Teksten van Stedelijk Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/3468

Stedelijk Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis ()

De U-vormige symmetrisch opgevatte ziekenhuisvleugel aan de Keizerstraat vormt het restant van het in 1854-1857 door Charles Drossaert junior opgetrokken stedelijk Onze-Lieve-Vrouwhospitaal.

Historiek

Het Mechelse Onze-Lieve-Vrouwgasthuis werd gesticht aan het einde van de 12de eeuw, vermoedelijk in het jaar 1198. Het oorspronkelijke gasthuis was gevestigd op de terreinen tussen de Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijlekerk en de Dijle. Tot op het moment van de voltooiing van het nieuwe gasthuis aan de Keizerstraat in 1857 stelden de zusters augustinessen van Mechelen hun diensten aldaar ter beschikking.

De bouw van het nieuwe ziekenhuis in de Keizerstraat was een rechtstreeks gevolg van de miserabele hygiënische toestanden in Mechelen omstreeks 1850. Ondervoeding, slechte huisvesting, de zware bacteriële verontreiniging van de Dijle en de vlieten, het gebrek aan zuiver drinkwater en de algemene slechte hygiënische omstandigheden veroorzaakten diverse ziektes, getuige onder meer de cholera-epidemie van 1849.

In het midden van de 19de eeuw werd men zich ook te Mechelen effectief bewust van deze problemen. De economische heropbloei van de stad die zich op dat ogenblik begon door te zetten en de veranderende wetenschappelijke inzichten stonden toe om tot een meer systematische aanpak te komen. In dit opzicht betekenden de bouw van een slachthuis aan de Guido Gezellelaan alsook de oprichting van het gesticht Cellekens en de voltooiing van een nieuw ziekenhuis in de Keizerstraat, stuk voor stuk gerealiseerd in de periode 1854-1857, de eerste belangrijke aanzetten in de sanering van de stad.

Voorafgaandelijk aan de bouw werden er talrijke medische, architecturale en financiële onderzoeken verricht waarbij onder andere vergelijkingen werden gemaakt met gereputeerde hospitalen als Sint-Jan in Brussel of Sainte-Louise in Parijs. De geschikte terreinen werden gevonden in de Keizerstraat. Dit terrein maakte in de 15de eeuw deel uit van het toenmalige paleis van Margaretha van York. In 1613 werd dit paleis door de aartshertogen Albrecht en Isabella overgelaten aan de Sociëteit Jesu. Nadat de Jezuïetenorde in 1775 door toedoen van het Oostenrijks bewind ontbonden was werd het gebouw tot militair invalidenhuis omgevormd.

Aan het begin van de 19de eeuw werd het noordelijk en oostelijk gedeelte van het voormalige jezuïetenklooster, waarin zich onder andere het convent en het noviciaat bevonden, gesloopt. In 1844 kocht het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen deze gronden om er het nieuwe gasthuis te vestigen. De Mechelse architect Charles Drossaert junior ontwierp het nieuwe ziekenhuis, met inbegrip van het klooster en de kapel die in het complex werden geïntegreerd. De bouw van het gasthuiscomplex werd toevertrouwd aan ondernemer M. Fabri.

Charles Drossaert was te Mechelen zeker geen onbekende. In 1854 stond hij in voor de oprichting van de geveltop van de Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijkkkerk. Verder was hij onder andere betrokken bij de bouw van het imposante en streng neoclassicistische Sint-Jozefshuis in de Lange Schipstraat en was hij werfleider bij de bouw van de gevangenis aan de Liersesteenweg in de periode 1871-1874.

De eerstesteenlegging gebeurde op 3 juli 1854 in het bijzijn van koning Leopold I. Op 4 augustus 1854 werd een aanvang genomen met het graven van de fundamenten. De werken namen in totaal drie jaar in beslag, zodat pas op 14 oktober 1857 de zieken overgebracht werden van het oude naar het nieuwe complex. De kloosterkapel werd ingewijd op 31 mei 1858. De bediening van het hospitaal geschiedde door de zusters augustinessen en door de Commissie voor Openbare Onderstand (C.O.O.), later omgevormd tot Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (O.C.M.W.).

Het Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis was een voor zijn tijd hypermoderne instelling op het vlak van hygiëne en gezondheidszorg. Bij zijn ontstaan omvatte het complex drie zuidwest-noordoost gerichte vleugels, een achterste vleugel in noordwest-zuidoostrichting en vier dwars op de eerstgenoemde vleugels geplaatste ziekenzalen. Centraal binnen het U-vormige gedeelte met voorplein aan de Keizerstraat bevond zich de kapel. Het kloostergedeelte lag centraal, de ziekenzalen kwamen hier links en rechts op uit, met links de afdeling voor de mannen en rechts de afdeling voor de vrouwen.

Achteraan in de punt van het perceel gevormd tussen de Blokstraat en de Zwartzustersvest bevonden zich enkele kleinere afzonderlijke gebouwen. Deze omvatten onder andere een mortuarium, een stal, een washuis en een paviljoen voor schurftlijders.

Vermoedelijk in 1939 werd een vierkante aanbouw toegevoegd in de as van de oostelijke en westelijk zijvleugels. In 1973 werd op het tuingedeelte boven de vliet genaamd de Heergracht een L-vormig nieuwbouwcomplex opgericht naar verluidt naar ontwerp van architect Van de Vijver met hoofdingang aan de Zwartzustersvest.

Een groot gedeelte van het eigenlijke ziekenhuis moest tussen 1996 en 2000 plaats ruimen voor een nieuwe ziekenhuisvleugel. Hierdoor resteert van het in 1857 voltooide complex enkel nog de U-vormige vleugel aan de Keizerstraat met centraal gelegen kapel.

Beschrijving

De U-vormige symmetrisch opgevatte ziekenhuisvleugel aan de Keizerstraat vormt het restant van het in 1854-1857 opgetrokken stedelijk Onze-Lieve-Vrouwhospitaal. Het betreft een sober bakstenen gebouw met neoclassicistische inslag van twee en een halve bouwlaag onder gekoppelde zadeldaken met mechanische pannen. De toegang aan de Keizerstraat wordt geaccentueerd door een ruim voorplein dat oorspronkelijk via een ijzeren hekwerk van de straat afgesloten was en waarop tot in het begin van de 21ste eeuw een tijdelijke constructie van de jaren 1990 geplaatst was. De gevelwanden zijn voorzien van rondboogvormige vensteropeningen verbonden via een gekoppelde boogomlijsting van gesinterde baksteen. Ter hoogte van de scheiding tussen de eerste en de tweede bouwlaag werden de lekdrempels op de bakstenen muizentandfries doorgetrokken tot een kordon. Het schrijnwerk van ramen en deuren werd enkel aan de zijde van de Keizerstraat vervangen.

Centraal in de oost-west gerichte langsvleugel van in totaal vijftien traveeën bevindt zich de gasthuiskapel. De kapelgevel betreft een vooruitspringende bakstenen lijstgevel van vijf traveeën geritmeerd door versneden steunberen en afgelijnd door een gedeeltelijk geajoureerde attiek. Bovenaan bevindt zich een centraal geplaatste klokkentoren met een horloge tussen de voluten en een rondboogvormig galmgat gevat tussen twee pilasters. De centrale rondboogpoort is gevat in een brede arduinen omlijsting op pilasters. De behouden gebleven vleugeldeur bevat een ijzeren Mariamonogram in de waaier. Links en rechts van de poort werden gevelstenen aangebracht met de vermelding van de architect, de eerstesteenlegging door koning Leopold I en de opening van het ziekenhuis.

De beide dwarsvleugels lopen aan de straatzijde uit op een volume van telkens vijf traveeën breed dat evenwijdig met de straatrichting werd ingeplant.

Links aan de straatzijde bevond zich het verblijf van de pastoor, rechts de apotheek. Daarachter waren zowel links als rechts eerst traphallen en latrines geplaatst, en vervolgens de ontvangstruimtes voor de zieken. Vanaf de traphal vertrokken gangen in de richting van de ziekenzalen achteraan. Ter hoogte van de kapel geven zij uit op de twee bewaard gebleven ziekenzalen.

Het geheel is van de Keizerstraat afgesloten door een muur van breuk- en baksteen. Deze werd uiterst rechts hoger opgetrokken tussen begrenzende pilasters met een centrale nis waarin een beeld geplaatst werd. Het betreft een levensgroot beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind dat door de inwoners van de Keizerstraat werd besteld bij de 18de-eeuwse Mechelse beeldhouwer Theodoor Verhaegen. Het stelt de Heilige Maagd voor op een wolk waarin een slang kronkelt. Onderaan een chronogram “MatrI DeI sIne Labe ConCeptae” (1753). Op de muur staat geschreven ”Langs dezen weg, stel geenen voet; of zegt, Maria, wees gegroet”.

De kapel is een eclectisch bouwwerk op centraal grondplan met een zenitaal bovenlicht voorzien van een stervormige roedeverdeling. Het interieur wordt geritmeerd door een geprofileerde rondboogarcade op gebundelde driekwartzuilen met bladkapitelen en arduinen sokkels. Verder werden een aantal kunstwerken overgebracht uit het voormalige gasthuis in de Onze-Lieve-Vrouwstraat. Hiertoe behoren onder meer een barokaltaar met marmerschilderingen en een 17de-eeuwse kopie door P. Thyssens (1625-1682) van de kruisafneming van A. Van Dyck. Langs beide zijden van het altaar staan de beelden van de patroonheiligen van het gasthuis Sint-Augustinus en Sint-Elisabeth. Links van het altaar bevindt zich een Madonnabeeld uit de 16de eeuw. Op het doksaal staat een fraai orgel uit de 17de eeuw. Ten slotte beschikt de gasthuiskapel ook over een 17de-eeuwse biechtstoel.

Het interieur van de kapel werd voorzien van een witte en blauwe schildering.

  • EEMAN M., KENNES H. & MONDELAERS L. 1984: Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 9n Stad Mechelen. Binnenstad, Gent, 258-261.
  • EGELS P. 2002: Onuitgegeven bouwhistorische nota betreffende het Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis.

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002394, geografisch pakket Mechelen.
Auteurs:  Brenders, Francis
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Brenders F. 2015: Stedelijk Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/167344 (geraadpleegd op ).


Stedelijk Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis ()

Huidig complex ter vervanging van het oude "Onze-Lieve-Vrouwegasthuis" in de Onze-Lieve-Vrouwestraat, gesticht eind 12de of begin 13de eeuw en bediend door de gasthuiszusters en -broeders. Na de sloping (begin 19de eeuw) van het noord- en oostdeel (onder meer het convent en het noviciaat) van het voormalig jezuïetenklooster in de Keizerstraat werden deze gronden in 1844 opgekocht door het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen voor de bouw van het nieuwe ziekenhuis, opgetrokken in 1854-1857 naar ontwerp van architect Ch. Drossaert junior. In 1973 bouw van een L-vormige uitbreiding ten noorden, naar verluidt naar ontwerp van architect Van de Vijver en met hoofdingang aan de Zwartzustersvest. Heden bediend door de zusters augustinessen en bestuurd door het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (O.C.M.W.).

De aan de Keizerstraat gelegen 19de-eeuwse gebouwen met latere aanbouwen zijn opgesteld rondom twee rechthoekige binnenplaatsen, namelijk twee oost-west georiënteerde langsvleugels waarop drie haaks op de straat ingeplante vleugels: de middenvleugel bevat de kapel Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen, de sacristie en het klooster; de zijvleugels met telkens drie dwarspaviljoenen bevatten de ziekenzalen en kinderafdeling.

Ten noordwesten (Blokstraat) en zuidoosten (Zwartzustersvest): losstaande dienstgebouwen. Het geheel is met een voorplein, heden parkeerruimte, van de Keizerstraat afgesloten door middel van een muur van breuk- en baksteen: uiterst rechts hoger opgetrokken tussen begrenzende pilasters, met nis waarin mooi beeld van Moeder en Kind en chronogram "MatrI DeI sIne Labe ConCeptae" (1753) door Theodoor Verhaegen (1700- 1759). Centraal op het voorplein een beeld van Sint-Job op de mesthoop, door Jozef Willems (1845-1910).

De oorspronkelijke vleugels zijn sobere bakstenen gebouwen met neoclassicistische inslag, van twee en een halve tot drie bouwlagen. Getoogde en rondboogvormige vensters, laatstgenoemde onder verbonden boogomlijsting van gesinterde baksteen en op de tweede bouwlaag tot kordon doorgetrokken lekdrempels op baksteenfries. Grotendeels behouden typisch houtwerk in ramen en deuren, vernieuwd in gevels aan de straatzijde. Aan de binnenplaats, gevels met licht vooruitspringend deurrisaliet van drie traveeën.

Hoekpaviljoenen van één of anderhalve bouwlaag. Voorts latere uitbreidingen, onder meer een vierkante aanbouw met jaartal 1939 in de as van de oost- en westzijvleugels. De soberheid van de gebouwen wordt aan de Keizerstraat verlevendigd door de centraal uitspringende voorgevel van de kapel: bakstenen lijstgevel van vijf traveeën geritmeerd door steunberen en afgelijnd door gedeeltelijk geajoureerde attiek; bekronende klokkentoren met uurwerk tussen voluten. Centrale rondboogpoort in brede arduinen omlijsting op pilasters; oorspronkelijke vleugeldeur met ijzeren Mariamonogram in de waaier. Flankerende gevelstenen met vermelding van architect Ch. Drossaert, eerstesteenlegging door koning Leopold I in 1854, opening van het ziekenhuis in 1857 en inwijding van de kapel in 1858.

Interieur. Kapel op centraal grondplan; wit- en blauwbeschilderd interieur, geritmeerd door geprofileerde rondboogarcade op gebundelde driekwartzuilen met bladkapitelen en arduinen sokkel. Bovenlicht met ingewikkelde stervormige roedeverdeling.

Mobilair. Afkomstig uit het oude gasthuis, namelijk een fraai houten barokaltaar, met schilderij voorstellende Kruisafneming door P. Thyssens (1625-1682), een kopie naar Antoon van Dijck; 17de-eeuws orgel en biechtstoel.

Klooster. Ontvangstkamer met unieke triptiekenverzameling, zogenaamd Besloten Hofjes, uit eind 15de of begin 16de eeuw.

  • STADSARCHIEF MECHELEN, B 6365/a: Drossaert Charles fils, Vooraanzicht en algemeen situeringsplan der gebouwen van O.-L.- Vrouw gasthuis, steendruk op papier (1854).
  • BETERAMS F.C.E., Bij de honderdste verjaardag van het Onze-Lieve- Vrouwgasthuis te Mechelen, in Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, deel 62, 1958, p. 99-114.
  • Informatiebrochure O.-L.- Vrouwgasthuis, door Restauratie Integratie Mechelen.

Bron: EEMAN M., KENNES H. & MONDELAERS L. 1984: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Mechelen, Binnenstad, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 9n, Brussel - Gent.
Auteurs:  Eeman, Michèle; Mondelaers, Lydie; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Eeman M. & Mondelaers L. & Kennes H. 1984: Stedelijk Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/3468 (geraadpleegd op ).