Eertijds zetel van heerlijkheid, reeds vermeld in 1392. Opper- en neerhof in 1699 beschreven als "twee bewalde moten deen acn dander danof doppermote ligghende alden noortcant behuyst is, met noch een planterijken ende sijnghele anden suytende ende westcant vande voors. wallen". In 1751 omhaagde hoeve met woning, twee schuren, bakoven, wagenhuis en varkenshokken. Meerdelige omwalling nog zichtbaar op de kaart in het landboek van 1763-64 en op de Ferrariskaart.
Thans leegstaand boerenhuis uit begin 19de eeuw (?) nog gelegen op motte met resten van omwalling achter het huis; één bouwlaag onder overkragend zadeldak (pannen). Witgeschilderde gevel op gepikte plint met rechthoekige vensters voorzien van luiken en centrale rechthoekige deur. Zijaanbouwsels (rechts met garage) onder lessenaarsdak.
Ten oosten, schuur, op de plaats van de oude werd later (19de tot 20ste eeuw) een nieuwe bakstenen schuur onder zadeldak gebouwd. Ten westen, resten van het bakhuis met aanleunende hokjes. Ten noorden, recentere stallen in betonstenen.
- HOSTE I. - STOCKMAN L., Geschiedenis van Poeke, Aalter, 1985.