"Bosseveerhoeve" of hoeve "Ten Bossche", voormalige pachthoeve van het cisterciënzerinnenklooster "Nieuwenbosch" te Gent. Ook zogenaamd Hoeve Caenepeel naar de laatste landbouwersfamilie die de hoeve uitbaatte. Onderdeel van een historisch belangrijke kloostersite binnen een Scheldebocht waarvan een belangrijk deel, na het rechttrekken van de Schelde in 1882, naast de andere Schelde-oever op grondgebied Melle kwam te liggen. Cisterciënzerinnenklooster Nonnenbosch of Ten Bos, afkomstig van de abdij Oudenbosch te Lokeren, opgericht in 1246 aan één van de drie Scheldeveren te Heusden, namelijk het zogenaamde Bosseveer, veerpont nabij de monding in de Schelde van de Mager- of Groenderbeek naast het Kalverbos. Via dit Scheldeveer bezat de abdij van Nieuwenbosch ook een vlotte verbinding met de heirweg Gent-Brussel. Verwoesting van het cisterciënzerinnenklooster Nieuwenbosch in 1579 door de beeldenstormers gevolgd in 1598 door de bouw van een nieuw klooster te Gent op de Groene Hooie. Na de vernieling van het klooster bleven slechts enkele kleinere gebouwen, waaronder onderdelen van de abdijhoeve, gespaard. Eerste pachtcontract voor 1630-1631 opgemaakt voor de in 1630-1634 herstelde of nieuw gebouwde pachthoeve van de abdij Nieuwenbosch te Gent, waarbij gebruik zou zijn gemaakt van afbraakmateriaal afkomstig van de verwoeste abdij.
De kabinetskaart van de Ferraris toont de omwalde boerderij met rechthoekig grondplan in een bocht van de Schelde. De boerderij had een vijver en twee toegangen, in het oosten en het westen. De Kruisdreef ten noorden liep naar een kruispunt van wegen met een calvarie. Rondom de site lag een afwisseling van kleine percelen akker- en weiland met houtkanten en bos. Op de 19de-eeuwse Atlas der Buurtwegen is de verbinding te zien van de hoeve in het westen via een voetweg, de Veerwegel, met het Bosseveer op de Schelde. De landbouwpercelen rondom worden aangeduid als ‘Tien Bunders’ en ‘Ganzendries’.
In het begin van de 20ste eeuw werd de Scheldebocht rechtgetrokken. Vanaf het midden van de 20ste eeuw is er een duidelijke toename van het aandeel weiland in de percelen rondom de hoeve. De aanleg van de ringweg R4 net ten zuiden van de hoeve in de jaren 1980 zorgde voor een harde grens. Aan het kruispunt bij de voormalige kalvarie werd de Kalvarieweg aangelegd ter ontsluiting van de nieuwe huizen daar.
Belangrijke archeologische vondst op de rechter Schelde-oever in 1948 (heden tuin van de rijkstuinbouwschool, Brusselsesteenweg nummer 162 te Melle), waaronder de grafsteen van Hugo II (+1231), kastelein van Gent, heer van Heusden en vader van de voornaamste weldoener bij de oprichting van het klooster te Heusden. Voorts bij een opgravingscampagne in 1970-72 in dezelfde tuin afbakening van een begraafplaats in of vlakbij de verdwenen abdijkerk. Aan de overzijde van de Schelde werden van deze sterk verstoorde site tussen de westelijke walgracht van de "Bosseveerhoeve" en de Scheldeoever onder meer funderingen blootgelegd van een belangrijke 14de-eeuwse kloostervleugel (opgravingscampagne 1974-75).
Beschrijving op basis van inventarisatie uitgevoerd in 2017:
Grote hoeve met losse bestanddelen op een ruim, min of meer rechthoekig erf met boomgaard en weiden, omringd door een brede walgracht. Ten noorden en ten oosten begrensd door een populierendreef. Over de westelijke walgracht naast de Schelde-oever gemetste boogbrug (links) van baksteen en veldsteen, waarin abdis Catherina de Ghistelle in 1634 een steen met voornoemd jaartal en haar wapenschild aanbracht (steen verdwenen). Op de brug: resten van een bakstenen poort met recentere baksteen verhoogd tot hekpijlers. Vanaf deze toegang leidde enerzijds een voetweg westwaarts tot de aanlegplaats en het veerpont; oostwaartse dam naar de centraal op de omgrachte site ingeplante hoevegebouwen. Huidige toegangsbrug over de oostelijke walgracht met ijzeren hek aan twee zware vierkante, gedecoreerde bakstenen hekpijlers met dekplaat (eind 19de eeuw)
Georiënteerde boerenwoning deels schuilgaand achter een oude holle lindeboom; één bouwlaag en aanvankelijk zes traveeën, onder zadeldak (Vlaamse pannen), waarschijnlijk gebouwd circa 1630-1634. Rechts toevoeging in midden 18de eeuw van een twee traveeën brede onderkelderde kamer, waarschijnlijk het zogenaamd hooghuis of vertrek voorbehouden aan de pachtheer, in casu de abdis van Nieuwenbosch. Kamer op kelder met twee tongewelven en met toegang achter het oorspronkelijke boerenhuis of laaghuis, heden in het later bijgevoegde achterhuis (19de eeuw?). Zijaandaken met muurvlechtingen, links met sporen van een oudere en steilere dakhelling met muurvlechtingen. Licht verspringende daknok met resten van een klokkenstoel naast de centrale schoorsteen. Verankerde en witgekalkte bakstenen erfgevel op gecementeerde en gepikte plint met schijnvoegen. Vier hoge rechthoekige vensters met sponning, groene luiken en vernieuwd houtwerk. Twee rechter traveeën met kleinere, licht getoogde vensters met luiken; sporen van gevelbepleistering met uitgespaarde spiegels op de penanten. Lichte dakoverstek, boven de drie rechter traveeën op getrapte daklijst. Lage korfboogdeur met kwarthol beloop, zandstenen negblokken en bakstenen boog onder een rechthoekig bovenlicht met houten latei. Twee getraliede keldergaten en twee gedichte rechthoekige vensters in de achtergevel van het hooghuis.
Interieur met mogelijk oudere gerecupereerde elementen. Moerbalken van de houten zoldering met geprofileerde balkzool op stenen console. Voormalige open, brede Vlaamse haard met geprofileerde zandstenen schoorsteenwangen. Toegangsdeur tot de kamer van het hooghuis aan één zijde versierd met gesculpteerde panelen (barokke en classicistische motieven). 18de-eeuwse schoorsteenmantel van hout en pleisterwerk met bovenboezemversiering van geschilderd stucwerk.
Ten oosten van het boerenhuis: L-vormige bedrijfsvleugel met stallen, dwarsschuur en duiventoren. Jaartal 1890 in jaarankers op de westelijke zijpuntgevel. Gebouwd ter vervanging van oudere dienstgebouwen waarvan enkel de duiventoren overblijft, doch geïncorporeerd in de erfgevel van de oostvleugel. Verankerd bakstenen gebouw onder zadeldaken (Vlaamse pannen) met steekboogdeuren en -poorten. Noordvleugel van acht traveeën en oostvleugel van twaalf traveeën met de voorheen alleenstaande duiventoren in de vierde travee. Duiventoren van drie bouwlagen met sporen van de vroegere zijtrapgevels in de verhoogde puntgevels, onder een zadeldakje (Vlaamse pannen). Drie steekboogdeuren met zandstenen hoekstenen boven elkaar. Tweede verdieping met voederopslagplaats. Eigenlijke duifhuis op de derde verdieping met circa 750 gemetste duivenhokjes tegen de wanden, van buitenaf bereikbaar via een ladder. Vier verdiepte boogvelden met loopplaat en ieder vier vierkante vlieggaten. Een rij van tien nog zichtbare vierkante gaten met zandstenen dorpels onder de vroegere dakaanzet.
Ten noorden alleenstaand, vrij groot enkelvoudig rechthoekig bakhuis met ingebouwde bakoven, naar verluidt met een capaciteit van 100 broden, onder pannen zadeldak, uit eind 19de eeuw.
Ten zuiden, vlakbij de huidige toegang van de boerderij, lage bakstenen dwarsschuur onder een hoog en steil zadeldak (Vlaamse pannen), tussen gedeeltelijk bewaarde aandaken met muurvlechtingen en steunberen. Naast de centrale poort, twee pannen afdaken op ingemetste houten stutter. Zuidgevel met hoeksteunberen en latere inrit onder zadeldakkap. De schuur werd wellicht gebouwd in de 17de eeuw, met incorporatie van bakstenen muren (circa 1250-1325) van de middeleeuwse abdijschuur van Ten Bos. De westelijke en oostelijke puntgevels zijn opgetrokken op de resten van de lansgmuren met steunberen van de middeleeuwse schuur. De huidige noordelijke langsgevel is het overblijfsel van de noordelijke dwarsgevel (breedte: 15,9 meter) van de middeleeuwse schuur. De vier steunberen, de lichtspleten en de poort met negblokken in Doornikse kalksteen (meest westelijke travee) behoren tot de oorspronkelijke opzet. De overblijfselen laten de reconstructie toe van een bakstenen schuur zoals in Ten Bogaerde (Koksijde) en Ter Doest (Lissewege): lage langsmuren met steunberen, puntgevels op de korte zijden met zware steunberen en een laterale doorrit.
De Bosseveerhoeve bevindt zich in de Scheldevallei, waarop beken en grachten aansluiten, en wordt omgeven door graslanden, akkers en een bosperceel beplant met Canadapopulieren. Populierendreven zoals de Kruisdreef en Molenweidestraat doorsnijden het agrarische landschap rond de hoeve. Een gracht en knotwilgen bakenen de percelen grasland af. Ook de gracht rondom de hoeve is beplant met een knotwilgenrij. De percelering is een typisch open (akkerland) en een deels gesloten coulissenlandschap (weiland) met een regelmatig 18de-eeuws perceleringspatroon.
Auteurs: Verdurmen, Inge; Verbeeck, Mieke; Van den Bossche, Hedwig; Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verdurmen I. & Verbeeck M. & Van den Bossche H. & Debonne V. 2024: Bosseveerhoeve met omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/433073 (geraadpleegd op ).
"Bosseveerhoeve" of hoeve "Ten Bossche", voormalige pachthoeve van het cisterciënzerinnenklooster "Nieuwenbosch" te Gent. Ook zogenaamd Hoeve Caenepeel naar de laatste landbouwersfamilie die de hoeve uitbaatte. Onderdeel van een historisch belangrijke kloostersite binnen een Scheldebocht waarvan een belangrijk deel, na het rechttrekken van de Schelde in 1882, naast de andere Schelde-oever op grondgebied Melle kwam te liggen. Cisterciënzerinnenklooster Nonnenbosch of Ten Bos, afkomstig van de abdij Oudenbosch te Lokeren, opgericht in 1246 aan één van de drie Scheldeveren te Heusden, namelijk het zogenaamde Bosseveer, veerpont nabij de monding in de Schelde van de Mager- of Groenderbeek naast het Kalverbos. Via dit Scheldeveer bezat de abdij van Nieuwenbosch ook een vlotte verbinding met de heirweg Gent-Brussel. Verwoesting van het cisterciënzerinnenklooster Nieuwenbosch in 1579 door de beeldenstormers gevolgd in 1598 door de bouw van een nieuw klooster te Gent op de Groene Hooie. Na de vernieling van het klooster bleven slechts enkele kleinere gebouwen, waaronder onderdelen van de abdijhoeve, gespaard. Eerste pachtcontract voor 1630-1631 opgemaakt voor de in 1630-1634 herstelde of nieuw gebouwde pachthoeve van de abdij Nieuwenbosch te Gent, waarbij gebruik zou zijn gemaakt van afbraakmateriaal afkomstig van de verwoeste abdij.
Belangrijke archeologische vondst op de rechter Schelde-oever in 1948 (heden tuin van de rijkstuinbouwschool, Brusselsesteenweg nummer 162 te Melle), waaronder de grafsteen van Hugo II (+1231), kastelein van Gent, heer van Heusden en vader van de voornaamste weldoener bij de oprichting van het klooster te Heusden. Voorts bij een opgravingscampagne in 1970-72 in dezelfde tuin afbakening van een begraafplaats in of vlakbij de verdwenen abdijkerk. Aan de overzijde van de Schelde werden van deze sterk verstoorde site tussen de westelijke walgracht van de "Bosseveerhoeve" en de Scheldeoever onder meer funderingen blootgelegd van een belangrijke 14de-eeuwse kloostervleugel (opgravingscampagne 1974-75).
Grote hoeve met losse bestanddelen op een ruim, min of meer rechthoekig erf met boomgaard en weiden, omringd door een brede walgracht. Ten noorden en ten oosten begrensd door een populierendreef. Over de westelijke walgracht naast de Schelde-oever gemetste boogbrug (links) van baksteen en veldsteen, waarin abdis Catherina de Ghistelle in 1634 een steen met voornoemd jaartal en haar wapenschild aanbracht (steen verdwenen). Op de brug: resten van een bakstenen poort met recentere baksteen verhoogd tot hekpijlers. Vanaf deze toegang leidde enerzijds een voetweg westwaarts tot de aanlegplaats en het veerpont; oostwaartse dam naar de centraal op de omgrachte site ingeplante hoevegebouwen. Huidige toegangsbrug over de oostelijke walgracht met ijzeren hek aan twee zware vierkante, gedecoreerde bakstenen hekpijlers met dekplaat (eind 19de eeuw)
Georiënteerde boerenwoning deels schuilgaand achter een oude holle lindeboom; één bouwlaag en aanvankelijk zes traveeën, onder zadeldak (Vlaamse pannen), waarschijnlijk gebouwd circa 1630-1634. Rechts toevoeging in midden 18de eeuw van een twee traveeën brede onderkelderde kamer, waarschijnlijk het zogenaamd hooghuis of vertrek voorbehouden aan de pachtheer, in casu de abdis van Nieuwenbosch. Kamer op kelder met twee tongewelven en met toegang achter het oorspronkelijke boerenhuis of laaghuis, heden in het later bijgevoegde achterhuis (19de eeuw?). Zijaandaken met muurvlechtingen, links met sporen van een oudere en steilere dakhelling met muurvlechtingen. Licht verspringende daknok met resten van een klokkenstoel naast de centrale schoorsteen. Verankerde en witgekalkte bakstenen erfgevel op gecementeerde en gepikte plint met schijnvoegen. Vier hoge rechthoekige vensters met sponning, groene luiken en vernieuwd houtwerk. Twee rechter traveeën met kleinere, licht getoogde vensters met luiken; sporen van gevelbepleistering met uitgespaarde spiegels op de penanten. Lichte dakoverstek, boven de drie rechter traveeën op getrapte daklijst. Lage korfboogdeur met kwarthol beloop, zandstenen negblokken en bakstenen boog onder een rechthoekig bovenlicht met houten latei. Twee getraliede keldergaten en twee gedichte rechthoekige vensters in de achtergevel van het hooghuis.
Interieur met mogelijk oudere gerecupereerde elementen. Moerbalken van de houten zoldering met geprofileerde balkzool op stenen console. Voormalige open, brede Vlaamse haard met geprofileerde zandstenen schoorsteenwangen. Toegangsdeur tot de kamer van het hooghuis aan één zijde versierd met gesculpteerde panelen (barokke en classicistische motieven). 18de-eeuwse schoorsteenmantel van hout en pleisterwerk met bovenboezemversiering van geschilderd stucwerk.
Ten oosten van het boerenhuis: L-vormige bedrijfsvleugel met stallen, dwarsschuur en duiventoren. Jaartal 1890 in jaarankers op de westelijke zijpuntgevel. Gebouwd ter vervanging van oudere dienstgebouwen waarvan enkel de duiventoren overblijft, doch geïncorporeerd in de erfgevel van de oostvleugel. Verankerd bakstenen gebouw onder zadeldaken (Vlaamse pannen) met steekboogdeuren en -poorten. Noordvleugel van acht traveeën en oostvleugel van twaalf traveeën met de voorheen alleenstaande duiventoren in de vierde travee. Duiventoren van drie bouwlagen met sporen van de vroegere zijtrapgevels in de verhoogde puntgevels, onder een zadeldakje (Vlaamse pannen). Drie steekboogdeuren met zandstenen hoekstenen boven elkaar. Tweede verdieping met voederopslagplaats. Eigenlijke duifhuis op de derde verdieping met circa 750 gemetste duivenhokjes tegen de wanden, van buitenaf bereikbaar via een ladder. Vier verdiepte boogvelden met loopplaat en ieder vier vierkante vlieggaten. Een rij van tien nog zichtbare vierkante gaten met zandstenen dorpels onder de vroegere dakaanzet.
Ten noorden alleenstaand, vrij groot enkelvoudig rechthoekig bakhuis met ingebouwde bakoven, naar verluidt met een capaciteit van 100 broden, onder pannen zadeldak, uit eind 19de eeuw.
Ten zuiden, vlakbij de huidige toegang van de boerderij, lage bakstenen dwarsschuur onder een hoog en steil zadeldak (Vlaamse pannen), tussen gedeeltelijk bewaarde aandaken met muurvlechtingen en steunberen. Naast de centrale poort, twee pannen afdaken op ingemetste houten stutter. Zuidgevel met hoeksteunberen en latere inrit onder zadeldakkap. De schuur werd wellicht gebouwd in de 17de eeuw, met incorporatie van bakstenen muren (circa 1250-1325) van de middeleeuwse abdijschuur van Ten Bos. De westelijke en oostelijke puntgevels zijn opgetrokken op de resten van de lansgmuren met steunberen van de middeleeuwse schuur. De huidige noordelijke langsgevel is het overblijfsel van de noordelijke dwarsgevel (breedte: 15,9 meter) van de middeleeuwse schuur. De vier steunberen, de lichtspleten en de poort met negblokken in Doornikse kalksteen (meest westelijke travee) behoren tot de oorspronkelijke opzet. De overblijfselen laten de reconstructie toe van een bakstenen schuur zoals in Ten Bogaerde (Koksijde) en Ter Doest (Lissewege): lage langsmuren met steunberen, puntgevels op de korte zijden met zware steunberen en een laterale doorrit.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Debonne V. 2017: Bosseveerhoeve met omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/35918 (geraadpleegd op ).