In 1969-1970 richtte voormalig Vlaams bouwmeester bOb Van Reeth zijn eerste eigen woning in, in een oud pand in het Klein Begijnhof van Mechelen. Het oude pand is een breedhuis in traditionele bak- en zandsteenstijl, horend bij drie gelijkaardige begijnhofwoningen.
De pas afgestudeerde bOb Van Reeth verbouwde en betrok in 1969-1970 een oud pand in het Klein Begijnhof te Mechelen als eerste eigen woning. De verbouwing werd door Van Reeth samen met enkele vrienden uitgevoerd. Hij woonde er zelf vijftien jaar.
De bewoners op het moment van de bescherming (2008) voerden bepaalde aanpassingen in het interieur door, maar de belangrijkste kenmerken van het initiële concept uit 1969 bleven grotendeels ongewijzigd of onaangetast.
Het gaat om een ensemble van vier breedhuizen van elk twee bouwlagen onder zadeldaken. Nummers 6, 8 en 10 hadden voorheen gecementeerde of hervoegde bakstenen gevels, maar werden gedecapeerd en gerestaureerd, waardoor de traditionele kern met wigvormige ontlasting, speklagen, hoek- en negblokken opnieuw zichtbaar werd. De panden hebben voortuintjes afgesloten door recent vernieuwde witgekalkte muren of met vernieuwde rechthoekige of rondboogdeurtjes.
Nummer 6 werd in 1969-1970 aangepast en binnenin volledig opnieuw ingericht door architect Bob van Reeth. Het betreft een ommuurd perceel van ongeveer tien meter bij twaalf meter. Het oude pand is een breedhuis van tien meter bij vijf meter, van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak met rode leien, waarvan de nok evenwijdig loopt ten opzichte van de steeg. Het huis heeft drie blinde muren en één gevel op het voorhof waarlangs het huis betreden wordt. Aan de steeg wordt het perceel afgesloten met een bakstenen witgekalkte muur met vernieuwde inkomdeur.
In de verankerde gevels in traditionele bak- en zandsteenstijl werd zandsteen verwerkt voor onder meer de speklagen, venster- en deuromlijstingen en daklijst. De inkom is gevat in een korfbogige geblokte omlijsting met waterlijst, bekroond door een ovale oculus in een ovale omlijsting. Het pand heeft rechthoekige vensters. Er is een haakse aanbouw met keuken en een aansluitende lagere berging, beide onder lessenaarsdak. De ramen en inkomdeur kregen in 1969 nieuw schrijnwerk, zoals de huidige moderne beglaasde houten vleugeldeur. Het schrijnwerk van de vensters (met als onderste gedeelte een vast schuin geplaatst glaspaneel) is eind jaren 1970-begin jaren 1980 door de architect zelf vervangen door het huidige houten schrijnwerk met dubbele beglazing.
Tegen de voorgevel werden vaste bakken van betonblokken geplaatst voor onder meer aanplantingen in het voorhof. Via een gebogen buis werd het regenwater opgevangen in een waterbekken op het voorhof dat via een bepaald systeem afgeleid werd naar de straat. Inmiddels is de buis verkort en wordt het water opgevangen in een ton. In de éne hoek van het voorhof bevindt zich een berging van betonblokken met een gebogen bedaking van plexiglas tussen ijzeren profielen, in de andere hoek werd een tweede berging met aansluitende overdekking van de inkom aan de steeg verwijderd en aangepast tot een -met een open en overgroeide structuur- overdekte zithoek. Het voorhof is verhard met betontegels.
De haakse aanbouw, eindigend op een bakstenen kopgeveltje, werd in 1969 ingericht als keuken en opengewerkt als een quasi volledige beglaasde constructie (inclusief lessenaarsdak) met een houten structuur. Het plexiglas werd inmiddels vervangen door een dubbele beglazing. De hierop aansluitende berging bleef gesloten en is aan de buitenzijde bepleisterd en bedekt met rode leien.
De verbouwingswerken van 1969-1970 concentreerden zich vooral op het interieur. De bestaande traditionele planindeling van het oude pand werd volledig gesupprimeerd en opengebroken: in plaats van een ‘statische woonopvatting’, volgend uit de traditionele schikking van een centrale gang met links en rechts een kamer, boven slaapkamers en een zolder onder het zadeldak, opteerde Van Reeth voor een wervelend parcours van elkaar overlappende plekken waarmee het gehele interieur in één dynamisch verloop bevestigd en geherstructureerd werd.
In het interieur zijn de constructie en de afwerking elementair. Enkele restanten van de vroegere tussenmuren vervullen nog een constructieve rol. De lagere zithoek met haard (vroeger eethoek) gaat terug op een vroegere kelder waarvan het niveau wel verhoogd werd in 1969 (met het puin van de ingevallen opkamer boven de kelder). De in 1969 nieuw ingevoegde structuur (zithoek, trappartij, duplex, …) en elementen (zitbank, trapjes, schabben) zijn van bekist en witgeschilderd zichtbeton of van hout (trappartij, bordessen). De bestaande buitenmuren zijn aan de binnenzijde ruw (niet vlak) bepleisterd en beschilderd, andere muurdelen (vestiairehoek, zithoek, inkomportaal) zijn bekleed met houten planchetten. Het gelijkvloers, de lager gelegen zithoek en het duplexniveau hadden oorspronkelijk een vloer van uitgewassen beton. Deze bleef slechts bewaard op de duplex en in de leefruimte (slechts enkele fragmenten). De bovenverdiepingen hebben houten planken vloeren. De plafonds zijn vlak en bekleed met houten planchetten, op de eerste verdieping, in de slaapkamer, werd deze door de huidige eigenaar verwijderd en het oude plafond terug zichtbaar gemaakt.
Markant in het totaalconcept is de vide tot in de daknok met schuin geplaatste dominerende trappenpartij die aanzet in beton (twee trappen met gesloten treden), voert naar een duplexniveau (bureau), vervolgens naar de eerste verdieping (wc, badkamer en slaapkamer) en verder via twee houten trappen met open treden naar subtiel geplaatste houten bordessen die als overgangszones worden uitgewerkt, en naar de zolderverdieping (leef- en slaapruimte). De vide krijgt daglicht via een volledig beglaasde daktravee (in het voorste dakschild) met opengaande delen. Ook de daknok werd over de ganse lengte opengewerkt door middel van een smalle lichtstraat. In het achterste dakschild zit een klein dakvlakvenster.
Het inkomportaal wordt gekenmerkt door een moderne beglaasde houten buitendeur met twee vleugels. Er is een tochtportaal met beglaasde binnendeur (hoofddeur) met houten verdeling van driehoeken en een houten zijdeur met beglaasde wand, verdeeld in rechthoekige panelen waarvan enkele gedicht kunnen worden door middel van een houten luik. Een driehoekig venstertje in de hoek geeft een doorkijk naar de leefruimte ter hoogte van de zitbank.
De leefruimte heeft ruw bepleisterde en witgeschilderde binnenmuren. De achtergevel was oorspronkelijk bekleed met houten planchetten en dito schabben (enkel bewaard in de vestiaire- en zithoek). Het plafond is bekleed met planchetten. Door het leggen van vloerverwarming is de oorspronkelijke vloer (uitgewassen beton) verhoogd moeten worden in de leefruimte en in de lager gelegen zithoek waardoor bepaalde subtiele niveauverschillen weggewerkt zijn. De vloer van de leefruimte is heden een vloer van eiken witgebeitste planken, die van de zitput van donkergrijze keramische tegels. Er is een ruim leefvertrek met tegen de buitengevel een gevelbrede L-vormige betonnen zitbank waarboven een schuin geplaatst betonnen schab is geplaatst, in de hoek een met puin geconstrueerd vast platform dat diende als zit- of bedbank. Rookkanaal met kachel. Bewaard laag driehoekig glazen kastje (wel verplaatst). De vestiairehoek is bekleed met planchetten. De dieper gelegen zithoek (aanvankelijk de eethoek) is voorzien van een open haard. Oorspronkelijk waren er twee trapjes naar de zithoek, beide (gedeeltelijk) weggewerkt door de vloerverhoging. Het trapje naast de haard werd aangepast tot een betonnen zitbankje. De achtergevel is hier nog bekleed met houten planchetten en schabben. De vaste houten quasi ellipsvormige tafel (wel verplaatst) is tevens ontworpen door de architect.
In de keuken liggen bewaarde witte tegels. De oorspronkelijke vloer van uitgewassen beton werd later door de architect vervangen door terrazzo. Ook het aanrecht bestaat uit terrazzo en arduin (recent). De keukenindeling bleef bewaard met links en rechts een kastenwand. De kastdeurtjes zijn vernieuwd. Door middel van een schuifdeur is er toegang tot de aansluitende berging.
De twee betonnen trappen zijn voorzien van een houten leuning met spijlen. In het duplexniveau bevindt zich de bureauhoek. Er ligt een bewaarde vloer van uitgewassen beton en er staat een vaste L-vormige tafel met schabben van beton en/of glas.
De eerste verdieping met deels bewaarde -van de verbouwing daterende- indeling, is bekleed met houten planchetten. In 1969 bevonden zich op dit niveau twee aparte slaapkamers (een grote en een kleine). De eigenaar op het moment van de bescherming (2008) heeft door het verwijderen van de tussenindeling hiervan één grote slaapruimte gemaakt. Tegelijk werd hier het vroegere plafond terug zichtbaar gemaakt, zoals de moerbalk (haaks op de voorgevel) voorzien van balksloffen op geprofileerde consoles. Tegen de achtergevel staat een dressing, beglaasd en met spiegels, ontworpen door de architect. De badkamer en wc palen aan elkaar, maar zijn gescheiden door middel van een houten deur met apart draaiend boven- en ondergedeelte. Voor de verwarming van de badkamer is deze voorzien van openingen naar de vide, af te sluiten met oorspronkelijk twee luiken, waarvan één bewaard. Handig verlichtingssysteem door middel van schakelaars tegen het plafond, te bedienen aan de hand van trekkers.
Twee houten steektrappen met open treden leiden naar een klein tussenbordes en vervolgens naar een tweede tussenbordes dat toegang geeft tot de ruime zolderverdieping. De houten bordessen van balkjes waartussen brede spleten en de twee bovenste trappen met open treden zorgen voor een fraaie lichtspeling van het van bovenuit binnenvallend daglicht. Ter hoogte van het eerste tussenbordes zit een betonnen schab. Het bovenste tussenbordes heeft een vast beglaasd hoektafeltje.
Op de grote zolderruimte bleven de schaargebinten met telmerken en toognagels bewaard. De gordingen en dakbebording met houten planchetten zijn zichtbaar. Er ligt een houten planken vloer. Over de gehele lengte van de daknok zit een lichtstraat. Het betreft een volledige travee van het achterste dakschild opengewerkt met glas en voorzien van opengaande delen.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002469, architectenwoning bOb Van Reeth.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Vier begijnhofwoningen, waaronder architectenwoning bOb Van Reeth [online], https://id.erfgoed.net/teksten/166610 (geraadpleegd op ).
Breedhuizen van twee bouwlagen onder zadeldak. Nummers 6, 8 en 10 voorheen met gecementeerde of hervoegde bakstenen gevels, recent gedecapeerd en gerestaureerd, waardoor de traditionele kern met wigvormige ontlasting, speklagen, hoek- en negblokken zichtbaar werd.
Nummer 6: aangepast en binnenin volledig nieuw ingericht in 1969-1970 door architect bOb Van Reeth. Voortuintjes afgesloten door recent vernieuwde witgekalkte muren of met vernieuwde rechthoekige of rondboogdeurtjes.
Bron: EEMAN M., KENNES H. & MONDELAERS L. 1984: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Mechelen, Binnenstad, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 9n, Brussel - Gent.
Auteurs: Eeman, Michèle; Mondelaers, Lydie; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Eeman M. & Mondelaers L. & Kennes H. 1984: Vier begijnhofwoningen, waaronder architectenwoning bOb Van Reeth [online], https://id.erfgoed.net/teksten/3484 (geraadpleegd op ).