Prinsenmolen ()

De Prinsenmolen is een stenen korenwindmolen van het type bovenkruier (bergmolen), opgericht eind 19de eeuw ter vervanging van een houten staakmolen.

De molen is gelegen op de molenkouter, een kleine heuvel ten noordwesten van de kerk. Sinds 1551 stond hier een houten staakmolen. Hij wordt vermeld in de penningcohieren van Baaigem van 1571 als eigendom van de prinsen van Gavere (vandaar de naam Prinsenmolen). Deze molen werd tijdens de godsdiensttroebelen rond 1580 vernield en pas in 1639 herbouwd. Eind 18de eeuw werd de molen openbaar verkocht als nationaal goed en in 1806 werd de molen nogmaals herbouwd als staakmolen. Midden 19de eeuw werd een kapel toegevoegd aan de voet van de molenwal, evenals een stoommaalderij. De molen heeft met windkracht gemalen tot 1953 met tezelfdertijd een elektrische maalderij met walsenstoelen onderin de molen. Sinds een storm in 1972 is de molen zonder gevlucht. In 1975 werd gestart met een restauratie om de molen maalvaardig te maken door Walter Mariman (Zele). De mechanische maalderij werd volledig verwijderd maar de maalvaardige restauratie werd stopgezet en de molen werd herbestemd tot woning.

De witgekalkte romp bevindt zich op een berg en is toegankelijk via twee inrijpoorten in het noorden en het zuiden. Op de belt wordt de molen geopend door twee getoogde deuren onder een waterlijst en segmentboogvensters onder gelijkaardig waterlijstje met ijzeren roedeverdeling. Op de bovenverdieping, respectievelijk de steenzolder en luizolder, bevinden zich vier en twee gelijkaardige vensters. Onder de kap zijn stellinggaten aangebracht tussen een omlopende bakstenen lijst. De kap is van het Oost-Vlaamse type, met kunstleien bedekt en met schuin aflopende en symmetrische dakvlakken boven de keuveleinden. Houten spruiten zijn door zwepen verbonden met de staart. De kap kruit op 53 olmen, cilindrische rollen in een olmen rollewagen. Het geklinknagelde stalen gevlucht met 31 scheden (Verhaeghe-fabrikaat) is verdwenen. Van de inrichting bleven twee koppels maalstenen bewaard met laat 20ste-eeuws lichtewerk, luiwerk enzovoort.

De oorspronkelijke molenaarswoning bevindt zich aan de overzijde van de Prinsenmolenstraat op nummer 16-18.

  • BAUTERS P. 1985: Eeuwen onder wind en wolken. Windmolens in Oost-Vlaanderen, Gent, 213-216.
  • BOGAERT C. & VERBEECK M. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in BelgiĆ«, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Destelbergen - Oosterzele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12N2, Brussel - Turnhout.
  • PIENS D. s.d.: Baaigem, s.l., 36-38.

Auteurs:  Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. & Vandeweghe E. 2020: Prinsenmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359432 (geraadpleegd op ).


Prinsenmolen ()

Molen, gelegen op de molenkouter, een kleine heuvel ten noordwesten van de kerk. Ronde stenen korenwindmolen van het belt- of bergmolentype, gebouwd in de tweede helft van de 19de eeuw (volgens kadastergegevens van circa 1884, volgens literatuur van 1906) op de plaats van een vroegere houten staakmolen die minstens uit de 16de eeuw zou stammen (zie penningcohieren van 1571) en eigendom was van de prinsen van Gavere, (laatste was de heer Pignatelli). Eind 18de eeuw werd de molen openbaar verkocht als nationaal goed. Toevoeging van een stoommaalderij midden 19de eeuw. De nieuwe molen heeft met windkracht gemalen tot 1953 met tezelfdertijd een elektrische maalderij met walsenstoelen onderin de molen. Sinds storm in 1972 zonder gevlucht. Restauratie aan de gang sinds circa 10 jaar, uitgevoerd door P.V.B.A. Mariman (Zele), gevlucht ontbreekt nog steeds.

Heden gerestaureerde witgekalkte romp op berg, toegankelijk via twee inrijpoorten in het noorden en het zuiden. Op de belt twee getoogde deuren onder waterlijst en segmentboogvensters onder idem waterlijstje met ijzeren roedeverdeling. Op de bovenverdieping respectievelijk steenzolder en luizolder, vier en twee gelijkaardige vensters onder waterlijstje. Stellinggaten tussen omlopende bakstenen lijst onder de kap. Met kunstleien bedekte kap van het Oost-Vlaamse type met schuin aflopende en symmetrische dakvlakken boven de keuveleinden. Houten spruiten door zwepen verbonden met de staart. De kap kruit op 53 olmen, cilindrische rollen in een olmen rollewagen. Een geklinknagelde stalen gevlucht met 31 scheden (zie het oorspronkeljke Verhaeghe-fabrikaat) is in de restauratie voorzien.

Infrastructuur: twee steenkoppels met nieuw lichtewerk, luiwerk enzovoort, zodat hij na restauratie terug maalvaardig kan zijn. Ervoor recent molenaarshuis met twee bouwlagen onder zadeldak en bakstenen parement.

  • BAUTERS P. 1985: Eeuwen onder wind en wolken. Windmolens in Oost-Vlaanderen, Gent, 213-216.
  • PIENS D. s.d.: Baaigem, s.l., 36-38.

Bron: BOGAERT C. & VERBEECK M. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in Belgiƫ, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Destelbergen - Oosterzele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1989: Prinsenmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/36101 (geraadpleegd op ).