19de-eeuws hôtel de maître met ruime tuin, gebouwd in 1874-1876 in opdracht van Oscar Joseph de Schaetzen.
Het herenhuis of "Hôtel Schaetzen" werd gebouwd in 1874-1876 in opdracht van Ridder Oscar Joseph de Schaetzen (1836-1907), volksvertegenwoordiger en lid van de gemeenteraad en van het schepencollege in Tongeren. Hij woonde er met zijn twaalf kinderen en zijn zoon Ridder Arnould de Schaetzen – tevens Schepen van de Stad Tongeren - was de laatste eigenaar van de familie, die het aan de Belgische Staat verkocht.
Het huis werd opgetrokken op het omstreeks 1840 nog steeds grotendeels onbebouwde blok tussen de Piepelpoel, Repenstraat, Sint-Catharinastraat en Corversstraat, tussen het voormalige Agnetenklooster en de brouwerij Edelquell van de familie Arckens.
Het geheel doet sober aan en dankt zijn monumentaliteit grotendeels aan de omvang van het corpus. Het gebouw is eigenlijk een groot blok, waaraan als het ware architecturale sierelementen zijn opgedrongen, zonder dat er een balans met de structuur ontstond. Dezelfde rigiditeit kenmerkt de afwerking van het interieur. Hoewel grondplan en concentratie van de pronkruimten traditioneel kan worden genoemd voor deze klasse van huizen, lijkt één en ander niet echt in balans. Dit alles laat toe het gebouw te karakteriseren als een laat-19de-eeuwse, gestandaardiseerde, provinciale stijlwoning.
Het gebouw vormt een ensemble van hoofdgebouw dienstgebouwen, koetshuis en tuin (tegenwoordig als parking ingericht) en verleent interessante doorzichten naar het aangrenzende beschermde Agnetenklooster. Laat-19de-eeuws enkelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak. De bakstenen lijstgevel wordt grotendeels bepaald door een ensemble van gekoppelde, getoogde vensters met versierde tussenstijl en borstweringen. Een getoogde poort in de uiterst rechtse travee verleent toegang tot het pand. Boven de poort is een steen aangebracht met het familiewapen van de Schaetzen met ridderkroon. De gevel wordt verlevendigd door een kalkstenen plint, het sierlijke hang- en sluitwerk van de poort, een veelheid aan muurankers op twee verdiepingen, een fries, afgeboord met cordonlijsten en een zware kroonlijst, gestut door consoles.
De achtergevel is opgebouwd rond een licht geprononceerde risaliet met een groot rondboograam dat de traphal verlicht. Aan weerszijden van deze risaliet zijn op twee niveaus telkens twee grote getoogde vensteropeningen voorzien. De uiterst linkse, gelijkvloerse travee, in het verlengde van de poort, fungeerde oorspronkelijk als achteruitgang en is derhalve een weinig geprononceerd. Alle muuropeningen zijn afgewerkte kalkstenen lekdrempels en een omlijsting van bak- en kalksteen.
De zijgevels zijn niet bijzonder gestructureerd, maar zijn wel voorzien van ongeprononceerde getoogde vensters ter hoogte van de dwarse gangen en het mansardeverdiep. Ter hoogte van de nok zijn twee oculi voorzien. Tegen de rechterzijgevel werd later een lager bijgebouw toegevoegd, in baksteen met een kalkstenen plint, vier traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak. Oorspronkelijk bevonden zich twee getoogde poortopeningen op het gelijkvloers. Tegenwoordig zijn deze vervangen door vier rechthoekige raamopeningen in een kalkstenen omlijsting met neuten en lekdrempels in cordon. Een speklaag verbindt bijkomend de twee rechtse ramen. De verdieping wordt opengebroken door eenvoudige rechthoekige ramen met kalkstenen lekdrempels. Een tweede constructie, tegen de linkerzijgevel, omvat een doorgang naar de kelder. Het betreft een eenvoudige bakstenen aanbouw.
In de tuin, vlak bij de achteruitgang, bleef een koetshuis bewaard. Oorspronkelijk was dit een eenvoudig bakstenen gebouw met T-vormig grondplan, één bouwlaag hoog onder tentdaken in leien. De façade wordt bepaald door een vooruitstekend deel en twee vleugels met afgeschuinde hoeken, telkens verlicht door een oculus, het centrale in kalkstenen omlijsting, de laterale in mergelstenen omlijsting. Het grootste gedeelte van het parement ging echter verloren door de uitbreiding van het gebouw, dat tegenwoordig als refter fungeert en in rechtstreekse verbinding staat met het hoofdgebouw en de zijwaartse uitbreiding.
Het huis is ingedeeld als een klassiek herenhuis, met een laterale entrée à sec, onderverdeeld in een inkomhal, een achthoekige vestibule en een achteruitgang. Haaks op de vestibule vertrekt een hal die het huis parallel met de straat in twee verdeelt en halverwege het huis in verbinding staat met een monumentaal trappenhuis. Het interieur bewaart authentieke elementen, zoals vloeren, plafonds, binnenschrijnwerk en schouwen. De ruimten aan de straatzijde zijn monumentaal afgewerkt als twee pronkvertrekken met houtsnijwerk in neorenaissance en neobarok. Op een monumentale schouw, afkomstig van Hof de Méan, een kasteelhoeve te Bolder, staan de familiewapens van de Schaetzen (link) en de Bellefroid (rechts) afgebeeld. De vertrekken aan de tuinzijde zijn soberder. Het noordoostelijk gedeelte van het huis is ingericht als conciërgerie. Het schema van het gelijkvloers wordt hernomen op elke verdieping.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Vlaamse Gemeenschap
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2017: Herenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202952 (geraadpleegd op ).
Enkelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak, uit eind 19de eeuw. De lijstgevel is voorzien van gekoppelde, getoogde vensters met versierde tussenstijl en borstwering. Getoogde poort in de rectse travee.
Lager bijgebouw van vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak tegen de rechter zijgevel.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van VANTHILLO C. 1990: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Riemst - Tongeren, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1990: Herenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/37349 (geraadpleegd op ).