Het hoekhuis bevat een laatmiddeleeuwse kern en was initieel een houtskeletbouw, maar werd sterk aangepast tijdens de tweede helft van de 18de eeuw en in de loop van de 19de eeuw.
Volgens een laat-18de-eeuwse beschrijving door Azevedo Coutinto Y Bernal was het pand initieel een houtskeletbouw, zoals weergegeven op de tekening van De Noter.
Het diephuis van drie bouwlagen bevindt zich onder een mansardedak bedekt met mechanische pannen. Aan de zijde van de Guldenstraat staat een bepleisterde lijstgevel van drie traveeën. De begane grond werd geheel verbouwd (winkelinrichting). De bovenverdieping wordt geopend door verdiepte rechthoekige vensters voorzien van een smeedijzeren balustrade en ingevuld met 19de-eeuws schrijnwerk met T-indeling. De borstweringen van de derde bouwlaag worden gemarkeerd door rechthoekige cassettes. De bovenste bouwlaag wordt verlicht door kleinere vensters, eveneens verdiept.
Aan de zijde van de Korenmarkt staat een verankerde en bepleisterde lijstgevel van drie onregelmatige traveeën. Twee gekoppelde hardstenen, segmentboogvormige vensteromlijstingen met rocaillesluitsteen dateren uit de 18de eeuw. Het tweeledig vensterschrijnwerk heeft een gebogen kalf. De hardstenen gevelplint met daarin drie keldervensters voorzien van een smeedijzeren balustrade, werd aangebracht in een latere bouwfase. De positionering van deze gevelopeningen wijzen op een opkamer en een halfondergrondse kelderverdieping. De rechthoekige vensteropeningen van de bovenverdiepingen zijn ingevuld met vermoedelijk 18de-eeuwse kozijnen. Ter hoogte van de middelste travee (huidige traplichten) werden deze integraal bewaard. De gevels worden beëindigd door een overstekende houten kroonlijst op klossen. De mansarde wordt aan beide zijden verlicht door dakkapellen.
Aan de Guldenstraat is het pand voorzien van een kelder overspannen door een bakstenen tongewelf. Materiaal en constructiewijze duiden op de late 18de, begin 19de eeuw. De kelder is toegankelijk vanuit een halfondergrondse ruimte, waarin een zwart marmeren (Noir belge) schouwmantel met rococo-inslag staat. De opkamer toont een interieurafwerking met art-deco-inslag (schouw, lambrisering met ingemaakte kasten). De schouwboezem en het stucplafond dateren uit een vroegere fase.
De wenteltrap toont een gedraaide trapboom met cirkelvormige doorsnede, een besloten, geprofileerde buitenboom waarop een gietijzeren hekwerk en een geprofileerde houten handlijst.
Op de bovenverdiepingen getuigen de omstucte moerbalken met sloffen van de oudere kern. Verder werd een eenvoudig vormgegeven schouwmantel bewaard, versierd met enkele Lodewijk-XVI-ornamenten, te dateren in de tweede helft van de 19de eeuw.
Persoonlijk archief F. Berlemont.
AZEVEDO COUTINTO Y BERNAL G. 1776: Historische saemen-spraeke over de stadt van Mechelen, tusschen Pipinus ende Ludolphus de selve stadt door-wandelende, Mechelen, boekdrukker J.-F. Van der Elst.
NECKERS J. 1980: Mechelen zoals J.B. De Noter het zag, Mechelen, deel 1, 161.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002336, Mechelen: Laat-Middeleeuwse kernen Guldenstraat. Auteurs: Thiels, Nancy Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)