Teksten van Kasteeldomein van Poeke

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/34998

Kasteeldomein van Poeke ()

Het kasteel van Poeke, een waterkasteel in neoclassicistische stijl, bevindt zich een uitgestrekt park, doorsneden door talrijke dreven. In kern dateert het kasteel van 1750, het werd aangepast in 1872. Het uitgestrekte kasteeldomein blijft herkenbaar als een laat-19de-eeuws adellijk landgoed met hier en daar een accent uit de 20ste eeuw.

Historiek

De heerlijkheid van Poeke bestond reeds in het eerste kwart van de 12de eeuw, maar de eertijds versterkte burcht moet gebouwd zijn in 14de en 15de eeuw en maakte waarschijnlijk deel uit van een bolwerk van de Gentenaars tegen diverse invallers. De oudst gekende heer is Steppo van Poeke (1139). De burcht werd grotendeels vernield in 1453 bij de opstand van de Gentenaars tegen Filips de Goede en bleef in puin tot het begin van de 17de eeuw. Het goed werd in 1597 aangekocht door de familie de Preudhomme d'Hailly die in het bezit bleef van het kasteel tot 1872. De toenmalige gebouwen en omgeving worden afgebeeld in Sanderus' 'Verheerlykt Vlaandre' (1735).

Reeds in 1671 werd het kasteel verbouwd (confer het in het stucgewelf in de zuidwestelijke toren aanwezige jaartal). In plaats van een zeshoekige vorm kreeg het een rechthoekige vorm met twee zijvleugels. Vermoedelijk dateren de funderingen en de vier hoektorens van het latere kasteel uit die periode, eventueel met behoud van enkele oudere torens.

Belangrijke verbouwingswerken grepen plaats in de periode 1743-1752 in opdracht van Charles Florent Idesbald de Preudhomme d'Hailly, burggraaf van Nieuwpoort, Oombergen, Sint-Lievens-Esse en Schoonbergen, baron van Poeke en heer van Neuville-en-Ferrain, Kanegem en Velaines. Deze werken werden volgens teruggevonden rekeningen uitgevoerd door Gentse ambachtslui en kunstenaars. Vermoedelijk vervulde meester-metser Jan Baptist Simoens een belangrijke rol als architect. In de periode 1745-1747 grepen inwendige verbouwingen en vernieuwingen aan het mobilair plaats. De uitwendige verbouwingen startten eind 1747-begin 1748 aan de achtergevel en eindigden met de vernieuwde voorgevel in 1750-1751. De rechter vleugel zou dateren van 1761. De 18de-eeuwse toestand is ons vrij goed bekend uit oude foto's voor de laatste verbouwingscampagne.

In de 18de eeuw, toen de aanbestedingen van allerhande bouwactiviteiten aan het toenmalige kasteel van Poeke nog aan de gang waren, duiken reeds aanwijzingen op die kunnen wijzen op een concrete aanpak van tuinarchitecturale plannen, meer bepaald een symmetrisch concept waarbij ook rekening werd gehouden met het omliggende landschap. Naar alle waarschijnlijkheid werd in 1752, in aanvulling op een eng en reeds gedeeltelijk aanwezig drevenbestand, een axiaal drevenpatroon ontworpen. Doorheen het gedeeltelijk beboste domein achter het kasteel werden in deze periode zichtassen opengewerkt. In het radiale knooppunt van het drevenpatroon vervoegden zich blijkbaar tal van visuele relaties. De overige dreven in het kasteeldomein waren evengoed gericht op belangrijke artificiële elementen uit het omliggende landschap. De silhouetten van de torenspitsen en windmolens waren over grote afstand in dit weinig reliëfrijke landschap te zien. In de periode voor de 19de eeuw waren deze duidelijk waar te nemen elementen, signaturen die naast hun eigenlijke functie ook de feodaliteit waarvan ze deel uitmaakten, in het omliggende landschap symboliseerden. Het zorgvuldig ordenen van de dreven in een uitgekiend patroon liet Baron van Poeke toe zijn allesomvattende macht op een luisterrijke en creatieve wijze te manifesteren. Eind 18de eeuw waren de verbouwingen aan het kasteel in sobere rococostijl voltooid. Voor en achter het kasteel werd de tuin in geometrische stijl uitgewerkt. Net als vele parken ging men in Poeke in de 19de eeuw vooral op de landschapsstijl verder borduren. Het sublieme concept van het verreikende axiale drevenpatroon hield tot het derde kwart van de 19de eeuw stand, waarna het, samen met een opmerkelijke reductie van het bosbestand, gedeeltelijk leek weg te kwijnen. Dit is waarschijnlijk te verklaren doordat het domein in handen van een andere familie was gekomen die misschien door de houtverkoop en de nieuwe stukken verpachtbare gronden nieuwe inkomsten hadden gevonden. De rechtlijnigheid, die vroeger de aanleg beheerste, werd doorbroken door de aanleg van enkele graslanden met gebogen omtreklijnen. De beslotenheid van het 'nieuwe' kasteeldomein werd mogelijk versterkt door een gevoelige inperking van het stervormige drevenpatroon en een drastisch uitbreiding van het bosareaal.

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft de aanleg van het domein duidelijk weer. Het kasteel met bijhorende moestuinen bevindt zich binnen een vierkante omgrachting met ten noorden ervan, binnen een rechthoekige omgrachting, een vijver, moestuin en bosperceel. Het kasteel wordt omgeven door loofbossen, doorsneden door dreven, en een boomgaard ten westen. De geometrische aanleg van het park bij het "Château de Poucques a Mr le Comte de Nieuport" is ook herkenbaar op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) en de Poppkaart (1842-1880).

Het kasteel onderging opnieuw ingrijpende veranderingen na de verkoop in 1872 aan Victor Pycke de Peteghem, de nieuwe baron van Poeke. Hij plaatste het nieuwe smeed- en gietijzeren toegangshek met afsluiting en herbouwde de dienstgebouwen. Aan het kasteel zijn slechts het grondplan, de torens en enkele details nog authentiek.

Bij de aanvang van de 20ste eeuw was de voortuin getransformeerd tot een voorbeeld van een neostijl die teruggreep naar de regelmaat van het Franse classicisme. De compositie van de tuin werd opnieuw rechtlijnig. Nog andere elementen getuigen van het nieuwe elan dat het domein op het einde van de 19de eeuw kreeg. De relatief laaggelegen bosbestanden kenden een zorgvuldig hakhoutbeheer met korte omlooptijden. Op de laagst gelegen vochtige graslanden in het kasteeldomein paste men een maaibeheer toe. Bij deze techniek werd de bodem op een afdoende manier verschraald door het betreffende perceel bij het begin van de zomer te hooien. De dreven waren niet enkele decoratief, maar ze zorgden eveneens voor brand- en constructiehout.

Bij het overlijden van de laatste barones Ines Pycke de Peteghem in 1955 werd het goed overgemaakt aan de zusters Apostolinnen van Wetteren, die er de (Brusselse) schoolkolonie ‘Duinen en Heide’ inrichtten; in 1977 tenslotte werd het aangekocht door de gemeente Aalter; het park is voor het publiek toegankelijk.

Beschrijving

Het kasteel van Poeke bevindt zich in een aangelegd park van circa 56 hectare tussen Poeke (ten westen) en Lotenhulle (ten noordoosten). Het kasteeldomein wordt begrensd door het Boterstraatje in het noorden, de Poekestraat in het oosten, de Kasteelstraat in het zuiden en de dorpskern van Poeke in het westen.

Dit volledig onderkelderd bakstenen waterkasteel met roodbepleisterde voorgevel met imitatievoegen telt elf traveeën en twee bouwlagen (in de 18de eeuw tot 1872 drie bouwlagen) boven de kelderverdieping, afgedekt met een geknikt schilddak (leien en zink) met hoge, versierde schouwen, dakkapellen en oeils-de-boeuf. In kern dateert het kasteel van 1750, het werd aangepast in 1872.

De naar het zuiden georiënteerde voorgevel is afgebakend door hoekbanden en een hoofdgestel. Een markerend middenrisaliet in neoclassicistische stijl met de deur is drie traveeën breed en drie bouwlagen hoog en wordt bekroond door een gebroken driehoekig fronton met het wapenschild en de kenspreuk "PELIAS HASTA" van Pycke, rustend op rocailleconsoles (18de eeuw) en met grote stenen vazen op de hoeken. Voor de laatste verbouwingswerken was het fronton een eenvoudig driehoekig fronton met uurwerk. Twee originele cartouches vermelden het oorspronkelijke bouwjaar "ANNO 1750". Het deurrisaliet heeft een centraal spiegelboogvormig deurvenster in omlijsting en met balusterbalkon op consoles, geflankeerd door vissen (18de eeuw?); de sluitsteen bevat de initialen PP. De rocaille op de borstwering boven het deurvenster bevat de initialen VP. De rondboogdeur in geprofileerde omlijsting werd gebouwd naar 18de-eeuws model. Voorts werden de vroegere eenvoudige vensters in 1872-1875 gevat in geriemde omlijstingen met initialen of rocailles in de sluitsteen. De houten kruiskozijnen zijn voorzien van kleine roedeverdeling. De zijtraveeën zijn eveneens gevat tussen superposerende pilasters.

De vier ronde torens met onderbouw van Doornikse kalksteen en met drie bouwlagen boven de kelderverdieping onder een zeshoekig leiendak met zinken peerspits en ijzeren windvaan, bleven met uitzondering van de aangepaste vensters en de bekroningen met initialen PP, grotendeels in hun originele staat bewaard. In de oksel van de zuidwestelijke toren en de zijgevel is ook een traptorentje aangebouwd. De U-vormig uitgebouwde achtergevel (noordelijke gevel) ziet uit op een terras met stenen 19de-eeuwse balustrade en was via de stenen brug verbonden met een oprit voor rijtuigen. Het 18de-eeuws uitzicht van de zijrisalieten van elk twee, één en één traveeën en drie bouwlagen werd nagenoeg behouden. De afgeronde hoektravee, gevat tussen pilasters met uitgediepte schachten, vertoont op de tweede bouwlaag een deurvenster met smeedijzeren rococobalkon en is bekroond met een fronton met oculus. Voorts loopt de ordonnantie door. De in de 18de eeuw gebouwde middenpartij van twee bouwlagen en typisch achteruitspringend risaliet in Gentse rococostijl werd vervangen door een vooruitspringend gedeelte met rondboogvensters en de vermelding "ANNO PX 1875", waarin een ruime hal en een kapel op de bovenverdieping voorzien was. Het drie traveeën breed middenrisaliet loopt uit in een halsgevel met voluten en een bekronend stenen kruis. Enkele oorspronkelijke vensters van de 18de-eeuwse achtergevel zijn nog te zien binnen in het kasteel.

De oostelijke en westelijke zijgevels, respectievelijk in kern opklimmend tot 1761 en 1671 en gevat tussen de torentjes, werden op dezelfde wijze aangepast: het wegnemen van één bouwlaag, het plaatsen van dakkapellen en het aanbrengen van vensteromlijstingen. De kelderverdieping werd voorzien van een terras met respectievelijk een ijzeren en stenen bekronend balkonhek rustend op kolommen. De westelijke zijgevel is tussen de hoektorens uitgewerkt als halsgevel.

Het interieur is volledig veranderd in eclectische stijl in 1872-1875; mogelijk met behoud van enkele marmeren schouwmantels in rococostijl. De oude overwelfde kelders zijn nog bewaard, in de zuidwestelijke toren naar verluidt gedateerd in het stucgewelf van 1671. De hal omvat een marmeren trap en omlopende galerij met beelden op de hoekpenanten.

De zuidelijke bakstenen dienstgebouwen op U-vormige plattegrond bevinden zich naast een zijingang aan de Kasteelstraat. Deze zijingang bestaat uit een ijzeren hek tussen polygonale bak- en zandstenen pijlers met arduinen bekroning. Het dienstgebouw, onder meer een koetshuis en woningen, is opgetrokken in neo-Vlaamserenaissance-stijl in het derde kwart van de 19de eeuw. Alle gevels van anderhalve bouwlaag worden afgelijnd door geblokte lisenen. Het centrale gedeelte bevat een arcade van zeven traveeën met gedrukte bogen rustend op rechthoekige natuurstenen pijlers en erboven rechthoekige mezzaninovensters in een arduinen omlijsting. De middentravee staat tussen geblokte lisenen met hoger opgetrokken rondboog en wordt geaccentueerd door een bekronend fronton met uurwerk, gevat in gedecoreerd lijstwerk, vleugelstukken en siervaas. De gevel aan de straatzijde wordt geaccentueerd door afgelijnde midden- en hoektraveeën, bijvoorbeeld met bekronend driehoekig fronton, met muuropeningen in rondboognis. Verder zijn getoogde stalvenstertjes aangebracht. De zijvleugels met rechthoekige vensters en deuren worden aan de achterzijde voorzien van vierkante torentjes met leien spits. De zijgevels met rondboognis en aflijnende lisenen is bekroond met een fronton waarop het wapenschild prijkt.

De hondenhokken op cirkelvormig grondplan met aan de buitenzijde een bakstenen arcade (rode en gele baksteen) met rondbogen onder een leien afdak met op regelmatige plaatsen overkragend zadeldakje dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw. In het centraal hoger opgetrokken gedeelte, met ronde bovenlichten afgedekt met een tentdak, is een bakoven ondergebracht. De ijzeren hekken rondom de begroeide hokken zijn op het moment van de inventarisatie (1989) verdwenen.

Ten zuiden van de hondenhokken bevindt zich de grondvesten van een voormalige hovenierswoning (18de eeuw) en van een vervallen serre (vierde kwart 19de eeuw) met ernaast een acetyleenfabriekje (begin 20ste eeuw).

Het park, met een grote verscheidenheid aan boom- en plantensoorten, wordt in het beboste deel doorsneden door brede, rechte eiken- en beukendreven die centraal samenkwamen in de zogenaamde Zevensterre. Het middelpunt van de ster lag op de as van de achtergevel van het kasteel tot achterin het park; de dreef 200 meter ten oosten van de centrale as wijst in de richting van de Aalterse kerktoren; andere dreven boden perspectief op de kerken van Poeke, Ruiselede en Lotenhulle en op molens in Lotenhulle en Ruiselede. De dreven werden na 1872 ingeperkt. De tot akkerland omgevormde delen werden ook in deze periode opnieuw bebost. Vermoedelijk dateert de westelijke toegangsdreef eveneens uit die periode. Langs het kasteel lopen dreven van winterlinde (Tilia cordata), Hollandse linde (Tilia x europaea) en zomerlinde (Tilia platyphyllos). De geometrisch aangelegde tuin voor het kasteel was eertijds verrijkt met allegorische beelden. Ten oosten van het kasteel staat een opgaande zomereik (Quercus robur) met een stamomtrek van 3,63 meter (gemeten op 1,50 meter hoogte, opname in 2006).

Binnen het park bevonden zich vier bruggen, onder meer over de rechtgetrokken Poekebeek die doorheen het domein loopt. Het voetgangersbrugje, aan de grens van het park en tevens van de gemeente (Boterstraat), werd door de familie Pycke de Peteghem vervangen door een brugje met ijzeren leuning.

In de zuidwestelijke hoek van het domein, naast de dienstgebouwen, is een ommuurde moestuin ingericht.

Het domein is aan de voorkant afgesloten met een fraaie smeedijzeren en gietijzeren afsluiting en hek in neorococostijl van 1872. In het centrale motief van het hek zijn een baronnenkroon en de initialen PP van de opdrachtgever verweven. Voorts zijn er nog talrijke andere hekken, onder meer aan de dienstgebouwen eveneens in de Kasteelstraat, aan de westzijde, uitgevend op de Poekedorpstraat met de kerk en aan de vroegere verbouwde kasteelhoeve; alle met bakstenen pijlers (circa 1872-1875).

Een mooie brug gedragen door drie bogen leidt over de binnenste walgracht naar de hoofdingang van het kasteel en is afgeboord met een stenen leuning van balusters tussen pijlers. Een merkwaardige constructie is de brug op het niveau van het water, tussen de brugpijlers, leidend naar de dienstingang in de kelderverdieping en bereikbaar via elegante wenteltrappen met gelijkaardige leuningen aan weerszijden van de brug (aangebracht in 1872-1875). Aan de noordelijke gevel rust de walbrug op vier bogen met 19de-eeuwse stenen balustrade geflankeerd door heden onthoofde stenen sfinxen (18de eeuw). Deze trap leidt naar een terras met dito leuning.

  • Atlas Cadastral parcellaire de la Belgique, Philippe-Christian Popp, uitgegeven in 1842-1879, schaal 1:5000.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • ARREN P. 1985: Van kasteel naar kasteel 1, Kapellen, 223-228.
  • DE POTTER F. & BROECKAERT J. 1964-1970: Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks 1, deel 6, Gent, 15-16.
  • DEFRUYT R. 1980: Poeke, zijn kasteel en zijn bewoners, Land van de Woestijne, III.1, 25-41).
  • HIMPE K., 1989: Specifieke cultuurhistorische aspecten van het kasteeldomein Poeke, in Appeltjes van het Meetjesland, 40, 43-74.
  • HOSTE I. & STOCKMAN L. 1985: Geschiedenis van Poeke, Aalter, 10-31, 255-268.
  • STROBBE A. s.d.: Het voetgangersbrugje over de Poekebeek, DF-spiegel II, 2.
  • STROOBANTS A. 1982: Enkele gegevens over de bouwgeschiedenis van het kasteel van Poeke en over de plaatselijke zijdeteelt in de 18de eeuw, Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek 33, 268-294).
  • Databank Landschapsatlas Vlaanderen [CD-rom uitgegeven door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen], Ankerplaats Vallei van de Poekebeek met kasteeldomein van Poeke A34008, 2001.

Auteurs:  Van den Bremt, Paul; Cox, Lise; Tack, Guido; De Meirsman, Reginald; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van den Bremt P. & Cox L. & Tack G. & De Meirsman R. & Vanmaele N. 2015: Kasteeldomein van Poeke [online], https://id.erfgoed.net/teksten/175221 (geraadpleegd op ).


Kasteeldomein van Poeke ()

Groot waterkasteel in mooi, aangelegd park van circa 55 hectare. De heerlijkheid van Poeke bestond reeds in het tweede kwart van de 12de eeuw, maar de eertijds versterkte burcht moet gebouwd zijn in de loop van de 14de en 15de eeuw en maakte waarschijnlijk deel uit van een bolwerk van de Gentenaars tegen diverse invallers. De oudst gekende heer is Steppo van Poeke (1139). De burcht werd grotendeels vernield in 1453 bij de opstand van de Gentenaars tegen Filips de Goede en bleef in puin tot begin 17de eeuw, het goed werd in 1597 aangekocht door de familie de Preudhomme d'Hailly die in het bezit bleef van het kasteel tot 1872. De toenmalige gebouwen en omgeving worden afgebeeld in Sanderus' Verheerlykt Vlaandre (1735).

Reeds in 1671 werd het kasteel verbouwd (naar verluidt jaartal in stucgewelf in zuidwesttoren). In plaats van een zeshoekige vorm kreeg het een rechthoekige vorm met twee zijvleugels. Vermoedelijk dateren de funderingen en de vier hoektorens van het huidige kasteel uit die periode, eventueel met behoud van enkele oudere torens.

Belangrijke verbouwingswerken grepen plaats in de periode 1743-52 in opdracht van Charles Florent Idesbald de Preudhomme d'Hailly, burggraaf van Nieuwpoort, Oombergen, Sint-Lievens-Esse en Schoonbergen, baron van Poeke en heer van Neuville, Kanegem en Velaine. Deze werken werden volgens teruggevonden rekeningen, uitgevoerd door Gentse ambachtslui en kunstenaars. Vermoedelijk vervulde meester-metser J.B. Simoens een belangrijke rol als architect. In de periode 1745-47 grepen inwendige verbouwingen plaats en vernieuwingen aan het mobilair. De uitwendige verbouwingen startten eind 1747-begin 1748 aan de achtergevel en eindigden met de vernieuwde voorgevel in 1750-51. De rechter vleugel zou dateren van 1761. De 18de-eeuwse toestand is ons vrij goed bekend uit oude foto's voor de laatste verbouwingscampagne.

Het kasteel onderging opnieuw ingrijpende veranderingen na de verkoop in 1872 aan Victor Pycke de Peteghem, de nieuwe baron van Poeke. Hij herplaatste het nieuwe smeed- en gietijzeren toegangshek met afsluiting en bouwde de dienstgebouwen. Aan het kasteel zijn slechts het grondplan, de torens en enkele details nog authentiek.

Bij het overlijden van de laatste barones Ines Pycke de Peteghem in 1955 werd het goed overgemaakt aan de zusters apostolinnen van Wetteren die er de (Brusselse) schoolkolonie "Duinen en Heide" inrichtten; in 1977 tenslotte werd het aangekocht door de gemeente Aalter; het park is voor het publiek toegankelijk, de bestemming van het kasteel is nog niet duidelijk.

Het park, met een grote verscheidenheid aan boom- en plantensoorten, werd in het beboste deel doorsneden door brede, rechte eiken- en beukendreven centraal samenkomend in de zogenaamde achtsterre. Het middelpunt van de ster lag op de as van de achtergevel van het kasteel tot achterin het park; de dreef 200 meter ten oosten van de centrale as wijst in de richting van de Aalterse kerktoren; andere dreven boden perspectief op de kerk en van Poeke en Lotenhulle en op de molens van Lotenhulle en Ruislede. De dreven werden door V. Pycke na 1872 ingekort. De tot akkerland omgevormde delen werden door hem opnieuw bebost. Vermoedelijk dateert de westelijke toegangsdreef met linden eveneens uit die periode. De geometrisch aangelegde tuin voor het kasteel was eertijds verrijkt met allegorische beelden (zie Lenôtrestijl).

Binnen het park bevonden zich vier bruggen, onder meer over de Poekebeek die doorheen het domein loopt. Het voetgangersbrugje, aan de grens van het park en tevens van de gemeente (Boterstraat), werd door Victor Pycke de Peteghem vervangen door een brugje met ijzeren leuning.

In de zuidwesthoek van het domein, naast de dienstgebouwen is een ommuurde moestuin voorzien.

Het domein is aan de voorkant afgesloten met een fraaie smeedijzeren en gietijzeren afsluiting en hek in neorococostijl van 1872. In het centrale motief van het hek zijn een baronnenkroon en de initialen PP van de opdrachtgever verweven. Voorts zijn er nog talrijke andere hekken, onder meer aan de dienstgebouwen eveneens in de Kasteelstraat, aan de westzijde, uitgevend op de Poekedorpstraat met de kerk en aan de vroegere kasteelhoeve (heden verbouwd); alle met bakstenen pijlers (circa 1872-75).

Een mooie brug gedragen door drie bogen leidt over de binnenste walgracht naar de hoofdingang van het kasteel en is afgeboord met een stenen leuning van balusters tussen pijlers. Een merkwaardige constructie is de brug op het niveau van het water, tussen de brugpijlers, leidend naar de dienstingang in de kelderverdieping en bereikbaar via elegante wenteltrappen met gelijkaardige leuningen aan weerszij van de brug; aangebracht in 1872-75. Aan de noordgevel rust de walbrug op vier bogen met 19de-eeuwse stenen balustrade geflankeerd door thans onthoofde stenen sfinxen. Deze trap leidt naar een terras met dito leuning.

Volledig onderkelderd bakstenen waterkasteel met roodbepleisterde voorgevel met imitatievoegen van elf traveeën en twee bouwlagen (in de 18de eeuw tot 1872 drie bouwlagen) boven de kelderverdieping, afgedekt met geknikt schilddak (leien en zink) met hoge, versierde schouwen, dakkapellen en oeils-de-boeuf; in kern daterend van 1750, aangepast in 1872.

De naar het zuiden georiënteerde voorgevel is afgebakend door hoekbanden en een hoofdgestel. Een markerend middenrisaliet in Lodewijk XV-stijl met de deur is drie traveeën breed en drie bouwlagen hoog en wordt bekroond door een gebroken driehoekig fronton met het wapenschild en de kenspreuk "Pelias Hasta" van Pycke, rustend op rocailleconsoles (18de eeuw) en met grote stenen vazen op de hoeken. Voor de laatste verbouwingswerken was het fronton een eenvoudig driehoekig fronton met uurwerk. Twee originele cartouches vermelden het oorspronkelijke bouwjaar "Anno 1750". Het deurrisaliet heeft een centraal spiegelboogvormig deurvenster in omlijsting en met balusterbalkon op consoles, geflankeerd door vissen (18de eeuw ?); de sluitsteen bevat de initialen PP. De rocaille op de borstwering boven het deurvenster bevat de initialen VP. De rondboogdeur in geprofileerde omlijsting werd gebouwd naar 18de-eeuws model. Voorts werden de vroegere eenvoudige vensters in 1872-75 gevat in geriemde omlijstingen met initialen of rocailles in de sluitsteen. De houten kruiskozijnen zijn voorzien van kleine roedeverdeling. De zijtraveeën zijn eveneens gevat tussen superposerende pilasters.

De vier ronde torens met onderbouw van Doornikse kalksteen en met drie bouwlagen boven de kelderverdieping onder zeshoekig leien dak met zinken peerspits en ijzeren windvaan, bleven met uitzondering van de aangepaste vensters en de bekroningen met initialen PP, grotendeels in hun originele staat bewaard. In de oksel van de zuidwesttoren en de zijgevel is ook een traptorentje aangebouwd. De U-vormig uitgebouwde achtergevel (ten noorden) ziet uit op een terras met stenen 19de-eeuwse balustrade en was via de stenen brug verbonden met een oprit voor rijtuigen. Het 18de-eeuws uitzicht van de zijrisalieten van elk twee, één en één travee en drie bouwlagen werd nagenoeg behouden. De afgeronde hoektravee gevat tussen pilasters met uitgediepte schachten vertonen op de tweede bouwlaag een deurvenster met smeedijzeren rococobalkon en is bekroond met een fronton met oculus. Voorts doorlopende ordonnantie. De in de 18de eeuw gebouwde middenpartij van twee bouwlagen en typisch achteruitspringend risaliet in Gentse rococostijl werd vervangen door een vooruitspringend gedeelte met rondboogvensters en de vermelding "ANNO PX 1875", waarin een ruime hal en een kapel op de bovenverdieping voorzien was. Het drie traveeën breed middenrisaliet loopt uit in een halsgevel met voluten en een bekronend stenen kruis. Enkele oorspronkelijke vensters van de 18de-eeuwse achtergevel zijn nog te zien binnen in het kasteel.

De oost- en westzijgevels, respectievelijk in kern opklimmend tot 1761 en 1671 en gevat tussen de torentjes, werden op dezelfde wijze aangepast: nl. het wegnemen van één bouwlaag, het plaatsen van dakkapellen en het aanbrengen van vensteromlijstingen. De kelderverdieping werd voorzien van een terras met respectievelijk een ijzeren en stenen bekronend balkonhek rustend op kolommen. De westelijke zijgevel is tussen de hoektorens uitgewerkt als halsgevel.

Interieur. Volledig veranderd in eclectische stijl in 1872-75; mogelijk met behoud van enkele marmeren schouwmantels in Lodewijk XV-stijl. Oude overwelfde kelders, in zuidwesttoren naar verluidt gedateerd stucgewelf van 1671. Hal met marmeren trap en omlopende galerij met beelden op de hoekpenanten ten zuiden, bakstenen dienstgebouwen (4) op U-vormige plattegrond naast een zijingang aan de Kasteelstraat: een ijzeren hek tussen polygonale bak- en zandstenen pijlers met arduinen bekroning.

Dienstgebouw, onder meer koetshuis en woningen, opgetrokken in neorenaissancestijl in het derde kwart van de 19de eeuw. Alle gevels van anderhalve bouwlaag worden afgelijnd door geblokte lisenen. Het centrale gedeelte bevat een arcade van zeven traveeën met gedrukte bogen rustend op rechthoekige natuurstenen pijlers en erboven rechthoekige mezzaninovensters in arduinen omlijsting. Middentravee tussen geblokte lisenen met hoger opgetrokken rondboog en geaccentueerd door bekronend fronton met uurwerk, gevat in gedecoreerd lijstwerk, vleugelstukken en siervaas. Gevel aan de straatzijde geaccentueerd door afgelijnde midden- en hoektravee, eerst genoemde met bekronend driehoekig fronton, met muuropeningen in rondboognis. Voorts getoogde stalvenstertjes. De zijvleugels met rechthoekige vensters en deuren worden aan de achterzijde voorzien van vierkante torentjes met leien spits. De zijgevels met rondboognis en aflijnende lisenen is bekroond met fronton waarop wapenschild.

Hondenhokken (tweede helft van de 19de eeuw) op cirkelvormig grondplan met aan de buitenzijde bakstenen arcade (rood en gele baksteen) met rondbogen onder leien afdak met op regelmatige plaatsen overkragend zadeldakje. Centraal hoger opgetrokken gedeelte met ronde bovenlichten afgedekt met een tentdak en waarin een bakoven ondergebracht is. De ijzeren hekken rondom de begroeide hokken zijn thans verdwenen.

Ten zuiden van de hondenhokken bevindt zich de voormalige oranjerie (eerste helft van de 19de eeuw) en serre (vierde kwart van de 19de eeuw) in puin en ernaast een volledig met klimop begroeid paviljoentje uit begin 20ste eeuw.

  • ARREN P., Van kasteel naar kasteel 1, Kapellen, 1985, p. 223-228.
  • DEFRUYT R., Poeke, zijn kasteel en zijn bewoners, in Land van de Woestijne, III, 1, 1980, p. 25-41.
  • DE POTTER F. - BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks I, deel 6, Gent, 1864-70, p. 15-16.
  • HOSTE I. - STOCKMAN L., Geschiedenis van Poeke, Aalter, 1985, p. 10-31, 255-268.

Bron: LANCLUS K. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kanton Nevele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Lanclus, Kathleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Lanclus K. 1989: Kasteeldomein van Poeke [online], https://id.erfgoed.net/teksten/34998 (geraadpleegd op ).