Omgrachte hoeve met losse bestanddelen, zogenaamd "Goed ten Rosen" of "Rosengoed". Voormalige heerlijkheid met lage justitie en leen van de Gentse Sint-Pietersabdij, vroegste vermelding waarschijnlijk daterend van 1297-98. Nadien volgen nog vermeldingen in 1322 en 1329. Circa 100 meter achter de oostelijke straatkant gelegen en bereikbaar via een rechte toegangsdreef. In de noordoostelijke hoek van het onregelmatig rechthoekig omgrachte erf ligt het min of meer rechthoekig omgrachte vroegere hooghof waarop in de 13de tot de 14de eeuw het stenen herenverblijf stond van de Gentse familie Volkers uten Rosen aan wie de hoeve haar naam ontleent. Binnen- en buitengracht staan door een kanaaltje met elkaar in verbinding.
Toegang tot het neerhof op het westelijk deel van de omgrachte site aan de smalste zijde ervan (ten westen): resten van de vroegere poort bestaande uit twee gewitte bakstenen muren op gepikte plint; linker deel met steekboogvormige voetgangersdoorgang en rechts brede poortopening zonder boog, met zandstenen hoekstenen, steunberen tegen de achterzijde van de muren en een ijzeren hek. Naar het zuiden georiënteerd gewit bakstenen boerenhuis met gepikte plint van links naar rechts samengesteld uit de resten van een bakhuisje, het vroegere neerhof en het voormalig speelhuis of buitenverblijf van de heer. Op een lichte terp gebouwd centraal boerenhuis van vier traveeën onder zadeldak (pannen) met links aandak met vlechtingen, gedagtekend 1617 op een verweerde cartouche met rozen boven de deur. Deurtravee voorts gemarkeerd door een hoog puntvormig zoldervenster; rechthoekig zolderluik onder een halfrond bovenlicht met dubbele gebogen druiplijst. Twee rechthoekige vensters met luiken en vlak bepleisterde rechthoekige deuromlijsting. Dakoverstek op daklijstbalkjes. Getralied opkamervenster onder houten dakzool op daklijstbalkjes in de achtergevel (op het noorden). Vernieuwd achterhuis. Van het lage links aanpalende bakhuisje werd de oven gesloopt en de linker zijgevel (vroeger met aandak) vernieuwd. Erfgevel met korfboogdeurtje en rechthoekig venster onder houten latei.
Rechts voormalig buitenverblijf of speelhuis van de heer; drie traveeën en oorspronkelijk één bouwlaag onder hoog mansardedak (resten van vlechtingen in de rechter zijgevel "even de vroegere dakhelling weer); zolderverdieping vermoedelijk in de loop van de 19de eeuw gewijzigd tot bovenverdieping met zadeldak (pannen). Centrale gesculpteerde gevelsteen met rocailles, rozen en jaartal 1750. Rechthoekige vensters met luiken en idem houtwerk (19de eeuw) als in het lager deel van het boerenhuis. Lage stal onder lessenaarsdak later toegevoegd tegen de rechter zijgevel met gedichte zoldervensters.
Ten zuiden lang en laag bakstenen bedrijfsgebouw (dwarsschuur, wagenhuis en stallen) onder zadeldak (golfplaten), minstens uit begin 19de eeuw.
Ten oosten haast vierkant bakstenen bijgebouw met stallen, onder zadeldak (pannen); noordelijke geveltop met horizontale houten bebording.
- KERRINCKX H., Archeologische Inventaris Vlaanderen, Band XII, Zaffelare, Gent, 1989, p. 157-163.
- PUIMEGE G., ten Rosen, heerlijkheid met lage justitie, "geënclaveerd" te Zaffelare, heerlijkheid met hoge justitie, in De Heemkundige Kring "De Oost-Oudburg", Jaarboek IV, 1967, p. 3-24.