Eclectische kleine villa volgens archiefstukken gebouwd circa 1874 door J.F. Verplancke, als aanhorigheid (waarschijnlijk personeelswoning) van het achterliggende - nu verdwenen - enkelvoudig omgrachte zogenaamd "Kasteel Schaubosch" (zie oude prentbriefkaarten). Kasteel met aanhorigheden, in oorsprong waarschijnlijk een buitenplaats uit het tweede kwart van de 19de eeuw, in 1842 aangekocht door A. Verplancke de Diepenhede en nadien steeds bezit gebleven van de familie Verplancke. Aanzienlijke vergroting van het kasteel in het derde kwart van de 19de eeuw met bouw van bijbehorend koetshuis en paardenstallen; nogmaals uitgebreid in begin 20ste eeuw door 'Verplancke de Diepenhede. Puin van het kasteel, vernield in de Tweede Wereldoorlog, en de bijgebouwen binnen de kasteelgrachten gesloopt midden 20ste eeuw.
Achterin gelegen alleenstaand huis bereikbaar via het overblijvend deel van de kasteeldreef, vroeger aanvangend bij de Gontrode Heirweg. Bewaard toegangshek naar het kasteel op het eind van de dreef: ijzeren hek met ijzeren pijlers tussen twee versierde hardstenen hekpijlers met siervaasbekroning.
Merkwaardig L-vormig dubbelhuis van twee bouwlagen en drie traveeën, onder steile snijdende zadeldaken (zinkplaten), in een Engels getinte neostijl, namelijk met kenmerken van de tudorstijl. Bakstenen gevels met markerend voegwerk en verticale banden van roodgeschilderde rechthoekige velden, fel contrasterend met het groengeschilderd houtwerk. Grijsgeschilderde gecementeerde plint. Puntgevels op schouderstukken gemarkeerd door geprofileerde natuurstenen lijsten en hoekhogels. Brede rechthoekige vensters (twee- en drielichten) gevat in houten kozijnen. Rechte natuurstenen druiplijsten met afhangende uiteinden op consooltjes. Een puntvormig dakvenster boven de lijstgevels. Een ruime, vlak overdekte houten galerij tegen het achteruitspringende gedeelte van de voorgevel. Decoratief houtsnijwerk tussen de stijlen.
Een laag gewit bakstenen bijgebouw met dakvenster links van de woning (vroeger stallen en schuur of wagenhuis ?).
- VERBIST H.,Geschiedenis van Melle, Leuven 1962, p. 358.