is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinus
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Martinus
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Martinus: toren, koor en transept
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinus
Deze vaststelling was geldig van tot
De Sint-Martinuskerk met ovale kerkhofsite klimt mogelijk op tot de vroege middeleeuwen. Het huidige kerkgebouw bewaart nog de romaanse toren en het koor in Doornikse steen, opklimmend tot de 12de – 13de eeuw en het gotische transept in zandsteen dat uit de 15de eeuw dateert.
De oudste vermelding van een kerk in Asper vinden we in 1121, namelijk in een oorkonde waarin Lambrecht, bisschop van Doornik en Noyon, het patronaatsrecht van de kerk afstaat aan de Sint-Baafsabdij van Gent. Uit “Een onderzoek van de patrocinia van parochiekerken in het Scheldebekken vanaf het vroegste christendom tot 1559” van G. Berings blijkt dat het Sint-Martinus patrocinium verwijst naar een vroeg middeleeuwse stichting.
Verder wordt de kerk ook vernoemd in bullen van paus Adriaan IV (1156) en Alexander III (1170). Sinds 1559 komt het patronaat toe aan het bisdom Gent.
Tot de romaanse kerk, opklimmend tot de 12de – 13de eeuw, behoren nog de kruisingstoren en koor met vlakke sluiting, opgetrokken uit Doornikse breuksteen in onregelmatig verband.
In de loop van de 14de – 15de eeuw werd de kerk grondig gewijzigd in gotische stijl met zandstenen kruisbeuk, het plaatsen van een hoog spitsboogvenster in de oostelijke koorgevel en het aanbouwen van bakstenen zijkoren. Het romaans schip werd heropgebouwd in de 15de eeuw in baksteen met zuilen en arcaden van zandsteen en met behoud van de romaanse pilasters die de verbinding vormden met de kruisingspijlers. Vermoedelijk ook werd het oorspronkelijke transept verlengd en de toren iets verhoogd in Balegemse steen. Tijdens de 16de-eeuwse godsdiensttroebelen werd een deel van het rijke mobilair vernietigd.
Nieuwe wijzigingen hadden plaats in de 17de en 18de eeuw. Zo werden in 1657 de muren van de zijbeuken verhoogd en de drie beuken onder één zadeldak samengebracht. Eind 18de eeuw werden alle gewelven vernieuwd.
11 januari 1901 werd de kerk door een hevige brand deels vernield. Voornamelijk de toren, de daken, het orgel en doksaal, de preekstoel, de klokken en de zijkoren werden zwaar beschadigd. Met uitzondering van het koor en het transept met torenbasis werd alles gesloopt en zo getrouw mogelijk gereconstrueerd naar ontwerp van architect Modeste De Noyette tussen 1902 en 1905. Koor, transept en toren werden in originele toestand gerestaureerd. Midden- en zijbeuken werden volledig vernieuwd en verlengd en opgetrokken uit kalkzandsteen. De bakstenen zijkoren werden verlaagd en de sacristie volledig nieuw gebouwd aan de noordoostzijde van de kerk. In 1930 werd het kerkinterieur, naar de tijdsgeest polychroom geschilderd door broeder L. Vanden Broeck van de Gentse Sint-Lucasschool. Twintig jaar later werd, in het kader van de versobering van de kerkinterieurs deze polychromie opnieuw verwijderd. Restauratiewerken onder leiding van architect A. Mas hadden plaats in de periode 1959-1964. In 1986 werden de vier torenuurwerken vernieuwd.
De parochiekerk is nog herkenbaar ingeplant binnen de ovale historische kerkhofsite. Een laag bakstenen muurtje omgeeft het huidige grasperk met verschillende lindebomen voor- en achteraan. Het oorlogsgedenkteken tussen ligusterhagen is ingeplant aan de zuidzijde. Het werd opgericht in 1975 en bestaat uit een muur in natuursteenblokken met hardstenen plaat met opschrift: "Asper/ aan zijn helden/ tot blijvende gedachtenis/ aan de gesneuvelden/ en andere slachtoffers/ van de beide oorlogen/ 1914-18 1940-45/ 08.06.1975". Links en rechts bloembakken met tekst met namen van de oprichters, het gemeentebestuur van Asper en het bestuur NSB afdeling Asper.
Het betreft een nog deels romaanse, gotische en neogotische kerk, ingeplant ten oosten van de Steenweg te midden van een plein binnen een lage ovale ommuring met tuin en linden aangelegd op het vroegere kerkhof.
De huidige plattegrond vertoont een hallenkerk met drie beuken van vijf traveeën met uitspringende vijfzijdige doopkapel in het noorden en rechthoekig portaaltje in het zuiden, uitspringende transeptarmen, kruisingstoren op vierkante plattegrond, ronde traptoren in de oksel van de zuidelijke zijbeuk en transept en koor van vier traveeën geflankeerd door zijkoren van drie traveeën met rechte sluiting. De sacristie ten noordoosten wordt met het koor verbonden door een overdekte ruimte.
Toren en koor zijn nog opgetrokken uit Doornikse breuksteen, het transept is uit zandsteen, de westgevel en de zijbeuken zijn uit kalkzandsteenblokken opgetrokken en de zijkoren en sacristie uit baksteen. Leien zadeldaken en een hoge achtzijdige naaldspits voor de toren dekken de verschillende delen af.
De westgevel heeft drie identieke puntgevels onder afzonderlijke zadeldaken, gescheiden door verjongende, versneden steunberen en doorbroken door spitsboogvensters met gotische tracering onder waterlijsten. De kleine rechthoekige venstertjes onder driepasboogveld doorbreken de geveltoppen voorzien van lelieankers. De centrale, iets hogere puntgevel heeft een korfboogvormige ingang onder waterlijstje. Waterspuwers in de vorm van gehurkte menselijke figuurtjes prijken boven de middelste steunberen.
De zijgevels worden geleed door steunberen en zijn voorzien van gelijkaardige spitsboogvensters met drieledige gotische tracering. Aan de noordzijde, in de tweede travee is een vijfzijdige doopkapel uitgebouwd onder afzonderlijk leien dakje. De zuidzijde heeft een laag rechthoekig portaaltje voor de tweede travee. De uitspringende transeptarmen zijn doorbroken door een spitsboogvenster onder waterlijstje; het traptorentje wordt gedekt door een tentdakje.
De romaanse kruisingstoren op vierkante plattegrond heeft een achthoekige klokkenkamer doorbroken door rondboognissen waarin twee smalle gekoppelde rondboogvormige galmgaten met deelzuiltje en kubuskapiteel gevat zijn (slechts één oorspronkelijk tegenover het portaal was voor de restauratie bewaard). Aan de zuid- en westzijde bleven sporen van typische romaanse halfrond uitgediepte boognissen en twee mijterboogvormige nisjes bewaard. Een hoge naaldspits met vier uurwerkplaten en kleine dakkapelletjes en ijzeren kruis met bol en windhaan bekroont de toren.
Het romaans koor met rechte sluiting wordt doorbroken door een klein rondboogvenstertje met schuine dagkanten in de zijgevels en een groot, later toegevoegd spitsboogvenster in de oostgevel, geflankeerd door typische Romaanse halfrond of mijterboogvormige uitgediepte boognissen. Een calvarie met plaasteren Christusfiguur onder houten luifel, bevindt zich onder het centrale venster. Links en rechts flankeren lagere en minder diepe bakstenen zijkoren onder afzonderlijke zadeldaken het middenkoor. Zij worden begrensd door overhoeks geplaatste versneden steunberen en doorbroken door spitsboogvensters met bakstenen tracering onder waterlijstjes.
De sacristie op ongewone rechthoekige plattegrond met driezijdig uitgebouwde winterkapel in neotraditionele stijl werd aangebouwd naar plannen van architect Modeste De Noyette van 1902. Het is een verankerde lichte bakstenen constructie op een hoge afgeschuinde hardstenen plint met één bouwlaag onder snijdende leien zadeldaken met gesmeed ijzeren bliksemafleiders op de toppen. Getraliede vensters, een drielicht in de oostelijke topgevel en bolkozijn in de driezijdige uitbouw onder hardstenen lateien doorbreken de gevels; getoogde deur aan de noord- en zuidkant. Een sierlijk uitgewerkte bakstenen muizentand en getrapte tandlijst lijnt de gevels af.
Een bakstenen pad met goot loopt omheen het volledige kerkgebouw.
Het interieur van de hallenkerk bestaat uit drie beuken gescheiden door spitsboogarcaden op zandstenen Toscaanse zuilen en wordt overwelfd door bakstenen kruisribgewelven. Het interieur was op het moment van de bescherming uit 2013, in een lichte kleur geschilderd. De rondboogdoorgangen naar de kruising en het transept worden ondersteund door zware pijlers. De kruisgewelven hebben witte natuurstenen geprofileerde ribben en een baksteenvulling, in de toren rusten ze op gebeeldhouwde hoofdjes. Doksaal en orgel bevinden zich in de zuidelijke kruisbeuk. Het koor is afgedekt door een vlakke houten zoldering. Koor en zijkapellen zijn verbonden door twee natuurstenen rondbogen steunend op een dubbele kolom van gekoppelde zuiltjes met knopkapitelen, hier aangebracht bij de restauratie met gerecupereerd 12de-eeuws materiaal.
Drie glasramen in het koor zijn gesigneerd: 'Camille Ganton' (Gent) en dateren van 1912-1919, het middenraam werd geschonken door toenmalig pastoor Vercaigne met voorstelling van de Heilige Drievuldigheid, Heilige Martinus en Heilige Catharina. De verschijning van Maria te Lourdes boven het Onze-Lieve-Vrouwaltaar was een gift van pastoor Heyse. De Heilige Ivo met Catharina is voorgesteld in het glasraam boven het Sint-Jozefaltaar en werd geschonken door de heer Ivo Weytens.
Het mobilair omvat de volgende stukken:
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Steenweg
Is gerelateerd aan
Steenweg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/36054 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.