Historiek
Kasteel Ter Meeren, gesitueerd in een park in landschappelijke stijl met serpentinevijver. Volgens de kaart van F. Horenbault van 1583 voorheen een enkelvoudig rechthoekig omgrachte site met herenverblijf toehorende aan Segher Verstraten. Figuratieve kaart van 1754 door Carolus Benthuys, gemaakt in opdracht van de toenmalige eigenaar Jan Bapt. Lefebure, bewaard in het kasteel. Beschreven als een "huys van plasantie" op een motte met wallen. In 1771 hoorde het goed nog toe aan mijnheer Lefebure. Minstens sinds begin 19de eeuw bezit van de familie Haeck die het goed eerst als buitenhuis gebruikte en er later kwam wonen. Na het huwelijk in 1900 van een dochter Haeck sindsdien bewoond door de familie de Coorebyter. Binnenshuis draagt een schouwmantel in neo-Vlaamserenaissance-stijl uit begin 20ste eeuw; de wapenschilden van de families Haeck (links) en de Coorebyter (rechts) en de jaartallen 1614 en 1827; laatst genoemd jaartal zou naar verluidt verwijzen naar een brand waarna het kasteel werd herbouwd.
Vanouds leidt een lange toegangsdreef vanuit het zuiden (Dendermondsesteenweg) naar het vroeger omgrachte kasteel dat meermaals werd verbouwd.
Beschrijving
Heden een vergrote, neoclassicistische buitenplaats uit het tweede kwart van de 19de eeuw. Hoofdvolume met rechthoekige plattegrond, vijf traveeën breed, drie traveeën diep en drie bouwlagen hoog onder een leien schilddak. In de jaren 1880 (?) aangepast en voornamelijk vergroot op de zuidoostelijke hoek (volgens met oude foto's): toevoeging van een traptoren van vier niveaus met torenspits voorzien van een lantaarn, een aansluitende zijvleugel van twee traveeën en een veranda tegen de zuidgevel, later (eerste helft 20ste eeuw) omgevormd tot een blijvende polygonale uitbouw met plat dak. Laatste aanpassingen van circa 1960 naar ontwerp van architect P. Eeckhout: de toren en een deel van de annex werd vervangen door een zware, rechthoekige donjonachtige torenbouw van vijf bouwlagen die enkel qua materiaalgebruik - bak- en zandsteen - refereert aan een mogelijke vroegere bouwfase van het kasteel.
Westelijk georiënteerde voorgevel achter gevelbreed terras: gedecapeerde bakstenen lijstgevel met lagere bovenste verdieping. Voorheen met een licht uitspringend middenrisaliet van drie traveeën: daaraan herinneren thans nog de drie rondboogvormige deurvensters van de begane grond de doorgetrokken vensterbanklijst van de vensters erboven evenals de weinig gekorniste houten kroonlijst met klossen. Van de rechthoekige vensters zijn die in de zijtraveeën van de tweede verdieping en op de overeenkomstige bouwlaag van de zijgevels voorzien van een rechte hardstenen kroonlijst op voluutconsoles. Omlopend hoofdgestel met gelede bakstenen architraaflijst. Linkse zijgevel en achtergevel met bewaarde vlakke gevelbepleistering en 20ste-eeuwse bakstenen aanbouwsels met plat dak.
Interieur
Noordelijk salon in Lodewijk XVI-stijl voorzien van stucplafond, supraportes en witgeschilderde zwartmarmeren schouwmantel. Salon in neo-Vlaamserenaissance-stijl uit begin 20ste eeuw.
In het zuidwestelijke deel van het kasteelpark gesitueerde L-vormige ommuurde moestuin met lange, kwart cilindervormige, beglaasde ijzeren serre. Ten oosten van de toegangsdreef aangepast bakstenen koetshuis onder mansardedak (Vlaamse pannen).