is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Classicistisch burgerhuis
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Classicistisch burgerhuis met tuingebouw
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Classicistisch burgerhuis: tuin
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Classicistische stadswoning
Deze vaststelling was geldig van tot
Dit burgerhuis heeft mogelijk een 17de-eeuwse kern, maar een 18de-eeuwse, classicistische gevelordonnantie. In de tuin staat een combinatie van een tuinpaviljoen en fabriekje.
De kern van deze woning gaat waarschijnlijk terug tot de eerste helft van de 17de eeuw. De huidige classicistische gevelordonnantie dateert evenwel uit de tweede helft van de 18de eeuw. Kadastraal bleef het perceel op enkele details na ongewijzigd tussen het primitieve plan van 1829 en het kadastraal plan van 2002, het moment van bescherming.
De eerste bekende eigenaar was notaris Pieter Neven, wiens kinderen het pand in 1881 verkochten aan de familie Christiaens-Vanderborn. In 1887 kreeg klerk Jan Michiels het pand in bezit, waarna het in zijn familie bleef.
In 1909 werd een kleine uitbreiding vermeld, die wellicht betrekking heeft op de tuinconstructies.
Het betreft een enkelhuis van drie traveeën en twee bouwlagen onder een steil zadeldak. Dakhelling, muurankers en fries wijzen op een kern die mogelijk teruggaat tot de 17de eeuw. De huidige classicistische gevelordonnantie dateert evenwel uit de tweede helft van de 18de eeuw.
De bakstenen gevel is okergeel gekalkt en voorzien van gekrulde smeedijzeren muurankers. Onder de kroonlijst bevindt zich een bewerkte trigliefen- en metopenfries, met ruiten en medaillons op de metopen, die waarschijnlijk is uitgevoerd in mergelsteen. De segmentboogvormige vensters zijn gevat in een kalkstenen omlijsting met sluitstenen die van een druiplijst voorzien zijn. De vensters op de benedenverdieping werden naar onder toe vergroot. De segmentboogvormige deuropening is eveneens gevat in een kalkstenen omlijsting op neuten en wordt voorafgegaan door drie kalkstenen treden.
De gevelordonnantie van de achtergevel is identiek aan deze van de voorgevel, hoewel de muuropeningen hier gewoon rechthoekig zijn met een bakstenen omlijsting. De achterdeur is te situeren in de noordoostelijke hoek van de achterbouw, verstopt achter een aangemetst muurtje, maar niettemin voorzien van een frivool bovenlicht, onderverdeeld in verschillende vlakken, waaronder een ruit met wit, rood en blauw glas.
In de noordoostelijke hoek van de tuin prijkt een 19de-eeuwse combinatie van een tuinpaviljoen en een fabriekje met een vierkant grondplan en twee afgeschuinde hoeken van telkens één travee, opgetrokken in een oranjerode baksteen. De (vanuit het huis niet zichtbare) westelijke gevel van het gebouwtje is blind (wellicht bedoeld om door klimplanten te worden begroeid). De andere geveltjes zijn opengewerkt met rondboogopeningen (een centrale deur geflankeerd door twee ramen). De bovenlichten zijn gedicht (afgewerkt in witte steen) en de bogen worden verder geaccentueerd door een combinatie van oranjerode, witte en blauwe baksteen. Het dak, dat lichtjes overkragend is, wordt gestut door een sierlijke schoor in neogotisch rustiek houtsnijwerk.
Het pand bestaat uit een blokvormig hoofdgebouw en een langgerekte achterbouw, met een eenvoudig grondplan: een vestibule in het oosten en twee woonruimten in het westen vormen een aaneengesloten geheel. De tuin is toegankelijk via de achterbouw, die in het verlengde van de vestibule is te situeren en verder is uitgerust met een drietal kleine dienstvertrekken. De verdieping is op een gelijkaardige manier onderverdeeld, maar hier is de vestibule aan straatzijde verder onderverdeeld in twee kleinere vertrekken.
Sobere interieurafwerking met één gestucte schoorsteenboezem op de eerste verdieping, in de kleine ruimte boven de vestibule. Het betreft hier een rondboognis, afgeboord door pilasters, zodat een soort apsis wordt verkregen, waarin vermoedelijk een kolomkachel heeft gestaan. De gewone schoorstenen zijn voor het grootste deel verwijderd. Het enige monumentale exemplaar is te situeren op het gelijkvloers in de noordwestelijke ruimte. Het betreft een eenvoudige 19de-eeuwse consoleschouw in zwarte marmer.
Vlak gestucte plafonds met zichtbare moerbalken en sober lijstwerk. Op de eerste verdieping bleven boven de vlakke zoldering gestucte troggewelfjes tussen de kinderbalken bewaard. Eenvoudig geprofileerde bordestrap in de vestibule. Vermeldenswaardig zijn de twee- en drieledige, enkelvoudige en dubbele paneeldeuren, gevat in een omkadering met een brede fries en kroonlijst.
Auteurs: Dubaere, Barbara
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)