De Sint-Bavokerk is als vroegmiddeleeuwse stichting van de Gentse Sint-Baafsabdij één van de oudste kerksites van de streek. De parochiekerk met nog omringend kerkhof is een zeldzaam voorbeeld van een dubbele kerk met respect voor de authentieke oude delen en een volwaardige neogotische uitbreiding.
De oudste vermelding van een kerk in Baaigem klimt op tot 1019-1030 met vermelding van de "villa Badengem" met kerk en afhankelijkheden in een brief van de abt van de Gentse Sint-Baafsabdij aan Otgiva, gravin van Vlaanderen. Hierin wordt de "villa Badengem" opgesomd bij de goederen die door graaf Arnulf I afgenomen werden van de abdij. Het gaat hier dus hoogstwaarschijnlijk om een vroegmiddeleeuwse stichting (tussen het einde van de 7de en het midden van de 9de eeuw) van de Sint-Baafsabdij zelf op haar domein. Ook de beschermheilige Sint-Bavo wijst duidelijk in deze richting. In 1096 wordt het patronaatsrecht door de bisschop van Kamerijk afgestaan aan de Sint-Pietersabdij van Dikkelvenne die overgebracht werd naar Geraardsbergen. In 1147 werd het patronaatsrecht van het altaar van Baaigem door de bisschop van Kamerijk ontnomen aan de reeds rijk begiftigde abdij van Geraardsbergen en geschonken aan de abdij van Anchin (Frankrijk).
De eerste zeer kleine romaanse kerk (10,5 x 7,10 meter) dateerde uit eind 10de - begin 11de eeuw, en bestond uit één beuk met drie rondboogvenstertjes en een deur in de noordgevel en een koortje (6 x 3 meter). Een eerste uitbreiding vond plaats in de 13de eeuw door het verlengen van het schip naar het westen toe (6 meter) voorzien van een nieuwe westgevel in vroeggotische stijl. Mogelijk ook werd het koor toen vergroot en voorzien van de mooie bevloering die in 1912 teruggevonden werd.
In de 15de eeuw werd dit koor door een ruimer gotisch koor in Balegemse steen vervangen en voorzien van een groot venster met tracering. Boven het oostelijke deel van de beuk werd een toren toegevoegd na de vergroting van de kerk, nog in de 14de of 15de eeuw. Vermoedelijk pas in de 16de eeuw werden de transeptarmen toegevoegd waardoor de kerk een kruisvorm kreeg. Tijdens de Beeldenstorm werd vooral het interieur vernietigd. De herstellingen door de abdij van Anchin vatten aan vanaf het begin van de 17de eeuw. Uit archiefdocumenten blijkt dat de toren onder meer tussen 1616 en 1623 volledig hersteld werd en toen waarschijnlijk zijn huidig uitzicht kreeg. In de 18de eeuw werd het interieur verrijkt onder meer met plaatsing van een stucplafond (1780), lambriseringen en meubilair.
Door de toenemende bevolking in de 19de eeuw werden al in 1840, en opnieuw in 1875 plannen gemaakt om de kerk te vergroten doch zonder gevolg. In 1875 werd het kerkgebouw gerestaureerd en een nieuwe sacristie toegevoegd door architect Edmond de Perre-Montigny uit Gent. Pastoor Van de Voorde liet in 1908 nieuwe vergrotingsplannen opmaken door architect Henri Geirnaert (Gent). Pas na drie pogingen werd in 1911 het plan goedgekeurd door de Koninklijke Commissie voor Monumenten omdat bij dit ontwerp het monumentale gedeelte van de kerk geëerbiedigd werd. Hierbij werden de zuidelijke beukmuur, het zuidelijk transept en de sacristie gesloopt en een nieuwe beuk, transept en koor toegevoegd in neogotische stijl. De noordgevel werd gerestaureerd en voorzien van 'romaanse' vensters. Het oude koor kreeg opnieuw spitsboogvensters en het grote spitsboogvenster in de oostelijke muur werd vermoedelijk dan terug geopend en voorzien van traceerwerk. Het interieur van de oude kerk werd ontpleisterd en volledig ontmanteld: stucplafond, lambriseringen en portiekaltaren verdwenen. De vloer werd uitgebroken waarbij grondvesten van de romaanse kerk en de oorspronkelijke mozaïekvloer ontdekt werden. Een deel van deze vloer zou naar het museum de Sint-Baafsabdij van Gent overgebracht zijn. De werken werden uitgevoerd door de firma Jean-Baptist en Joseph De Weirdt en waren voltooid in 1913; op 23 juni werd de vergrote en gerestaureerde kerk ingewijd door Monseigneur Stillemans, bisschop van Gent. Door de uitbreiding van de kerk op grond van het kerkhof, werd ook het kerkhof uitgebreid achter de kerk en opnieuw gewijd in 1913. In 1939 krijgt het project voor het plaatsen van glasramen door Camille Ganton-Defoin een gunstig advies van de Commissie. De westgevel werd gerestaureerd door architect A. Bressers (Gent) circa 1942. Ten slotte hadden grondige restauraties van de kerk en de toren plaats onder leiding van architect J. Ysabie, uitgevoerd door het aannemersbedrijf Woudenberg (Brugge). Deze waren voltooid in 1988.
De historische ovale kerkhofsite, in 1913 ten westen uitgebreid na de vergroting van de kerk, is aan de straatzijde nog herkenbaar afgesloten door een lage bakstenen muur met ezelsrug.
In de zuidoosthoek, tussen het nieuwe koor en transept staat het oorlogsgedenkteken voor de slachtoffers van beide wereldoorlogen. Het hardstenen monument bestaat bovenaan uit een monumentaal kruis met opschrift:"Voor/ God/ en/ Vaderland", gedrapeerd met een vlag en geflankeerd door een engel met palmtak, uitgevoerd in laagreliëf, onderaan gesigneerd: "L. Dhondt". Twee afgeknotte obelisken met jaartallen 1914 en 1918 flankeren het reliëf. Onderaan geeft een witmarmeren plaat met opschrift: "Hulde aan onze helden 1914-1918, Burgerlijke slachtoffers 1940-1945 en Gedeporteerde" de namen van de slachtoffers. Een perk ervoor is omgeven door vier hardstenen pijlertjes verbonden door kettingen.
Tegen de hoge kerkhofmuur achteraan staat een open witgeschilderde bakstenen calvariekapel onder golfplaten dak, afgesloten door een laag ijzeren hek met aan de muur een houten kruis met plaasteren (?) Christusfiguur en opschrift "INRI". Naast de klassieke hardstenen graven komen veel recentere graven voor zonder veel erfgoedwaarde.
De parochiekerk Sint-Bavo met nog behouden ommuurd kerkhof is ingeplant in een knik, ten westen van de Baaigemstraat. Deze nog deels romaanse, gotische en neogotische kerk is georiënteerd waardoor het koor uitziet op de straat.
De huidige, vrij ingewikkelde plattegrond omvat een dubbele kerk, samen twee beuken, de oude noordbeuk van vier traveeën met aansluitende kruisingstoren, het noordelijk transept met doopkapel in de oksel en het rechthoekig koor en de even lange zuidelijke beuk met transeptarm met traptorentje in de oksel en rechthoekig koor met presbyterium en smallere, driezijdige sluiting.
De oorspronkelijke romaanse kerk was volledig opgetrokken uit Doornikse kalksteen in onregelmatig verband (opus incertum). Het 14de-eeuws koor en het 16de-eeuws transept zijn opgetrokken uit grote blokken Ledesteen en de toren en de neogotische zuidelijke beuk, -transept en -koor zijn van baksteen. Leien zadeldaken met sierlijke keramische nokpannen dekken de verschillende delen af.
De westgevel bestaat uit twee puntgevels. De linkerpuntgevel is een 13de-eeuwse gotische gevel met spitsboogdeur en "1745" gedateerde deurmakelaar (recent vernieuwd); een eenvoudig spitsboogvenster doorbreekt de licht inspringende bovenverdieping. Een stenen, vermoedelijk nog origineel kruis bekroont de brede puntgevel. De rechterpuntgevel bestaat uit een neogotische bakstenen puntgevel met rechthoekig uitgebouwd portaal met spitsboogdeur onder zadeldakje. Een groot spitsboogvenster met neogotisch traceerwerk en schietgat doorbreken de geveltop, eveneens met bekronend kruis.
De noordgevel van de oorspronkelijke beuk heeft nog drie hooggeplaatste romaanse rondboogvensters en toont een zichtbare bouwnaad tussen het tweede en derde venster. Een geprofileerde daklijst werkt de gevel af. De zuidgevel van de nieuwe beuk is doorbroken door twee grote spitsboogvensters zoals in de westgevel en wordt afgelijnd door een muizentandfries. Een rond traptorentje met schietgaten en kegeldak bevindt zich in de oksel met het transept.
Het noordelijk transept is voorzien van een hoog drieledig spitsboogvenster onder zandstenen waterlijstje op omlopende cordonlijst. De rechthoekige doopkapel in de oksel werd gereconstrueerd in Doornikse steen bij de restauratie van 1912 en is in beide gevels doorbroken door een typisch rondboogvenster. De bakstenen puntgevel van het zuidelijk transept bezit een hoog geplaatst spitsboogvenster met neogotische tracering.
Boven de oude linkerbeuk torent een achthoekige bakstenen kruisingstoren uit met bredere oost- en westzijde. Deze toren is opgetrokken op rechthoekige plattegrond met driehoekige verklimmingen en wordt doorbroken door spitsboogvormige galmgaten onder hoge, ingesnoerde naaldspits (leien) bekroond met bol en gesmeed ijzeren kruis.
Het rechthoekig noordelijk koor, opgetrokken in grote blokken Ledesteen, is in de oostelijke puntgevel geopend door een groot drieledig spitsboogvenster met vierlobtracering in de venstertop; de zijgevels hebben smalle spitsboogvenstertjes met schuine dagkanten, die teruggeplaatst werden bij de restauratie. Het zuidelijk koor van één rechte travee heeft een driezijdige sluiting met telkens een tweeledig spitsboogvenster. De zuidelijke zijgevel is doorbroken door een drieledig spitsboogvenster met vierlobtracering.
De nieuwe sacristie in de noordelijke hoek van transept en het koor, doch los van koor gebouwd, is gedekt door een afzonderlijk zadeldak. De oostgevel wordt verlicht door twee bolkozijnen op de begane grond en twee rechthoekige venstertjes in de geveltop, van elkaar gescheiden door de schouw.
In het interieur worden de twee beuken gescheiden door een spitsboogarcade rustend op een ronde zuil met lijstkapiteel. De oude noordelijke beuk met houten plafond met schuine zijkanten wordt geleed door gordelbogen en balken (oude balken bewaard onder nieuw omhulsel). Een spitsboogvormige doorgang leidt naar de toren. Hierboven zijn een rondboogvormig spaarveld geflankeerd door twee rondboognisjes onder waterlijst zichtbaar. De nieuwe zuidelijke zijbeuk met houten spitsbooggewelf, wordt door één moerbalk verdeeld in twee traveeën. Het transept is in het noorden overwelfd met een houten spitstongewelf met twee gordelbogen op consooltjes, in het zuiden met een houten kruisribgewelf. De kruising rust op een zware spitsboogarcade op gedrukte zandstenen halfzuilen op achthoekige basis en met kapiteel met tandversiering, (rondboog naar het zuidelijk transept). Een houten zoldering met zware moerbalken dekt de torenvoet af.
Het noordelijk koor is overwelfd met een houten tongewelf. In de zuidmuur bleef een rondboognis in zandstenen omlijsting bewaard. Een gedrukte spitsboog vormt de doorbreking naar het zuidelijk koor. Het zuidelijk koor bezit een houten spitstongewelf aansluitend bij het waaiervormig gewelf in de apsis. De drie vensters zijn voorzien van figuratieve glas-in-loodramen met voorstelling van de "Boodschap van Maria", een gift van de familie Pontsele, 1939, de “Heilige Drievuldigheid” en de “Geboorte van Christus”, gesigneerd Camille Ganton-Defoin, Gent.
Het mobilair omvat de volgende stukken:
Schilderijen:
Beeldhouwwerk:
Meubilair:
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2013: Parochiekerk Sint-Bavo [online], https://id.erfgoed.net/teksten/172777 (geraadpleegd op ).
In een knik, ten westen van de straat ingeplante, nog deels romaanse, gotische en neogotische kerk met nog behouden ommuurd kerkhof. Georiënteerde kerk waardoor het koor uitziet op de straat.
Oudste vermelding opklimmend tot 1019-1030 met vermelding van de "villa Badengem" met kerk en afhankelijkheden in een brief van de abt van Sint-Baafsabdij aan de gravin van Vlaanderen. In 1096 patronaatsrecht door de bisschop van Kamerijk afgestaan aan de Sint-Pietersabdij te Dikkelvenne die overgebracht werd naar Geraardsbergen. Vanaf 1147 afhankelijk van de abdij van Anchin (Frankrijk).
Eerste zeer kleine romaanse kerk (10,5 x 7,10 meter) uit eind 10de - begin 11de eeuw, bestaande uit één beuk met drie rondboogvenstertjes en deur in noordgevel en een koortje (6 x 3 meter). Eerste uitbreiding in de 13de eeuw met verlenging van het schip naar het westen toe (6 m) met nieuwe westgevel in gotische stijl en mogelijk ook vergroting van het koortje, voorzien van een mooie bevloering, teruggevonden in 1912.
In de 14de eeuw vervangen van het koor door een ruimer gotisch koor in Balegemse steen, voorzien van een groot venster met tracering. Toevoeging van een toren boven het oostelijk deel van de beuk na de vergroting van de kerk, nog in de 14de of 15de eeuw en vermoedelijk pas in de 16de eeuw toegevoegde toegevoegde transeptarmen waardoor de kerk een kruisvorm kreeg. Vernieling tijdens de beeldenstorm, voornamelijk van het interieur. Herstellingen vanaf het begin van de 17de eeuw: onder meer van de toren die toen zijn huidig uitzicht kreeg. Verrijking van de kerk in de 18de eeuw met plaatsing van een stucplafond (1780), lambriseringen en meubilair.
Restauratie van de kerk en bouw van een sacristie door architect Edmond de Perre Montigny in 1875. Nieuwe vergrotingswerken in het eerste kwart van de 20ste eeuw naar ontwerp van architect Hendrik Geirnaert, goedgekeurd in 1911. Hierbij werden de zuidelijke beukmuur, het zuidelijk transept en de sacristie gesloopt en een nieuwe beuk, transept en koor toegevoegd in neogotische stijl. De noordgevel werd gerestaureerd en voorzien van "romaanse" vensters. Het oude koor kreeg opnieuw spitsboogvensters en het grote spitsboogvenster in de oostmuur werd vermoedelijk den terug geopend en voorzien van traceerwerk. Het interieur van de oude kerk werd ontpleisterd en volledig ontmanteld: stucplafond, lambriseringen en portiekaltaren verdwenen. De vloer werd uitgebroken waarbij grondvesten van de romaanse kerk ontdekt werden. Voltooiing van de werken in 1912 en vermelding van een brand in 1914. Restauratie van de westgevel door architect Adrien Bressers circa 1942. Tenslotte grondige restauratie van de kerk onder leiding van architect J. Ysabie voltooid in 1988.
Huidige, vrij ingewikkelde plattegrond van een dubbele, samen twee beuken. De oude noordelijke kerk omvat een beuk van vier traveeën met aansluitende kruisingstoren, een transept met doopkapel in de oksel en een rechthoekig koor. De even lange zuidelijke kerk heeft een transeptarm met traptorentje in de oksel en een rechthoekig koor met presbyterium en smallere, driezijdige sluiting.
Oorspronkelijke romaanse kerk volledig opgetrokken uit Doornikse kalksteen in onregelmatig verband (opus incertum), 14de-eeuws koor en 16de-eeuws transept van grote blokken Ledesteen en toren en ten zuiden een neogotische beuk, transept en koor van baksteen.
Westgevel met twee puntgevels: links, 13de-eeuwse gotische gevel met spitsboogdeur en gedateerde deurmakelaar "1745"; eenvoudig spitsboogvenster op de inspringende bovenverdieping; rechts, neogotische puntgevel met rechthoekig uitgebouwd portaal onder zadeldakje met spitsboogdeur en groot spitsboogvenster met gotisch traceerwerk en schietgat in de geveltop.
Noordgevel met drie hooggeplaatste rondboogvensters, zichtbare bouwnaad tussen tweede en derde venster. Zuidgevel met twee grote spitsboogvensters zoals in de westgevel en aflijnende muizentandfries.
Noordtransept met drieledig spitsboogvenster onder zandstenen waterlijstje op omlopende cordonlijst. Rechthoekige doopkapel met rondboogvenstertje in de oksel, gereconstrueerd in Doornikse steen bij de restauratie van 1912. Zuidtransept met spitsboogvenster met gotische tracering.
Boven de linker beuk, achthoekige kruisingstoren met bredere oost- en westzijde, op rechthoekige plattegrond met driehoekige verklimmingen, doorbroken door spitsboogvormige galmgaten onder hoge, ingesnoerde naaldspits (leien).
Rechthoekig noordelijk koor in de oostelijke puntgevel geopend door een groot drieledig spitsboogvenster met vierlobtracering in de venstertop; zijgevels met smalle spitsboogvenstertjes met schuine dagkanten, teruggeplaatst bij de restauratie. Zuidelijk koor van één rechte travee met drieledig spitsboogvenster met vierlobtracering en driezijdige sluiting met telkens een tweeledig spitsboogvenster.
Nieuwe sacristie in de noordelijke hoek van transept en koor, doch los van koor gebouwd, onder afzonderlijk zadeldak. Oostgevel verlicht door twee bolkozijnen op de begane grond en twee rechthoekige venstertjes in de geveltop, van elkaar gescheiden door de schouw.
Twee beuken gescheiden door een spitsboogarcade rustend op een ronde zuil met lijstkapiteel. Oude linker beuk met houten plafond met schuine zijkanten geleed door gordelbogen en balken (oude balken bewaard onder nieuw omhulsel); spitsboogvormige doorgang naar de toren met erboven twee rondboognisjes onder waterlijst. Nieuwe zijbeuk met houten spitsbooggewelf, door één moerbalk verdeeld in twee traveeën. Transept met in het noorden een houten spitstongewelf met twee gordelbogen op consooltjes, in het zuiden met houten kruisribgewelf. Kruising met zware spitsboogarcade op gedrukte zandstenen halfzuilen op achthoekige basis en met kapiteel met tandversiering, (rondboog naar zuidelijk transept). Houten zoldering met zware moerbalken boven de torenvoet.
Noordkoor met houten rondboogtongewelf, zuidmuur met rondboognis in zandstenen omlijsting, het "sacrarium" en gedrukte spitsboogdoorbreking naar het zuidkoor met houten spitstongewelf en aansluitend waaiervormig gewelf in de apsis.
Schilderijen: "Sint-Bavo die afstand doet van zijn goederen", van het vroegere portiekaltaar van Sint-Bavo door F. De Keghel van 1827 (kopie naar Rubens); "Bewening", van het vroegere portiekaltaar van Onze-Lieve-Vrouw, 16de eeuw (kopie naar Hugo Van der Goes) (in restauratie); "Heilige Drievuldigheid", Vlaamse school (school van H. van Cleef) van het vroegere hoogaltaar, 17de eeuw.
Beeldhouwwerk: Heilige Hubertus met inert in gepolychromeerde steen door J. Martens (Gent) van 1784; Heilige Bavo, gepolychromeerd hout, 19de eeuw.
Meubilair: neogotisch hoogaltaar gewijd aan de Heilige Bavo met koperen tabernakel door J. Dehin (Luik), van 1912; neogotisch zijaltaar in noordtransept, gewijd aan de Heilige Cornelius, van 1912; neogotisch altaar van Onze-Lieve-Vrouw van 1917; eiken biechtstoel, gedateerd 1774; 18de-eeuwse preekstoel; orgel door H.F. De Volder, van 1817; kruisweg door A. De Beule (Zele), van 1902 in gepolychromeerde steen.
Bron: BOGAERT C. & VERBEECK M. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Destelbergen - Oosterzele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1989: Parochiekerk Sint-Bavo [online], https://id.erfgoed.net/teksten/36078 (geraadpleegd op ).