is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Huis De Boodschap en Sint-Joris
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Huis De Boodschap en Sint-Joris
Deze bescherming is geldig sinds
Het huis De Boodschap is in kern het poortgebouw van de laat-13de-eeuwse stenen burcht bekend als de Couderborg. Het achterhuis, gelegen op de binnenplaats vormt de restanten van het Huis Sint-Joris, dat samen met de onbebouwde, achterliggende percelen, alsook de doorgang naar de Zoutwerf historisch gerelateerd zijn aan de site Couderborg.
Het huis De Boodschap – de huisnaam dateert van 1593 - maakte oorspronkelijk deel uit van een 13de-eeuwse burcht. Deze burcht, sinds de 14de eeuw ook Couderborg genaamd strekte zich uit tussen het huidige pand De Zalm (Guldenstraat nummer 17) en het hoekhuis aan de Korenmarkt. De vroegst gekende vermelding van deze site dateert van 1294.
De Couderborg werd doorheen de geschiedenis meermaals opgesplitst. Een eerste splitsing vond plaats in 1403. Vanaf dan werd gesproken van 'De Ouden Inghel' en 'De Inghel' of 'Couwenborg'. Vroeg-16de-eeuwse akten beschrijven de Couderborg als een domein met huizen, dienstgebouwen, hoven, poorten en gronden gelegen tussen de Guldenstraat en de Korenmarkt en met een - nog steeds bestaande - uitgang aan de Zoutwerf (ten zuidoosten van Huis De Zalm). In 1516 werd van de Couderborg het poorthuis met grond en toren verkocht, achteraan uitkomende tegen het huis De Zalm aan de Zoutwerf. Het huis De Boodschap kan worden geïdentificeerd als het poortgebouw van de Couderborg.
Een oude prent getekend door Mardulijn, toont op de plaats van het huidige pand een vrij gesloten bouwvolume, met een natuurstenen parement, een uitkragend hoektorentje en een getrapte dakkapel. De gevel wordt op de begane grond geopend door een rondboogpoort, een deur met bovenlicht en een kruisvenster. De bovenverdiepingen worden aan de straatzijde verlicht door onregelmatig gepositioneerde kruisvensters en een vierkant bovenlicht net onder de daklijst. Een keldermond duidt op een ondergrondse bouwlaag. De weergegeven gevelmorfologie refereert duidelijk naar een laatmiddeleeuws Steen, dat blijkbaar tot in de late 18de eeuw zijn oorspronkelijke uitzicht grotendeels behield. Tot op vandaag vormen het parement, de houtstructuur en het steile zadeldak materiële getuigen van deze laat-13de-eeuwse stenen architectuur.
In 1709 komt het pand in handen van de eigenaar van de brouwerij Sint-Joris en wordt het huis De Boodschap een “huys ter neiringe”. In de literatuur wordt het pand doorgaans omschreven als poortgebouw van de brouwerij.
Nadat het pand in 1837 werd verkocht onderging het een ingrijpende verbouwing waarvan geen documenten werden bewaard.
De lagere aanbouwen achter het diephuis dateren uit de 19de en de 20ste eeuw en worden gezien hun geringe historische waarde buiten beschouwing gelaten.
De restanten van het achterhuis, met laatmiddeleeuwse kern, zwaar gehavend ten gevolge van een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gelegen op de binnenplaats achter de huizen De Boodschap (Guldenstraat nummer 23) en Den Ingel (Guldenstraat nummer 27). Deze gebouwen zijn samen met de vrijwel onbebouwde percelen en de doorgang naar de Zoutwerf (bouw)historisch gerelateerd aan de zogenaamde Couderborg, een site die zijn oorsprong kent in de late 13de eeuw als stenen burcht, gelegen aan de Guldenstraat. Deze historische band wordt gematerialiseerd door de bewaarde kelders die vroeger met elkaar in verbinding stonden.
De opbouw van de gevels en de houten draagstructuur, naast enkele bewaarde interieurelementen dateren het pand in de 16de eeuw. Vanaf 1554 verschijnt in de archiefdocumenten de huisnaam Sint-Joris en wordt het pand uitgebaat als herberg. In 1609 wordt het pand omschreven als een huis met stalling en gronden en een uitgang aan de Zoutwerf.
Rond 1625 komt het pand in handen van de brouwersfamilie Hyllema. In 1709 wordt het huis De Boodschap aan de brouwerij Sint-Joris toegevoegd. De brouwerij wordt tijdens het derde kwart van de 18de eeuw stopgezet.
Vanaf het eerste kwart van de 19de eeuw tot in 1837 wordt het pand gebruikt door een tabaksfabriek.
In 1920 wordt het pand toegevoegd aan de peperkoekenfabriek, gelegen op het huidige perceel met de binnenplaats. Ten gevolge van een bombardement tijdens de tweede wereldoorlog waarbij de peperkoekenfabriek in een ruïne werd veranderd, werden de bovenverdiepingen van het huis Sint-Joris zo sterk beschadigd dat ze uiteindelijk werden gesloopt. Oude kadasterkaarten tonen aan dat het bouwvolume in de loop van de 20ste eeuw werd verkleind.
Breedhuis aan de straat van drie traveeën en vier bouwlagen onder uitzonderlijk steil gebogen zadeldak, bedekt met Vlaamse pannen. Recent (op het moment van bescherming in 2002) werd het pannendak ingestreken met een pasteuze waterwerende coating. Het parement is uitgevoerd in Ledische kalkzandsteen (Balegem), plaatselijk gecementeerd (herstellingen) en toont een regelmatig metselwerk met stenen van variabele afmetingen. De natuurstenen voorgevel vormt vermoedelijk een origineel restant van de Couderborg. De zolderborstwering, opgetrokken in baksteenmetselwerk met bakstenen waterlijst, dateert vermoedelijk van de late 19de eeuw. De gevel wordt beëindigd door een houten, overstekende kroonlijst. De begane grond is geheel verbouwd (winkelpui). De licht getoogde vensters onder een bakstenen strek, zijn voorzien van hardstenen lekdrempels en ingevuld met laat-19de-eeuws – begin 20ste-eeuws vensterschrijnwerk met T-indeling.
De bestaande poort stemt overeen met de historische poortdoorgang naar het achterliggende erf, zoals weergegeven op de tekening van Mardulijn (zie supra). De voorgevel heeft een dikte van circa 1 tot 1,5 meter. Beide kopgevels zijn opgetrokken in baksteenmetselwerk. De noordelijke kopgevel, oorspronkelijk een trapgevel, vormde vermoedelijk de initiële kopgevel van de stenen burcht. De zuidelijke puntgevel werd vermoedelijk opgericht naar aanleiding van de opdeling van de Couderborg. De bakstenen achtergevel wordt op de bovenverdiepingen geopend door rechthoekige vensters, ingevuld met laat-19de-eeuws – begin 20ste-eeuws vensterschrijnwerk met T-indeling. Net onder de daklijst bevinden zich steigergaten.
De éénbeukige kelder op langgerekt grondplan wordt overspannen door een bakstenen tongewelf. De kelder was eertijds verbonden met de kelderruimten op de binnenplaats en de kelder van het pand “den Ingel” (Guldenstraat nummer 27). De bewaarde stenen trap en de steekkap aan de straatzijde duiden op een vroegere toegang en reveleren de niet geringe muurdikte van de voorgevel (1 tot 1,50 meter).
De begane grond is geheel verbouwd en ingericht als atelier en winkelruimte. Op de bovenverdiepingen werden tijdens een recent (op het moment van bescherming in 2002) uitgevoerde renovatiecampagne de moer- en kinderbalkenroosteringen vrijgelegd. De gaten in de moerbalken duiden op een vroeger korbeel. De kepers van de eerste bouwlaag aan de erfzijde tonen een polychrome beschildering, gekenmerkt door zwarte contourlijnen. De verticale circulatie wordt verzorgd door een 19de-eeuwse wenteltrap met balustrade.
Het monumentaal dakgebint, bestaande uit een sporenkap zonder nokgording, wordt versterkt door gestapelde dekbalkjukken. De hanebalken worden gesteund door een langsplaat, gestut door een geschoorde standvink. De langsverbanden bestaan uit flieringen, ingelegd in een loef van de dekbalken. De sporen worden ter hoogte van de langsverbanden geschraagd door houten klossen. Constructiewijze, opbouw en dakhelling (60°) laten een datering toe vanaf de 13de eeuw. Het vloerniveau van de zolder van het huis “de Boodschap" correspondeert met het vloerniveau van de bestaande zolder van het belendende huis “de Ingel”. Beide zolders vormden initieel één geheel. De kap toont overigens overeenkomsten met de oudste constructie-onderdelen van het sterk verbouwde dakgebint van “de Ingel”.
Dit restant van een vrijstaand achterhuis, bestaat uit één bouwlaag op onregelmatig grondplan en is opgetrokken in bak- en zandsteenstijl en in een latere periode bepleisterd. Op het moment van bescherming (2002) is het plat dak voorzien van roofing.
De bestaande interieurinrichting duidt op een ingrijpende campagne in de tweede helft van de 18de eeuw. Van deze 18de-eeuwse inrichtingsfase werden drie stucplafonds bewaard, aangebracht op een tengellattenstructuur op de oudere balkroostering waarbij de moerbalken zijn omstuct. Het stucplafond in de ruimte grenzend aan het huis Den Ingel wordt gekenmerkt door een kooflijst, eenvoudig geprofileerd lijstwerk met in de hoeken schelpmotieven en twee waaiervormige motieven ter hoogte van de aansluiting met de 18de-eeuwse schouwboezem. De grootste kamer van vier traveeën toont een stucplafond met eenvoudig lijstwerk met kwarthol uitgesneden hoeken. Het rijkelijkste stucplafond bevindt zich in de achterste kamer en wordt getypeerd door ornamenten die overeenkomsten vertonen met het stucplafond in de gildenzaal van de Schermers op de bovenverdieping van Den Ingel. Verder werd een schouw bewaard met Lodewijk-XVI-elementen, 18de-eeuws vensterschrijnwerk met kruisvormige indeling en ter hoogte van de kruising een triglief en een witstenen vloer met grote, rechthoekige tegels.
Van de laatmiddeleeuwse bouwfase zijn in het interieur een deuromlijsting in kalkzandsteen en moerbalkenroosteringen bewaard. De deuromlijsting toont een kwarthollijst. De hardstenen deurdorpel bevindt zich circa 50 centimeter onder het bestaande vloerniveau. Een vrijgekomen moerbalksleutel is voorzien van een zaagtandmotief en rondstafprofiel. Verder toont een bestaande binnenmuur in de omgeving van de kalkzandstenen deuromlijsting een reeks gedichte rondbogen in baksteen.
De binnenplaats wordt afgesloten door bakstenen muurpartijen, gekenmerkt door spitsbogige muurnissen (maziergaten) die de achtertuinen van de belendende percelen afsluiten als relicten van laatmiddeleeuwse bouwstructuren.
De onmiddellijke omgeving van het pand Sint-Joris is geplaveid met Ledische kalkzandsteen. Werden deze gerecupereerd van een deel van de Couderborg? Op de niet bebouwde ruimte, ingericht als tuin staan restanten van de vernietigde peperkoekenfabriek uit de jaren 1920.
Een smalle doorgang, aansluitend op de open binnenruimte komt uit op de Zoutwerf. Deze brandgang kent zijn oorsprong in een vroege stadsgeschiedenis en is tot op heden in de perceelstructuur bewaard gebleven.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002336, Mechelen: Laat-Middeleeuwse kernen Guldenstraat.
Auteurs: Thiels, Nancy
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Guldenstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Huis De Boodschap en Sint-Joris [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/3370 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.