Zogenaamd "Goed ten Bosschen" of "Bossengoede". Foncier van de heerlijkheid van Bossengoede bestaand uit lenen van het Land van de Woestijne. Reeds vroeg vermeld als een "behuisde hofstede, rondom bewald, komende met een dreef tot op de straat"; minstens opklimmend tot de 15de eeuw. Sedert 1765 bewoont de familie Blomme de hoeve. Ongeveer de helft van de walgrachten werd in de jaren 1960 gedempt.
Ten noorden, boerenhuis van één bouwlaag onder zadeldak (pannen, nok loodrecht op de straat). Gevel in de jaren 1930 gecementeerd en voorzien van nieuwe rechthoekige vensters met persiennes en gelijkaardige rechthoekige deur. Interieur. Woonkamer (links van voordeur) met oude schoorsteen, geschilderde balken, moerbalk met rolwerk als slofversiering. In kamer links daarvan, eveneens behouden balkenzoldering.
Ten oosten, dwarsschuur van tien traveeën met verankerde witgekalkte gevels onder zadeldak (pannen, nok parallel aan de straat) met ongeveer centraal de rechthoekige inrijpoort. Ten westen, witgekalkt bakhuis, manke puntgevel van voorhal afgewerkt met muurvlechtingen.
- STOCKMAN L., De pachthoven van de Jezuïeten te Aalter, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nummer 26, 1975, p. 193-194.
- VERHOUSTRAATE A., Leenroerig overzicht van Aalter II, in Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nummer 15, 1964, p. 250-253.