stallen aan, met hooizolders erboven, onder een gebogen zadeldak met Vlaamse pannen vooraan en mechanische pannen achteraan. Er is een kalkstenen rondboogpoort van 1797 met negblokken en één schamppaal, als doorgang naar de velden. Verder zijn er deels aangepaste kalkstenen muuropeningen en twee recente poorten. De achterzijde van deze poortvleugel vertoont eveneens een kalkstenen rondboogpoort met negblokken; er zijn sporen van mergelstenen hoekbanden.
In het interieur van het woonhuis bleef in de linkervoorkamer op de begane grond een 18de-eeuws stucplafond bewaard met rankwerk. De 17de-eeuwse schouwen verdwenen recent. Het oude gebint bleef behouden. Het interieur van de stallingen heeft bakstenen Boheemse kappen op pijlers met pseudo-kapiteel op de begane grond.
Ten zuiden bevindt zich de haakse witbeschilderde bakstenen langsschuur onder zadeldak met golfplaten, in zijn huidig uitzicht uit de 19de-20ste eeuw. Aan deze langsschuur werden recent dienstgebouwen in het verlengde aangebouwd.
Bron: Beschermingsdossier DL002517, Kortessem (Wintershoven): Kasteel en hoeve Dessener, Hoeve Schoenwinckel (digitaal dossier)
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2008: Hoeve Schoenwinckel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/154173 (geraadpleegd op ).
Op de Ferrariskaart (1771-77) zogenaamd Cense de Bombrouck, in de Atlas van de Buurtwegen 1844 zogenaamd Ferme Schoonwinkel.
De naam "Schoenwinckel" verwijst naar een mooi, afgelegen domein. Dit leengoed, met hoeve en dertig bunders grond, werd in 1264 door Willem van Altena en zijn vrouw geschonken aan de abdij van Herkenrode. Het goed bleef eigendom van Herkenrode tot aan de Franse Revolutie. In 1797 werd het verkocht aan Jan Theodoor van Gulpen en Paul Bonhomme van Maastricht. Bonhomme betrok de hoeve en restaureerde ze in 1797. In 1868 en 1960 werd de hoeve door brand geteisterd.
Heden L-vormige hoeve, oorspronkelijk met een paar losstaande bestanddelen ten noorden en ten westen, confer Ferrariskaart (1771-77) en Atlas van de Buurtwegen 1844. Op de Ferrariskaart is het complex omgeven door boomgaarden, weilanden en akkers, met de moestuin ten zuiden. Op de historische kaarten zijn ten noorden van het woonhuis respectievelijk twee vijvers en één vijver aangeduid. De toegangsweg lag aanvankelijk aan de zijde van Kortessem.
Hoeve heden bestaande uit een woonhuis met aanpalende stallen ten westen en een langsschuur ten zuiden van een gekasseid erf. Vijver ten oosten van het woonhuis. Het complex is gelegen ten noorden van de straat, aan het einde van een gekasseide oprit.
Ten westen, beschilderd bakstenen woonhuis van tien traveeën en anderhalve bouwlaag onder gebogen zadeldak (Vlaamse pannen) met aandak rechts, in kern daterend van 1674 confer jaarankers. Voorts merendeels S-vormige ankers. Aangepaste houten kozijnen, op de eerste bouwlaag beluikt met neg- of sponningbeloop. Rechthoekige deur in geprofileerde kalkstenen omlijsting, van 1797, met bovenlicht voorzien van houten roedeverdeling, en bekroning in Lodewijk XVI-stijl (banderollen, guirlandes), waarin het jaartal 1797 en de initialen: P[aul] B[onhomme] en L.V. (?). Verbouwde achtergevel.
Ten zuiden aanpalende stallen met hooizolders erboven, onder gebogen zadeldak (Vlaamse pannen). Kalkstenen rondboogpoort van 1797 met negblokken en één schamppaal, als doorgang naar de velden; kalkstenen muuropeningen en twee recente poorten. Achterzijde poortvleugel: eveneens kalkstenen rondboogpoort met negblokken; sporen van mergelstenen hoekbanden.
Interieur: bakstenen Boheemse kappen op pijlers met pseudo-kapiteel op de begane grond van de stallingen. Ten zuiden, haakse witbeschilderde bakstenen langsschuur onder zadeldak (golfplaten), uit de tweede helft van de 19de eeuw. Aangebouwde recente dienstgebouwen aan weerszijden in verlengde.
Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Pauwels D. 1999: Hoeve Schoenwinckel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/32465 (geraadpleegd op ).