De stokerij maakt deel uit van een groot hoevecomplex van het semigesloten type. Het agrarische bedrijf is gelegen in het glooiende landschap van de Vlaamse Ardennen binnen de oude landelijke wijk Issegem, ten noordoosten van het dorpscentrum van de deelgemeente Balegem. De grote landbouwstokerij ligt geïsoleerd ingeplant aan een straatbocht binnen een landschapseigen omgeving. Het karakteristieke silhouet van het landelijke gebouwencomplex profileert zich visueel opvallend vanaf de omringende wegen. Het gedeelte van het bochtige straatje Issegem waaraan de landbouwstokerij paalt, bewaart zijn oude kasseibestrating die visueel-landschappelijk en historisch een bindelement vormt met de landbouwstokerij.
Op 13 oktober 1864 diende Henri De Backer, landbouwer woonachtig in de wijk Issegem te Balegem, bij het gemeentebestuur volgende aanvraag in om op zijn hoeve een landbouwstokerij in te richten (RAG Provincie Oost-Vlaanderen 1851-1870, nummer 1508/1):
“Mijne heeren, Vertoond eerbiediglijk, Henri De Backer, landbouwer te Baelegem dat hij voornemens is eene genever branderij opterigten, ter door hem bewoonde hofstede gestaan in voormelde gemeente, wijk Issegem en bekend ter kadaster nummer 99 sectie A. Deze oprichting zou geschieden onder de volgende voorwaarden: 1e Het lokaal geschikt tot de branderij is gelegen op 28m van den gemeente weg des wijks, heeft eene lengte van 8m25 op 3m05 breedte, waarvan het dak is verveerdigt met pannen. 2e De te plaetsen beslag kuipen, aengeduid onder de letter A op het hier nevens gevoegd plan, zijn voor het oogenblik ten getalie van drij, inhoudende te samen 900 liters (afbeelding 1). 3e De stookketel met toebehoortens, aengeduid onder letter B is verveerdigt in koper en bevat ongeveer 300 liters inhoud 4e De pijp der schouw zal eene hoogte hebben van 10 meters, te rekenen van de grondlijn of basis. 5e Eijndelijk de jaerlijksche hoeveelheid te stoken genever zal de 15.000 liters niet te bovengaen. Deze interigten branderij zich op 90m van de naest bijgelegen gebouwen bevindende, en dus aen niemand nadeel kunnende toebrengen, durft vertooner hopen dat U zult gelieven zijne vraeg gunstig intewilligen Aenveerd Mijnheeren de verzekering zijner hoogachting. Baelegem den 13/10/1864 Henri De Backer"
De lokale overheid startte met een openbaar onderzoek en niemand diende bezwaar in. Het schepencollege bracht op 16 november 1864 een gunstig advies uit en zond het dossier op 8 december 1864 naar de gouverneur die nog dezelfde maand namelijk op 24 december 1864 aan Henri De Backer een vergunning van 30 jaar verleende om een jeneverbranderij op te richten
Na het overlijden van Henri De Backer in 1885 werden de onroerende goederen onder de drie kinderen verdeeld. Sidonie De Backer erfde de hofstede en de stokerij te Balegem. Door het huwelijk van Sidonie op 9 mei 1885 met Gustaaf Van Damme ging de stokerij over naar de familie Van Damme die van dan af hun naam aan de Balegemse jenever verbonden.
Gustaaf Van Damme kreeg op 17 december 1898 de toelating van de burgemeester en de schepenen van Balegem om een stoomketel en stoommachine te plaatsen en vernieuwde meteen de hele stokerij. De nieuwe stoomstokerij werd door de firma Relecom et Fils uit Halle geleverd. In 1913 werd de koperen macerateur vervangen door een ijzeren beslagkuip. Tijdens de eerste wereldoorlog namen de Duitsers de koperen stookkolom in beslag. Het bovenste deel van de stookkolom werd echter in de grond verstopt. Na de oorlog werd deze stookkolom vervolledigd met het (eveneens verstopte) onderste deel van de stookkolom van de stokerij Thienpont (eveneens uit Balegem) die een gelijke installatie bezat maar met het stoken stopte. De stookwerkzaamheden werden in 1923 hervat. Wanneer Gustaaf Van Damme in 1929 overlijdt, neemt zoon Henri het bedrijf over. In 1931 wordt bij de firma Chaurobel uit Huizingen een nieuwe alambiek en gistingskuip aangekocht. In 1947 werd de stoomketel door een occasie stoomketel vervangen.
Henri van Damme bleef ongehuwd en bij zijn overlijden in 1950 volgen zijn broer Odilon en zijn vier zusters (Anna, Maria, Gabrielle en Celine) hem op. Odilon blijft eveneens ongehuwd en Maria Van Damme huwt Raphaël Ghijs. Dochter Cecile Ghijs huwt in 1958 met André Van Hecke die in de feitelijke vereniging "Stokerij Van Damme" komt en het bedrijf gaat leiden. Andre brengt in 1968 enkele kleine wijzigingen aan in de stokerij. Cecile Ghijs overlijdt in 1979 kinderloos. In 1980 komt Ludo Lampaert, de neef van André Van Hecke in de feitelijke vereniging. Wanneer André Van Hecke in 1993 komt te overlijden nemen Ludo Lampaert en zijn vrouw Dominique Kerckhof de leiding van het bedrijf over.
Het vrij monumentale hoevecomplex vertoont een karakteristieke en streekeigen semigesloten aanleg. De ruime onregelmatige vierhoekige binnenplaats is omgeven door diverse volumes van verschillende hoogte met bedrijfsgebouwen onder zadeldaken. De opening in de zuidoosthoek verleende vroeger toegang tot de achterliggende moestuin. Aan de straatkant (westelijke erfzijde) paalt de vleugel met vroegere koestallen (nu in gebruik als cafetaria bij het bedrijf). Deze vleugel bevat tevens de toegangspoort met erftoegang via een deels gekasseide, brede doorrit. Rechts van de toegang bevinden zich de bottelarij, met opslagplaatsen in het lagere gedeelte rechts.
Aan de noordelijke erfzijde, haaks ingeplant ten opzichte van de straat, paalt de grootste en hoogste vleugel van twee bouwlagen onder een schilddak. Deze vleugel herbergt de boerenwoning met op de noordoosthoek een aantal ruimten behorend tot het aanpalende stokerijbedrijf zoals de distillatieruimte. Voor de representatieve voorgevel van het boerenburgerhuis (ten noorden) vormt een smalle voortuin de scheiding met de vanouds ten noorden aanpalende bijhorende boomgaard. De lage constructie in de hoek gevormd door de woning en de koestallen, het vroegere spoellokaal maakt nu deel uit van de woning.
Achterin liggend aan de oostelijke erfzijde: de vleugel die het stokerijgebouw bevat met op het achtererf staande hoge ronde fabrieksschoorsteen en in het zuidelijk deel van dezelfde vleugel (rechts) de oude dwarsschuur die naast de vroegere aardappelkelder een jongere graansilo bevat. De zuidelijke erfzijde was volgens een archieffoto voor 1934 toen nog afgesloten door een muur; de lage stalvleugel die hier nadien werd opgericht is sinds 2004 bij renovatiewerken vernieuwd en verhoogd (in functie van de huidige bestemming ingericht voor hoevetoerisme).
Op de Ferrariskaart van 1771-1778 is in de omgeving van de huidige landbouwstokerij Van Damme een gebouwengroep met losse elementen aangegeven, doch naar locatie en configuratie lijken ze niet direct verband te houden met het huidige gebouwenbestand aan Issegem 2. In de eerste helft van de 19de eeuw bevond zich hier zeker al een hoeve, mogelijk opklimmend tot eind 18de eeuw, waarop de huidige hoeve in aanleg gedeeltelijk teruggaat: kadastraal werd in 1820 al een kleiner gebouwenbestand met aanleg in U-vorm opgetekend rondom een binnenplaats waarop de grote huidige gekasseide binnenkoer teruggaat. Volgens de primitieve legger (1834) was landbouwer Joseph De Backer toen eigenaar van de hoeve (perceel 99) met bijhorende boomgaard (perceel 100) en tuin (perceel 98).
Volgens een grondplan (RAG) van 1864, horend bij de aanvraag van Henri De Backer om een stokerij te mogen oprichten op zijn landbouwbedrijf, omvatte de hoeve toen ten noorden een vleugel die naast het woonhuis de kleine eerste stokerij met enkele rij varkensstallen bevatte, een haaks aansluitende vleugel met stallingen aan de straat (ten westen) en een losstaande schuur ten oosten. In 1865 erfde schoonzoon Gustaaf van Damme de hoeve met stokerij. Volgens het kadasterarchief werd bij de oprichting van de stokerij dit bedrijf afgesplitst van de woning in de vergrote noordvleugel (ten laatste in 1868). De oostvleugel met dwarsschuur was op dat ogenblik ook al verlengd tot tegen de stokerij zodat de hoeve sindsdien een semigesloten aanleg bezat (onderbroken aan de zuidzijde).
Volgens plan van 1898 werd de stokerij in 1898 vernieuwd en daarbij vergroot. Volgens door de vroegere eigenaars mondeling verschafte informatie (genoteerd in 1985) telde de aanvankelijk kleinere boerenwoning voorheen maar één bouwlaag; in 1926 zou de woning vergroot zijn met een bovenverdieping. De schuur zou in 1923 gewijzigd zijn; achter het gedeelte ingelijfd bij de stokerij werd een fabrieksschoorsteen opgericht volgens plan van 1926. Naar verluidt bezat de doorrit voorheen op het dak een windwijzer met jaartal 1911 verwijzend naar het jaar waarin de houten zoldering van de westelijke vleugel werd vervangen door troggewelven tussen ijzeren liggers en waarbij tevens het dak ervan werd vernieuwd. Sinds Henri Van Damme in 1929 het bedrijf van zijn vader Gustaaf overnam verkreeg het bedrijf de benaming “Stokerij Van Damme”. Sinds 1989 werden een aantal renovaties doorgevoerd. Volgens plannen van 2002 naar ontwerp van architect Eric Boddaert (Melle) werd de hoeve deels verbouwd. De vernieuwingswerken hadden vooral betrekking op de zuidvleugel die herbestemd werd in functie van hoevetoerisme. Het vroegere spoellokaal op de noordwesthoek (huidige woonkamer naast de verbruikszaal) werd gewijzigd, het vroegere bakhuis op de zuidoosthoek vervangen door een nieuwe constructie. De vroeger gewitte straatgevel van de westvleugel verkreeg een nieuw bakstenen parement.
De Balegemse jenever wordt geproduceerd met rogge, tarwe, tarwe- en maïszetmeel en mout. Rogge en tarwe komen van het eigen veld en worden opgeslagen in graantorens (nr. 2). Indien nodig worden deze granen gedroogd in de graandroogoven (nr. 1). In functie van het verbruik worden de granen in zakken afgevuld en met de katrol, aangedreven door de stoommachine, naar de graanzolder gebracht. Hier worden ook het in zakken aangekochte zetmeel en mout bewaard.
De granen en het mout worden in de graanmolen geschroot (nr. 6). Deze molen wordt aangedreven door een stoommachine (nr. 13) die aangedreven wordt door stoom van de stoomketel (nr. 11).
De beslagkuip (weker) (nr. 15) wordt voor een derde gevuld met water van ongeveer 40 °C. Dat water komt uit de warmwatertank (nr. 22) waarin het (opgewarmde) koelwater van de stookkolom en de alambiek (overhaalketel) wordt opgevangen. Dat koelwater is boorputwater (nr. 8) dat wordt ontijzerd en verzacht (nr. 9) en in de koudwatertank (nr. 10) wordt opgeslagen. Het rogge- en tarwemeel en het zetmeel worden via de trechter in de beslagkuip gestort en door stoominblazing wordt het beslag op 100 °C gebracht. Om het neerzetten van bloemdeeltjes en graanpellen te voorkomen wordt er steeds geroerd. De stoommachine zorgt via de transmissie-as en de drijfriemen (nr. 14) voor de beweging van het roerwerk. Het gekookte beslag wordt afgekoeld tot 68 °C waarna men het moutmeel toevoegt. De versuikering van het graanzetmeel duurt ongeveer 1 uur. Hierna wordt het versuikerde beslag tot ongeveer 24 °C afgekoeld waarna het afgelaten naar de gistkuip (nr. 17).
De gist wordt onder roeren aan het versuikerde en afgekoelde beslag toegevoegd. De gisting duurt ongeveer 72 uur waarbij het alcoholgehalte tot 6 à 7 % vol oploopt.
Het vergiste beslag wordt met de beslagpomp (nr. 18) in de stookkolom (nr. 19) gepompt. Hier worden alcohol en andere vluchtige componenten (het flegma of ruwbrand) van de niet-vluchtige componenten (spoeling) gescheiden. Het naar beneden stromende, vergiste beslag komt er met de opstijgende stoom in contact waarbij de alcohol en de andere vluchtige componenten met de stoom worden meegenomen.
Deze dampen worden in koelvat 1 (nr. 21a) afgekoeld. De gecondenseerde damp (het flegma of de ruwbrand met 40-45 % vol alcohol) stroomt via het meetglas 1 (nr. 20a) naar het meetvat (nr. 24) dat zich in het 'bijzonder lokaal' bevindt. De niet-vluchtige componenten (de spoeling) worden onderaan de stookkolom afgevoerd en stromen via de afloopput (nr. 23) naar de koeienstal. Het opgewarmde koelwater gaat naar de warmwatertank (nr. 22).
Na het opmeten van het volume en de alcoholconcentratie van het flegma door de accijnsbeambten wordt het flegma met de flegmapomp (nr. 25) naar de alambiek (overhaalketel) (nr. 26) verpompt. Hier wordt het flegma gerectificeerd waarbij de kop (voorloop met o.a. methanol, aldehyden en esters) en de staart (naloop met de foezelalcoholen) van de middenloop (fijnbrand, granen eau-de-vie of moutwijn met maximum 75 % vol alcohol) worden gescheiden. De gescheiden fracties stromen via meetglas 2 (nr. 20b) en het koelvat 2 (nr. 21b) naar de vergaarbak voor de voor- en naloop (nr. 27) en de moutwijnvergaarbak (nr. 28). Deze vergaarbakken bevinden zich in het rijpingsmagazijn. De voor- en naloop worden bij een volgende stookbeurt weer overgehaald.
De moutwijn (met ongeveer 70 % vol alcohol) wordt gedurende minimum 6 maanden in de eikenhouten moutvergaarbak gerijpt. Hierna wordt de gerijpte moutwijn in tonnen (nr. 29) afgevuld en naar de afvulruimte gebracht. De moutwijn wordt gefiltreerd (nr. 30) en in een roestvrijstalen mengtank (nr. 31) met water verdund tot de gewenste concentratie (54, 41 of 31 % vol). Na een week wordt de jenever in de afvulmachine (nr. 32) in flessen van 1 liter afgevuld. In de etiketteermachine (nr. 33) worden de flessen van het juiste etiket voorzien en manueel in dozen van 6 flessen opgestapeld.
Plannummers: I staat voor grondplan + tussenverdieping van de stokerij; II staat voor graanzolder van de stokerij.
Graandrooginrichting
Graansilo
Toboggan
Graanzeef (graanharp)
Wanmolen
Graanmolen
Accijnslokaal
Boorput
Ontijzeraar / waterverzachter
Koudwatertank
Stoomketel
Schoorsteen
Stoommachine
Transmissie-assen en drijfriemen
Beslagkuip (weker)
Drukgraankoker
Gistkuip
Beslagpomp
Stookkolom
Meetglas 1 en 2
Koelvat 1 en 2
Warmwatertank
Afloopput
Meetvat
Flegmapomp
Alambiek (overhaalketel)
Vergaarbak voor de voor- en naloop
Vergaarbakken voor de moutwijn
Tonnen
Filtreereenheid
Wachttank / mengtank
Afvulmachine
Etiketteermachine
Het brede boerenburgerhuis van twee bouwlagen bewaart aan de voorgevelzijde een decoratieve gevelafwerking waarvan de toepassing karakteristiek is voor de tweede helft van de 19de eeuw en ook nog in de eerste decennia van de 20ste eeuw toepassing vond. Het betreft de typerende combinatie van een donkergrijze gerotste cementbepleistering met decoratie in accentuerende banden van gewit pleisterwerk. Voor de begane grond loopt deze gevelafwerking van de huidige woning deels door onder het stokerijgebouw. De brede geprofileerde puilijst met golvende onderrand evenals de platte banden op de bovenverdieping benadrukken de horizontale gerichtheid van de voorgevel. De twee getraliede linker vensters, evenals de bovenvensters bewaren markerende gewitte vensteromlijstingen met oren. De vier overige benedenvensters zijn nu gevat in vereenvoudigde gecementeerde omlijstingen voorkomend als hardsteen imitatie (vroegere rolluikkasten verwijderd). Voorts is de gevel versierd met concentrische cirkelmotieven met goudkleurige kern op de borstwering en in het paneel dat de begane grond rechts begrenst. De jongere bovenverdieping is zijdelings afgewerkt door imitatie hoekkettingen. De voordeur is gevat in een vlakke rechthoekige hardstenen omlijsting. Schrijnwerk voordeur vervangen door kunststof. Gevel bovenaan afgewerkt met een omlopende gewitte kroonlijst.
De erfgevel is nu boven de hardstenen plint afgewerkt met lichtgrijze cementering. Volgens oude foto’s bezat de erfgevel voorheen een gelijkaardige bekleding als de voorgevel (zwarte beraping met vlakke witgepleisterde banden en omlijstingen). Vrij smalle rechthoekige vensters in per twee gekoppelde traveeën (houtwerk vervangen door PVC). Deze ordonnantie komt mogelijk nog voort van het aanvankelijke boerenhuis. De deur is zoals de overeenkomstige voordeur gevat in een vlakke rechthoekige hardstenen omlijsting. Gewitte houten deur met geprofileerde houten tussendorpel en bovenlicht. Rechthoekige uitbouw van vroegere keuken (nu bureau) onder plat dak, midden tegen de woning toegevoegd in het 2de kwart van de 20ste eeuw. Toegangsdeur rechts opzij onder een met hout beklede luifel rustend op decoratieve ijzeren schoren.
De benedenverdieping van de woning bewaart aspecten die teruggaan op een in kern traditioneel boerenhuis dat opklimt tot begin 19de eeuw, mogelijk nog eind 18de-eeuws. Kenmerkende indeling en interne circulatie met grote centrale woonkamer voorzien van 9 deuren waaronder de voordeur, kelderdeur, vroegere zoldertrapdeur, slaapkamerdeuren. Tweedelige kelder met twee gedrukte gebogen gewelven en rechte gemetste keldertrap met treden van blokken Balegemse zandsteen. Beide kelderruimten voorzien van één getralied keldergat en grijze vierkante vloertegels. In de centrale woonkamer is een traditionele brede Vlaamse haard bewaard, later bekleed met faiencetegels en vernieuwde haardlijst. Karakteristiek houten tochtportaal in de kamerhoek met erfgeveldeur. De latere evolutie naar een ruimer opgevat boerenburgerhuis, gepaard aan de uitbouw van de bijhorende stokerij, weerspiegelt zich nog in een aantal jongere aspecten van een veeleer burgerlijke interieuraankleding, eigen aan eind 19de en eerste helft 20ste eeuw. Benedenkamers met diverse polychrome ceramische tapijttegelvloeren (vermoedelijk jaren 1920). Vlakke zoldering met meegepleisterde moerbalk in de woonkamer en neoclassicistische ornamentiek met reliëfdecoratie in de korte aansluitende gang: twee consoles en een centraal plafondornament. Fraai ensemble in de centrale woonkamer van herschilderde paneeldeuren. Boven de huiskelder, de één trede hoger gelegen ruime beste kamer met een dubbele deur en een elegante witte marmeren schouwmantel in neoclassicistische stijl. Voormalige stallen met toegangspoort. De tien traveeën lange westvleugel met toegangspoort verkreeg recent een nieuw bakstenen parement aan de straatzijde. Zadeldak met recente windwijzer boven de poort in de vorm van ruiter te paard. De erfgevel met doorrit in verankerde en gewitte baksteenbouw met aflijnende getrapte daklijst en gepikte plint bewaart hiermee nog zijn traditioneel voorkomen. Metselwerk van zijwand doorrit tot halverwege met hoge plint in grote zandstenen blokken en afgeronde gevelhoeken. Deels aangepaste staldeuren met traditioneel groen geverfd houtwerk. In de vroegere koeienstal (nu gelagzaal): behouden kribben, bakstenen vloer en bakstenen troggewelven tussen ijzeren liggers, een paar met ijzeren ringen. Rechts aanpalende deels vernieuwde lokalen van bottelarij en opslagplaats onder een weinig lager rood pannen zadeldak. In de gecementeerde rechter zijpuntgevel met afgeronde straathoek opschrift: “Stokerij / Van Damme”. Behouden gewitte bakstenen troggewelven tussen ijzeren liggers.
Resterend deel van oude dwarsschuur in het zuidelijk deel van de oostvleugel. De gewitte verankerde erfgevel op gepikte plint afgelijnd door een getrapte daklijst bewaart een rij verluchtingsspleten eigen aan de gebouwfunctie en een brede poort met doorrit. Behoudt tevens een tweedelige voormalige aardappelkelder met buitenkeldertrap. Lage toegangsdeur en twee flankerende kelderluikjes met groen geschilderd houtwerk. Rechte steektrap met 6 treden van blokken Balegemse zandsteen en baksteen. Twee gedrukte gebogen bakstenen gewelven aanzettend op metselwerk van blokken Balegemse zandsteen. Zoldergebinte deels met telmerken. Houten silo binnen de schuur opgericht naar verluidt ongeveer 35 jaar geleden. Vernieuwde lage aanbouw onder lessenaarsdak tegen de rechter zijpuntgevel en achtergevel. Onder het doorlopende zadeldak van de schuur: deel van het bakstenen stokerijgebouw van één bouwlaag met ketelhuis. Daarachter vrijstaande hoge ronde fabrieksschoorsteen, volgens ter plaatse bewaard plan van 1926. Het twee bouwlagen hoge gedeelte van de stokerij aansluitend bij het boerenhuis bewaart sporen van een zijpuntgevel die op een aanvankelijk lager bedrijfsgebouw wijzen. Kleine bijlokalen aan de oostzijde in uitbouw met lessenaarsdaken. Een aantal muuropeningen met houten latei zoals het smalle houtdeurtje in de achtergevel en diverse vensters, voorts enkele typische industriële vensters met ijzeren roedeverdeling, bovenvensters met ijzeren I-latei (noordgevel). Bedrijfsruimten met bakstenen vloeren, gewitte bakstenen wanden met gepikte plint, troggewelven tussen ijzeren liggers. Bovenverdieping met samengestelde balkenlaag en enkele ijzeren steunen, in de maalderij met grijze bakstenen tegelvloer, maalzolder met plankenvloer. Enkele recent vernieuwde aanbouwen waaronder pomplokaal en kippenhok.
De boomgaard, vanouds ten noordenoosten aangrenzend bij de woning en stokerij gelegen is door recent toegevoegde bedrijfsgebouwen met stallen gereduceerd. Toch is dit aan de agrarische architectuur specifiek eigen cultuurlandschappelijk fenomeen hier nog steeds goed herkenbaar aanwezig. De boomgaard is historisch, functioneel en visueel onlosmakelijk gelieerd aan de landbouwstokerij.
Bron: Beschermingsdossier DO002336 (2008)
Auteurs: Moermans, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Moermans K. & Verbeeck M. 2008: Stokerij Van Damme [online], https://id.erfgoed.net/teksten/129151 (geraadpleegd op ).
Oprichting in 1862 van een graanjeneverstokerij bij een bestaande hoeve. Landelijk complex van het semigesloten type dat in oorsprong waarschijnlijk opklimt tot de 18de eeuw met aanpassingen en uitbreiding van de gebouwen in de tweede helft van de 19de eeuw en eerste helft van de 20ste eeuw.
Zijdelings aan de straat palend boerenburgerhuis aan de noordelijke erfzijde, voorheen een boerenwoning van één bouwlaag met voorgevel op het gekasseid rechthoekig binnenerf; naar verluidt in 1926 verlengd en verhoogd met een bovenverdieping onder schilddak (Vlaamse pannen, nok loodrecht op de straat). Heden grotendeels beraapte bakstenen lijstgevel achter smalle voortuin. Witgeschilderde bepleisterde cordonlijst en cirkelmotieven op de borstwering, platte banden rond en tussen de rechthoekige bovenvensters en imitatiehoekkettingen. Vlakke rechthoekige hardstenen deuromlijsting. Naar het zuiden georiënteerde gecementeerde erfgevel met rechthoekige muuropeningen, zelfde hardstenendeuromlijsting en een bijgevoegde keuken onder plat dak.
Westelijke erfzijde: aan de straat palende dwarsschuur met rechthoekige doorrit en koestallen op mestputten. Lange, gewitte bakstenen vleugel onder zadeldak (Vlaamse pannen). In 1911: houten zoldering vervangen door troggewelven tussen ijzeren liggers en dak vernieuwd; jaartal 1911 vroeger in windwijzer met paard en ruiter boven doorrit, vervangen door nieuwe windwijzer zonder jaartal. Aalpomp tegen de straatgevel met getrapte daklijst. Licht getoogde staldeuren en vensterluiken in de erfgevel; grote zandstenen hoekblokken tot halverwege de inrijpoort. Ten zuiden tegenover de woning: lage, rode en gele bakstenen varkensstallen met pannen zadeldak uit begin 20ste eeuw. Kleine bijbouw in de hoek r. (magazijn) met lage vierkante schoorsteen.
Eigenlijke graanstokerij met ronde bakstenen schoorsteen in de noordoostelijke hoek van het erf, haaks ingeplant naast de woning en eraan palend. In 1947 vernieuwde stoomketel afkomstig van een melkerij: horizontale stoomketel van 1910 met één inwendige gegolfde vuurhaard van constructie Jumet, fabricage nr. 1994; twee veiligheidskleppen met hefboom en tegengewicht. Stoommachine van 1890 van het merk: Tangye "Soho" Governor Birmingham. Stoomaandrijving via transmissie-as van de maalderij, het transport van graanzakken en de woken. Houten maalstoel op de graanzolder. Ambachtelijke stookinstallatie met stookkolom en alambiek. Het stoken vindt plaats in het winterseizoen gedurende drie dagen per week.
Bron: BOGAERT C. & VERBEECK M. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Destelbergen - Oosterzele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C., Lanclus K. & Verbeeck M. 1989: Landbouwstokerij Van Damme [online], https://id.erfgoed.net/teksten/36707 (geraadpleegd op ).