Gelegen aan de Brugse Vaart in het noordwesten van de gemeente. In 1659 kochten de jezuïeten van Mechelen de hoeve en omliggende gronden, deels als buitengoed. Zij ontgonnen de omliggende heidegronden. Pieter Van den Hecke werd in 1780 eigenaar van de hoeve. Geen sporen meer van de voormalige rechthoekige omgrachting rondom het woonhuis.
Achterin gelegen hoeve met losstaande bestanddelen voorzien van nieuwe bakstenen pijlers en populierendreef naar het erf, heden met siertuin voor het huis en gewit bakstenen hondenhok in koepelvorm.
Ten zuiden, in 1955 verbouwd boerenhuis onder geknikt zadeldak. Vroegere toestand van het huis, zie schilderij van A. Laroy, bewaard in de hoeve. Linker zijgevel min of meer bewaard met sporen van verschillende bouwfasen; verankerde geveltop met oculus. Rechts, naast het huis, vroeger 'braskot', nu keuken, bakhuis en stal.
Ten zuidwesten, fraaie remise van het vroegere jezuïetengoed. Witgeschilderde gevels op gepikte plint onder zadeldak (pannen), vermoedelijk uit de 18de eeuw. Oostgevel van vijf traveeën geritmeerd door rondboogarcade met geblokte pilasters op de penanten, afgelijnd door gekorniste kroonlijst. Vermoedelijk drie linkerbogen later toegevoegd, naar verluidt boven de vroegere walgracht; zie verankering op rechtergedeelte en rechterzijgevel afgewerkt met muurvlechtingen.
Ten noorden, bakstenen dwarsschuur van veertien traveeën onder zadeldak (pannen); jaartal 1882 aangegeven door middel van muurankers in de westgevel. Travee-indeling gemarkeerd door lisenen met roodgeschilderde sierankers. Voor de uiterste rechtertravee oude linde.
Op het met gras begroeide erf koepelvormig bakstenen hondenhok, witgeschilderd op gepikte plint.
- STOCKMAN L. 1975: De pachthoven van de Jezuïeten te Aalter, Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek 26, 158-171.