is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Joris
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Joris
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Joris: orgel
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Joris
Deze vaststelling was geldig van tot
Ingeplant ten noorden van het dorpsplein, aan het kruispunt met de oude Weststraat, oorspronkelijk met omringend kerkhof omsloten door fraaie ijzeren afsluiting en toegangshekken tussen vierkante arduinen pijlers met vaasbekroning, verwijderd in 1932.
Parochie opgericht in de eerste helft van de 13de eeuw als afsplitsing van de parochie Evergem: eerste vermelding in 1260, in het bezit van de Gentse Sint-Baafsabdij. Afhankelijk van het bisdom Doornik en na 1559 van het bisdom Gent. De eerste kerk, een vroeggotische kruiskerk met kruisingstoren, werd gebouwd in de periode 1260-80. Circa 1549 werden het koor en de sacristie vergroot tot dezelfde breedte als het transept en afgedekt met drie zadeldaken. Schip door brand vernield in 1662, gevolgd door wederopbouw in 1664. Bouw van traptoren in 1715. Kruisingstoren voorzien van nieuwe spits in 1740. De kerk werd verruimd aan de oostzijde met een driebeukig schip van vier traveeën onder drie zadeldaken, een nieuw koor en een zuidelijke sacristie onder leiding van Joost Fermondt circa 1774 (zie wapenschild van bisschop Van Eersel op apsis). Doopkapel gebouwd in 1813. Recente restauratie (onder meer herbepleisteren van toren en witschilderen van de kerk) in 1988 onder leiding van architect A. Van der Plaetsen.
De plattegrond ontvouwt een driebeukige hallenkerk van drie traveeën met kruisingstoren, licht uitspringend transept met polygonale doopkapel tegen noordelijke transeptarm en traptoren tegen zuidelijke transeptarm, oostelijke verruiming van het schip met vier traveeën, koor van één travee met driezijdige sluiting, geflankeerd door sacristieën (noordelijke sacristie thans kapel). Witgeschilderde baksteenbouw met sporen van verschillende bouwcampagnes en verbouwingen in het metselwerk en in de bakstenen van verschillende afmetingen. Plinten van zandsteen (schip) en Doornikse steen (oostelijke verruiming van het schip en koor). Eén afdekkend leien zadeldak voor schip, afzonderlijke zadeldaken voor de oostelijke verruiming van het schip. Eenvoudige westelijke puntgevel op plint van Balegemse zandsteen, afgewerkt met vlechtingen en gestut door versneden steunberen, met sporen van 13de-eeuwse gevel en dakhelling. Centrale rechthoekige deur met blind boogveld, vernieuwd in 1813, en erboven groot spitsboogvenster. Rondboogdeuren in zijbeuken, gedicht bij het plaatsen van het doksaal in 1747. Zijgevels nog gedeeltelijk uit de 13de eeuw, na brand (1662) gerestaureerd en voorzien van plinten en steekboogvensters in 1664. In zuidelijke zijmuur recent gerestaureerd, doch gedicht 13de-eeuws lijkdeurtje gevat in zandstenen omlijsting. In 1747 toevoeging van zijportalen ter vervanging van de gedichte zijportalen in de westgevel. Gevelbeëindiging door middel van geprofileerde zandstenen lijst. Transeptgevels met grijsgeschilderde plint, gestut door versneden steunberen, deels uit de 13de eeuw, aangepast in 1549 en in de 18de eeuw. Bepleisterde achthoekige kruisingstoren uit de 13de eeuw, van drie geledingen gescheiden door omlopende waterlijsten en met bekronende hoge naaldspits met vier uurwerken. Tweede geleding geritmeerd door gedichte spitsboogvormige blindnissen met drielobtracering, bovenste geleding van de klokkenkamer met spitsbogige galmgaten gevat in steekboogvormige blindnissen. Torenspits van 1740, bekroond door vergulde bol met smeedijzeren kruis en vergulde haan van 1783. Koor in 1549 vergroot tot dezelfde breedte als transept, in 1774 verlengd en vervangen door een verruiming van het schip met drie beuken (zie sporen in het metselwerk), gelijkaardige gevels als eerste travee van schip en ronde oculi in geveltop van de oostgevels. Koorafsluiting met eenvoudige ordonnantie: steekboogvensters in driezijdige apsis. Een cartouche met wapenschild van bisschop G.G. Van Eersel, verfraait de afsluiting van de apsis. Op de buitengevels van de kerk, ommegang van Sint-Godelieve. Tegen het koor, gepolychromeerde houten calvarie op een tafereel van het vagevuur uit de 19de eeuw.
Gewit interieur met scheibogen op bepleisterde bakstenen zuilen met achtkantige basis in Balegemse zandsteen (13de eeuw), vermoedelijk later aangepast in de Toscaanse orde, in de oostelijke verruiming van het schip bepleisterde arduinen zuilen op zwarte monoliete basis (1774). Bepleisterde bakstenen kruisingspijlers uit de 13de eeuw. Schip overwelfd in 1664: middenbeuk met kruisriboverwelving voorzien van sluitsteen in de vorm van een granaatappel en gescheiden door met barokke motieven versierde gordelbogen aanzettend op rocaille-consoles toegevoegd in 1720, zijbeuken overwelfd met klimmende koepelgewelven, gescheiden door gelijkaardige gordelbogen. Barokke stucversiering van de gewelven, onder meer rocaille-consoles en Mariamonogrammen in de zijbeuken, en kruisriboverwelving van viering en transept in de periode 1715-22. Oostelijke verruiming van het schip met scheibogen en kruisriboverwelving vernieuwd in 1774, met druivenranken versierde sluitstenen van beeldhouwer F. Temmerman; gordelbogen met cassetten rustend op classicistische consoles. Straalgewelf in apsis, boven de koorvensters vier classicistische medaillons met de evangelisten.
Schilderijen: Sint-Joris bevecht de draak, vroeger vermoedelijk ten onrechte toegeschreven aan N. De Liemaeckere, door de restaurateur De Baets (1795) gedateerd 1640 (zuidelijk zijaltaar); Tenhemelopneming van Maria, door N. De Liemaeckere, eveneens door De Baets gedateerd 1640, op noordelijk zijaltaar; Golgotha door J. Paelinck (1817) op hoofdaltaar; schilderijen van J. Pauwels (derde kwart van de 19de eeuw).
Beeldhouwwerken: verschillende 19de-eeuwse heiligenbeelden. Hoofdaltaar door Mathias Zens (1889), geschilderd en verguld hout en marmer. Zijaltaren door M. Gille (1851): noordelijk portiekaltaar van Onze-Lieve-Vrouw en zuidelijk portiekaltaar van Sint-Joris, geschilderd hout en steen. Eiken koorgestoelte en lambriseringen door Mathias Zens (1888). IJzeren communiebank (1841) door G. Duhayon, heden tegen zijkant van schip. Fraaie eiken kansel met marmeren beeld van H. Michaël (1854-57) door P.C. De Preter (Borgerhout). Vier eiken biechtstoelen ingewerkt in 19de-eeuwse lambrisering in oostelijke verruiming van het schip.
Orgel van 1740 door P. van Peteghem, vergroot in 1821 door P.J. de Volder en totaal vernieuwd door J. Loncke (1956); een hoeveelheid pijpwerk alsook de (gewijzigde) kast van circa 1740 zijn nog aanwezig.
Doopvont door J. Cot (1663), gevlekt marmer met 19de-eeuws deksel. Kruisweg door L. Steel van 1926. Glasramen in schip door H. Coppejans (1930-32). Vermoedelijk 16de-eeuwse eiken koffer met smeedijzeren banden en nagels en drie sloten. Grafzerken aan buitenmuur van sacristie, koor en zuidelijk transept.
Bron: LANCLUS K. & VERBEECK M. 1993: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Evergem - Lochristi, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Lanclus, Kathleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Sleidinge-Dorp
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Joris [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/34407 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.