erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Martinus

bouwkundig element
ID
33681
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/33681

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinus
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Martinus
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Dorpskom Zomergem
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskom Zomergem
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinus
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Historiek

In de 9de eeuw zou hoogstwaarschijnlijk al een bidplaats op de Markt gestaan hebben. De bisschop van Doornik schonk in 1171 het altaar aan het kapittel van Onze-Lieve-Vrouw van Doornik. Vrijwel geen precieze historische gegevens omtrent oorsprong en vroege bouwevolutie van de huidige kerk (voor eind 16de eeuw). De Potter en Broeckaert maken melding van een brand eind 14de eeuw die noodzaakte tot heropbouw van de kerk in de loop van de 15de eeuw. De vroeggotische vierkante kruisingstoren van Doornikse steen, aanzien als een bouwwerk uit de 13de eeuw, hield blijkbaar stand; vormt heden nog het oudste onderdeel van de kerk. Kerkrekeningen vanaf begin 17de eeuw tot begin 19de eeuw wijzen op herhaaldelijke grondige herstellingen en bouwwerken, veelal echter zonder duidelijke specifiëring van de werken. Uit dergelijke bronnen blijkt wel dat de kerk minstens sinds begin 17de eeuw driebeukig was en drie altaren bezat. Brandschade aan de toren in 1683. Torennaald in 1727 waarschijnlijk vernieuwd en in 1739 voorzien van nieuwe schaliën. Belangrijke herstellingen in 1753: de verbouwingen leidden mogelijk tot vergroting van de kerk. Bouw van een nieuwe sacristie in 1769 (achter noordelijke zijkoor). In 1822: vernieuwing onder meer van houten zolderingen onder leiding van architect J.B. Van de Cappelle. In 1850: verlenging van de kerk met 10 meter in westelijke richting met bouw van nieuwe westgevel naar ontwerp van architect L. Roelandt. Volledige buitenkerk nadien witgekalkt om de als storend ervaren verschillende bouwmaterialen onzichtbaar te maken. Melding van een bouwmeester Vander Heyden naar aanleiding van herstellingen in 1853. Plaatsing in achttien vensters van nieuw stenen maaswerk naar ontwerp van E. Paternotte van 1877. Twee blinde gotische vensters van het hoofdkoor geopend in 1885, de overige drie in 1894. In 1900: aanvang van de vernieuwing van de leien dakbekleding, nadien herstelling van de torenspits (1905). Daarop volgden diverse herstellings- en verfraaiingswerken volgens plannen van 1904 van architecten H. en V. Vaerwyck: vrijleggen en herstelling van de torenpijlers, verwijderen van de inwendige afsluitmuren van de zijkoren en recht afgesloten noordkoor uitbreiden met een driezijdige sluiting met stenen overwelving naar analogie van het zuidelijk koor (1909-1910), bouw van een nieuwe sacristie (1911) na sloping van de oude. Zeer zware oorlogsschade aan de kerk in 1918: toren totaal vernield met uitzondering van de kruisingspijlers, westgevel fel beschadigd evenals de daken, overwelvingen en ramen. Uitvoering van de nodige restauratiewerken in 1921-1923 volgens plannen van 1920 van architect Valentin Vaerwyck. Opnieuw oorlogsschade aan de kerk in 1940 voornamelijk aan de torenspits, de daken, de oostzijde met sacristie, een deel van de pijlers en bogen achteraan in de kerk. In 1953 volgt de restauratie van voornoemde schade door architect Adrien Bressers. Dezelfde architect leidde in 1964-65 de voegwerken en herstellingen aan de plinten van de kerk.

Beschrijving

De plattegrond ontvouwt een oostelijk georiënteerde hallenkerk met drie even brede en hoge beuken van zes traveeën onder afzonderlijke leien zadeldaken, een vierkante kruisingstoren tussen niet uitspringend transept, een twee traveeën lang hoofdkoor met vijfzijdige sluiting en zijkoren met driezijdige sluiting. Rond traptorentje tegen de noordoostelijke hoek van de kruisingstoren, een lagere polygonale traptoren in de oksel van koor en noordelijk transept; de sacristie met aanbouw tegen noordelijk transept, bezit op dezelfde lijn als voornoemde traptorens, een laag polygonaal torentje, vooraan oprijzend uit het dak.

Merkwaardige vroeggotische kruisingstoren van Doornikse steen, grotendeels herbouwd in 1921-1923 door architect V. Vaerwyck. De twee boven het transept oprijzende torengeledingen vertonen aan iedere zijde: voor de luikamer, vijf blinde gekoppelde smalle spitsbogen op omlopende lijst en met bogen op pilasters; voor de klokkenkamer, telkens drie verdiepte spitsboogvormige galmgaten ook op een omlopende lijst. Hoge achtzijdige, ingesnoerde leien torenspits (herbouwd in 1953). Van de overige delen van de kerk, die in gotische stijl uitgevoerd zijn en ten vroegste opklimmen tot de 15de eeuw, zou het hoofdkoor mogelijk het oudste zijn. Het verschil in bouwmateriaal van de kerk bleef bij de herhaalde restauraties en uitbreidingen gerespecteerd en illustreert daardoor het vroegere, gefaseerde bouwproces. Zuidelijk zijkoor, transeptpuntgevels en zijgevel van zuidelijke zijbeuk van witte natuursteen, de rest van bak- en zandsteen. Met uitzondering van het noordelijk transeptvenster dat een drielicht in spitsboogveld vertoont, zijn de overige spitsboogvensters in het vierde kwart van de 19de eeuw van voornamelijk driedelig maaswerk voorzien. Westgevel, in 1921-1923 door architect Valentin Vaerwyck herbouwd, verschillend in uitwerking en detailafwerking van de oorspronkelijke neogotische westgevel van 1850 naar ontwerp van architect Louis Roelandt. De vier pilasters met hun bekronende pinakels die de drie even hoge puntgevels aflijnden werden achterwege gelaten; middenvenster naar onderen toe vergroot, portaal eronder verlaagd, tweedelige tracering van de vensters vervangen door vieren driedelig maaswerk. Beide zijbeukgevels in de top verrijkt met een neogotische gevelnis met beeld van Sint-Martinus en de Heilige Johannes met lam; middenpuntgevel bekroond door een natuurstenen achthoekig torentje met spits.

Interieur 

De drie beuken van het schip vertonen een houten spitsboogvormige overwelving, de koren een bakstenen overwelving met witstenen ribben. Kruisingstoren rustend op vier hoge kruisingspijlers, aan twee zijden een pilaster met halfzuil eindigend op knoppenkapiteel, die de brede spitsbogen met rechthoekig profiel opvangen. Vier hoger opgaande slanke hoekzuiltjes dienen als aanzet van de witstenen ribben van de kruisriboverwelving van de kruising. Onder iedere gewelfkap werden twee smalle spitsbooglichten op rechte lijst aangebracht. Monochroom geschilderde wanden en witstenen spitsboogvorrnige scheibogen op dito zuilen met achthoekige bladkapitelen. Calvarie met gepolychromeerde beeldengroep tegen de oostgevel van het middenkoor, werk van A. De Beule van 1909 evenals het Onze-Lieve-Vrouwebeeld op de hoek van de sacristie.

Mobilair

Schilderij: Sint-Martinus deelt zijn mantel met een bedelaar door L. Tytgadt van 1887.

Beeldhouwwerken: Harpspelende Koning David en twee bazuinblazende engelen, uit de 18de eeuw afkomstig van vroeger orgel; 18de-eeuwse houten beelden van Heilige Paulus en Heilige Petrus; wit stenen Piëtabeeld door A. De Beule van 1913; tien heden monochroom geschilderde heiligenbeelden van circa 1900 op gesculpteerde consoles tegen de schippijlers; borstbeeld van Heilige Martinus van 1898 door L. Blanchaert met polychromie door Bressers; houten Heilig Hartbeeld van 1875.

Zijaltaren met houten retabel, een door A. De Beule en een door A. Seynaeve, van 1909 naar ontwerp van architecten H. en V. Vaerwyck. Neogotische eiken koorbanken van 1900 door L. Blanchaert. Neogotische eiken communiebank van 1900 door L. Blanchaert. Rijk gesculpteerde preekstoel van 1868 door P.J. De Cuyper. Vier biechtstoelen in renaissancestijl (één 18de-eeuws (?) één uit het eerste kwart van de 19de eeuw en twee van 1928).

  • Archief Bestuur voor Monumenten en Landschappen Brussel, plannenfonds Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen provincie Oost-Vlaanderen, Zomergem.
  • RYCKAERT M., De Sint Martinuskerk van Zomergem, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nummer 31, 1980, p. 124-187.
  • RYCKAERT M., De Sint Martinuskerk van Zomergem, slachtoffer van twee wereldoorlogen, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nummer 28, 1976, p. 68-133.
  • SCHELLEKENS A., Somergem, in Oudheidkundige Inventaris van Oost-Vlaanderen, Gent, 1912, p. 1-7.
  • VANDENBUSSCHE-VAN DEN KERKHOVE C.-RENARD R., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie Oost-Vlaanderen, Kanton Zomergem, Brussel, 1975, p. 27-28.

Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1994: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Waarschoot - Zomergem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n5, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

De gevel van de linker zijbeuk is in de top verrijkt met een neogotische gevelnis met beeld van "Sint-Johannes" (met lam in zijn handen). De gevel van de rechter zijbeuk is in de top verrijkt met een neogotische gevelnis met beeld van "Sint-Martinus" (met staf in de linkerhand en boek in de rechterhand). Beide klassieke heiligenbeelden zijn ongeveer 1,80 m hoog; omstreeks 1960 ontworpen en gebeeldhouwd in witte steen door Gerard Thienpont, beeldhouwer (Eke-Nazareth).

  • Informatie verstrekt door E. Van Lancker.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Is deel van
    Dorpskom Zomergem

  • Is deel van
    Markt


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/33681 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.