is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Pieters-Banden
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Pietersbanden
Deze vaststelling is geldig sinds
Romaanse kerk van rond 1200, met ingrijpende restauratie en vergroting tussen 1887 en 1893 in neoromaanse stijl.
Reeds in 7de eeuw zou er een kerk in hout- en leembouw hebben gestaan. In de eerste helft van de 8ste eeuw worden de relieken van de heiligen, die er begraven zouden zijn, verheven tot de eer van het altaar. Ook in de 10de eeuw gebeurt zulke verheffing. Circa 1200 wordt de eenbeukige, stenen, romaanse kerk gebouwd, met ingebouwde westtoren. Van dit gebouw van vier traveeën zijn de westgevel, de twee zijgevels en de grondvesten van de oosten muur bewaard. Kolenzand-, ijzer- en lavasteen, alsook silex en blauwe steen, zijn gebruikt, naast fragmenten van Romeinse dakpannen. Het overgrote deel van deze materialen was wellicht afkomstig van een naburige Romeinse villa. Vooraan in de zuidgevel stond een kleine rondboogdeur, het heden dichtgemetselde paradijspoortje, dat, naast het kerkhof, ook toegang gaf tot het presbyterium.
In een latere periode werd de zaalkerk vergroot naar het oosten door de aanbouw van een versmald rechthoekig koor. In 1621 vond nogmaals een vergroting plaats: het romaanse koor werd wegens instortingsgevaar afgebroken en vervangen door een polygonaal koor. In de 18de eeuw gebeurden kleine veranderingen, onder meer de bouw in 1710 van een doopvonthuisje ten zuiden van het koor, dat reeds bouwvallig was in 1726, waarna het vervangen werd in opdracht van de gemeente door een nieuw, dat ook als sacristie moest fungeren. In 1744 gebeurde de vergroting van de vier koorvensters en in 1753 van de overige.
Het restauratieproject van 1862 naar ontwerp van architect M. Michiels (Tongeren) werd niet uitgevoerd. Tussen 1887 en 1893 vond een ingrijpende restauratie en vergroting plaats naar ontwerp van architect P. Langerock (Leuven), medewerker van J. Helleputte die hiervoor zelf bewaarde plannen maakt (1887-1889). De uitvoeringsplannen van Langerock nemen het project over doch met eigen aanpassingen (1889). Hierdoor ontstaat een vrijwel nieuw, neoromaans gebouw. De sacristie van 1726 en het koor van 1621 zijn eerst afgebroken. Enkel het oude beukgedeelte van de oorspronkelijke stenen kerk bleef bewaard. De toren, die aanvankelijk een dakruiter was boven de blinde westgevel, wordt nu tegen die gevel aangebouwd (zie bouwnaad) en van een ingang voorzien. Het schip wordt verlengd met toevoeging van een travee, een dwarsbeuk van één travee wordt toegevoegd, het koor vergroot, de sacristie ten zuiden van het koor heropgebouwd en een doopkapel tegen de noordzijgevel aangebouwd. De fundering bestaat uit oude materialen van de afgebroken gedeelten. De opstaande muren werden langs binnen opgemetseld met bakstenen en langs buiten met silex, afkomstig uit de groeven van Roclenge, Zichen en Sluizen. De uitvoering van de werken werd toevertrouwd aan aannemer Peter de Coster (Leuven). In 1892 werden er in het schip muurschilderingen blootgelegd uit het eerste kwart van de 17de eeuw, die, omwille van hun beschadiging en de toen gering geachte artistieke waarde, niet werden bewaard. Op 22 mei 1897 werd de vernieuwde en vergrote kerk plechtig ingezegend door Monseigneur Doutreloux, bisschop van Luik. Herstellingswerken aan de toren, waaronder opnieuw invoegen, vonden plaats in 1910.
Naar aanleiding van de vernieuwing van de centrale verwarming in 1967 werden opgravingen uitgevoerd in de kerk in 1967-1968. Onder meer verscheidene graven, drie grafkelders en twee paalgaten van de houten kerk werden vrijgelegd. Het onderzoek bracht evenwel geen gegevens aan het licht over de heiligen van Wintershoven, die in de kerk zouden zijn begraven.
De Sint-Piets-Bandenkerk is een georiënteerd bedehuis gelegen aan de splitsing van de straat, ten oosten en ten zuiden omgeven door weilanden. Rondom het bedehuis ligt het eertijds grotere kerkhof, afgesloten door een muur van silex (circa 1947).
De plattegrond beschrijft een rechthoekige beuk van vijf traveeën, met voorstaande vierkante westtoren met een aangebouwd driekwartrond traptorentje ten zuiden, een ten noorden bij de eerste travee aansluitende doopkapel van één rechte travee met halfronde sluiting, een transept met armen van één travee, rechte sluiting en telkens één oostelijke apsidiool, een vierkant koor van één rechte travee met apsis, een sacristie die schuin tegen de zuidelijke koormuur en de oostelijke dwarsbeukmuur aanleunt.
Het bedehuis werd opgetrokken in silex en vermelde steensoorten, met afwerking van hardsteen voor lekdrempels, lateien en deklijsten, en mergelsteen voor daklijsten. Krulankers sieren de gevels. De toren heeft vier bouwlagen onder tentdak, bekroond door een windhaan. Ten zuiden is een driekwartrond traptorentje aangebouwd, reikend tot de derde bouwlaag, met conische bedaking. Eerste bouwlaag heeft een rondboogportaal ten westen, met hardstenen rechtstanden, voorzien van negblokken en geprofileerde aanzetstenen, waarboven een archivolt; houtwerk met ijzerbeslag; één rondboogvenstertje aan beide zijkanten van de toren. De tweede bouwlaag wordt gekenmerkt door drie dito venstertjes. De derde bouwlaag bestaat uit twee rechthoekige venstertjes onder mijtervormige latei, ten westen en ten noorden; één dito venstertje ten zuiden; drie uurwerken, ten westen, noorden en zuiden, aangebracht tegen een rondbogige hardstenen plaat onder dito druiplijst. De vierde bouwlaag heeft telkens één bifoor met hardstenen middenstijl, in een rondbogig spaarveld; steigergaten. Er is een traptorentje met dezelfde venstertjes als op de derde bouwlaag van de toren.
Het schip, transept en koorpartij worden geritmeerd door rondbogige spaarvelden en lisenen, onder zadeldaken met een apsis met halfconische bedaking. Aan de uiteinden van het transept en tussen schip en koortravee zijn aandaken met aanzetstukken aanwezig. De gevels van het schip, koortraveeën en apsis worden geritmeerd door ingeschreven rondboogvensters, waarvan drie in de apsis. Gelijkaardige kleinere vensters zijn te zien in de beide apsidiolen en de sluiting van de doopkapel, respectievelijk één en drie. De sluitingsmuren van het transept hebben telkens één bifoor met hardstenen middenstijl, met daarboven een rechthoekig venstertje onder mijtervormige latei.
De sacristie onder een zadeldak met aandaken heeft gelijkaardige muuropeningen als bij het kerkgebouw. Er zijn aanbouwsel tussen kerk en sacristie, met rechthoekige deur onder een hardstenen mijtervormige latei op dito consoles.
In interieur is bepleisterd en beschilderd. Het schip en transept hebben een vlakke eiken zoldering. Er is een tongewelf boven de koortraveeën en halfronde koepel boven de apsis.
Schilderijen met voorstelling van Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Elisabeth, met Kind Jezus en Sint-Jan-de-Doper, Antwerpse school (17de eeuw); gezicht van Wintershoven met op voorgrond Sint-Landoaldus (eind 17de eeuw-begin 18de eeuw); Sint-Landoaldus en Sint-Lambertus met de bron van Wintershoven (17de eeuw?); de Aanbidding der Wijzen, Vlaamse School (eind 17de eeuw-begin 18de eeuw); de Kruisafneming (1774; 1789 volgens A. Dusar) van P.J. Verhaghen; de Dorpsplaats van Wintershoven, van D. Anten (Hasselt), naar oude voorstelling en bewaard in de sacristie (circa 1900); kruisweg door Colpa (Luik, 1906). Gepolychromeerde houten beelden: Calvarie, met Jezus aan het kruis (midden 15de eeuw) en neogotische beelden van Maria en Johannes, gips; zes kleine borstbeelden van de Heiligen van Wintershoven (15de-16de eeuw), namelijk Sint-Lambertus, Sint-Landoaldus, Sint-Amandus, Sint-Amantius, Sint-Vinciana en Sint-Landrada; Sint-Rochus (17de eeuw); Sint-Petrus (eind 19de eeuw); beeld van Sint-Lambertus door M. Hoeken en C. Jansen (Sint-Truiden, eind 19de eeuw).
Neoromaans hoofdaltaar van graniet en kalksteen naar ontwerp van P. Langerock (Leuven), door Fincoeur-Thomasse (Luik), (1897); neoromaanse preekstoel met voorstelling van Zegenende Christus en de vier Evangelisten, eik (begin 20ste eeuw); voormalige communiebank tot huidig altaar verwerkt; orgel door A. Beckers (Sint-Truiden, 1930), hersteld en omgebouwd door J. Stevens (Duffel, 1943) en nogmaals omgebouwd circa 1973; doopvont met hardstenen voet (19de eeuw), dito kuip uit 1525-50 (Maasland); wijwatervat, hergebruikt Romeins voetstuk, van tufsteen (3de-4de eeuw?).
Wandschilderingen door Colpa (Luik) met oudtestamentische prefiguraties van de eucharistie (1911); wandschildering door Colpa (Luik) met voorstelling van de Overbrenging van de relieken van Sint-Landoaldus en gezellen, van Gent naar Wintershoven (1897) (genoemde schilderingen circa 1947 hersteld door Legenhoek); wandschildering op opgekleefd doek van Gustave Meunier (Warsage) met voorstelling van de Aankomst van de Sint-Landoaldus en gezellen te Wintershoven (circa 1950); glasramen van koor en apsidiolen door Osterrath (1894); recente glasramen van Vos (Riemst) in de doopkapel, geplaatst naar aanleiding van de Jubelfeesten van 1997.
Hardstenen grafstenen van Guilhelmus de Lamboy de Dessener († 1585) en Elisabeth van Eynatten (+ 1579), geplaatst in 1602 door hun zoon Guilhelmus de Lamboy de Dessener; van Guilielmus a Lamboy de Dessener (+ 1636), heer van Wintershoven, en van Margaretha de Méan (+ 1612).
Auteurs: Schlusmans, Frieda; Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Plantsoen en kerhof
Is deel van
Wintershoven
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Pietersbanden [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/32466 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.