De site die bekend staat als het hof van Coudenborn maar in geschreven bronnen voorkomt als het hof De Fonteyne is een vroegere bezitting van de verdwenen cisterciënzerabdij Boudelo in Klein-Sinaai (Stekene). De ruïne van het hof omvat de resten van een kleine noordvleugel uit de 17de eeuw aan de straatzijde en, daarachter, een grote zuidvleugel die minstens uit de 16de eeuw dateert. Tussen de twee vleugels staat het overblijfsel van een vierkante traptoren. De ruïne wordt aan de straatzijde afgesloten door een lage bakstenen muur met de resten van een poort (hekpijler).
De oudste afbeelding van het hof is op de kaart van de dorpen langs de Moervaart door F.R. Horenbault (1560-1576). Op de brug van de Heirweg over de Oostvaart staan de twee raderen van een sluis. Rechts daarvan staat een gebouw onder zadeldak, evenwijdig aan de Heirweg. De dwarsgevels zijn uitgewerkt als trapgevels. Mogelijk is hier de grote zuidvleugel van het hof afgebeeld. Literatuur plaatst de bouw van de zuidvleugel in de 16de eeuw, maar de afmetingen van de bakstenen zijn ook verenigbaar met een datering in de 15de eeuw. In welke mate het hof werd beschadigd tijdens de plundering van de Boudeloabdij door de Gentse calvinisten in 1575 is onduidelijk. De kleine noordvleugel op de hoek van de Oostvaart en de Heirweg was een uitbreiding uit de eerste helft tot het derde kwart van de 17de eeuw. Tijdens deze bouwcampagne werd de traptoren gebouwd om de verdiepingen van de twee vleugels te bedienen. Op de westelijke puntgevel van de noordvleugel was een jaaranker ‘1676’ aangebracht.
Een gebruik van het hof als tiendschuur kan archivalisch niet worden onderbouwd en is ook architecturaal-typologisch moeilijk verdedigbaar. Gezien de vele vensteropeningen kan de zuidvleugel oorspronkelijk geen schuur zijn geweest. Ook de noordvleugel, waar een ruime doorgang ontbreekt, werd wellicht niet als schuur gebouwd. Een functie als watermolen is uitgesloten – zoals vermeld behoorden de twee raderen op de brug over de Oostvaart op de kaart van Horenbault tot een sluis. Het hof kan wel ten dele een sluisgebouw zijn geweest, met ruimte voor de opslag en overslag van goederen die via de Oostvaart werden vervoerd. In het begin van de 17de eeuw was het hof van Coudenborn een hoeve. Het fundatieboek van de Boudeloabdij uit 1601-1625 maakt op de plaats van het hof melding van een hofstede […] ghenaempt de fonteijne. Dat het hof ook dienst deed als herberg en afspanning is mogelijk maar niet archivalisch onderbouwd.
In de tweede helft van de 18de of het begin van de 19de eeuw werd ten oosten van de lange zuidvleugel een groot vierkant gebouw met poort opgetrokken, aansluitend met een omheiningsmuur aan de Heirweg. In het zuidwesten, aan de Oostvaart, werd een kleine stal gebouwd. Het oostelijke deel van de zuidvleugel werd verbouwd tot schuur en wagenhuis. Het grote vierkante gebouw met de poort aan de Heirweg werd vóór 1925 afgebroken. Vanaf 1930 werd het hof niet meer bewoond. Een deel van de gebouwen werd gebruikt als stal terwijl op de onbebouwde delen van het terrein aan zandwinning werd gedaan. In 1930 stortte de oostelijke trapgevel van de zuidvleugel in waarna deze met hergebruik van de bakstenen als een puntgevel werd heropgebouwd. Op 23 februari 1979 werd het hof van Coudenborn beschermd als monument omwille van de historische en artistieke waarde. Op 8 maart stortte het gebouw in. De site werd in 1979 aangekocht door de gemeente Moerbeke, tot op heden eigenaar van het monument.
Van 1993 tot 1995 werden onder leiding van Alfons De Belie (1926-2013), bezieler van de opgraving (1971-1986) van de vlakbij gelegen Boudeloabdij, archeologische opgravingen uitgevoerd. Ondanks verstoringen door zandwinning in de 19de en 20ste eeuw bevatte de ondergrond nog diverse archeologische sporen.
Vandaag is het meest herkenbare restant van het hof de door klimop overwoekerde romp van de vierkante traptoren. Aansluitend op de traptoren staat een deel van de noordelijke langsgevel van de zuidvleugel, met sporen van twee verdwenen kruisvensters. Naast de traptoren is een deuropening intact bewaard. De deuropening met omlijsting in Lediaanse steen bezit een later met tegels opgevuld bovenlicht met middenstijl in Lediaanse steen. Aan de Oostvaart bevindt zich het overblijfsel van de bakstenen kelder onder het westelijke deel van de zuidvleugel. Bewaard zijn de keldermuren (met rondboognis in de oostmuur), de scheidingsmuur tussen de twee kelderruimten en de aanzetten van de tongewelven. Boven de kelder is een deel bewaard van de zuidelijke langsgevel en de hoek van de westelijke dwarsgevel van de zuidvleugel. Van de noordvleugel herkent men de hoeken van de gevels.
Verspreid op de site liggen diverse bakstenen en natuurstenen bouwmaterialen en bouwfragmenten, alle afkomstig van het hof.
Bron: Onroerend Erfgoed, beschermingsdossier 4.001/44045/102.1: ruïne van het hof van Coudenborn, monument.
Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Debonne V. 2017: Ruïne hof van Coudenborn [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194587 (geraadpleegd op ).
Puin van het vroeger "Hof van Coudenborn" of "Hof ter Caude Borne", vooral bekend staand als tiendschuur van Boudelo en ook kortweg "Boudelo". Architectuurhistorisch merkwaardig gebouw in 1979 aangekocht voor openbaar nut door de gemeente Moerbeke, ingevolge instortingsgevaar grotendeels gesloopt in 1982 en sindsdien wachtend op restauratie met jeugdherberg als mogelijke nieuwe bestemming. Als voormalig bezit van de niet veraf gelegen abdij van Onze-Lieve-Vrouw van Boudelo te Klein Sinaai (Stekene) werd Coudenborn reeds vermeld in 1219. De meest aanvaardbare hypothetische oorspronkelijke functie van het gebouw dat het "Hof van Coudenborn" naliet is dat van tiendschuur van de abdij van Boudelo. Wat betreft verbindingsmogelijkheden gunstige situering aan de oude heerweg Brugge-Antwerpen naast de brug over de Oostvaart of vroegere Haringlede en dichtbij de Moervaart, op de wijk Coudenborn. De nabijgelegen abdij van Onze-Lieve-Vrouw van Boudelo te Klein-Sinaai (Stekene), een cisterciënzerabdij die in 1578 ingevolge de godsdienstoorlog werd verlaten door de geestelijken, vestigde zich daarop in haar refugiehuis te Gent waar zij in 1602 een nieuw klooster oprichtten.
Alle bouwhistorische gegevens in verband met de oprichting van de gebouwen van het "Hof ter Caude Borne" ontbreken nog. Een figuratieve afbeelding op een kaart van 1575 en 1584 laat toe een deel van de bouw te situeren in de 16de eeuw, mogelijk deels verwoest in 1578; vergroot in de 17de eeuw hetgeen werd bevestigd door de jaarankers 1676 op de zijtrapgevel van het hoofdgebouw. De bijgebouwen die mogelijk als tiendschuur dienst deden waren reeds in het begin van de 19de eeuw verdwenen. Op de kaart van Ph. Vander Maelen (tweede kwart van de 19de eeuw) aangeduid als "Cabaret Hoog Huys" hetgeen de veronderstelling van het complex als vroeger heerlijk bezit van de abdij kracht bijzet. Het te restaureren gebouw van twee verdiepingen omvatte een voorgebouw en een achtergebouw met vierkante traptoren tussen beide; voorts een toegangspoort in de muur aan de straatkant die de achterliggende binnenkoer afsloot.
Bron: LANCLUS K. & VERBEECK M. 1993: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Evergem - Lochristi, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Lanclus K. & Verbeeck M. 1993: Ruïne hof van Coudenborn [online], https://id.erfgoed.net/teksten/34286 (geraadpleegd op ).