erfgoedobject

Herenhuis

bouwkundig element
ID
37350
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/37350

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herenhuis
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Herenhuis met tuinmuur
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Herenhuis: tuin
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herenhuis
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Historiek

Het gebouw duikt kadastraal voor het eerst op in 1829-1845 (primitieve toestand) als een grote U-vormige constructie met een binnenhofstructuur in het westen en een bijgebouw in het oosten. Het pand was eigendom van rentenier Willem Gerardus Vandermeer-Claes en bleef familiebezit tot 1899. De aanpassingen aan het gebouw bleven beperkt tot de verwijdering van het oostelijke bijgebouw in 1860 en het egaliseren van de oostvleugel in 1891.

In 1899 werd het huis bezit van advocaat Georges Meyers-Timmermans, die het in 1901 helemaal liet afbreken. In 1902 werd een nieuwbouw opgetrokken naar plannen van een zekere architect Jamar. De nieuwbouw was blokvormig en werd volledig omsloten door een imposante tuin. In 1904 werd in het oosten een serre-achtige uitbouw toegevoegd en in het westen werd een toren geïntegreerd. Deze fase was niet zo ingrijpend aangezien het toevoegingen betrof, hoewel deze keer voor een meer eigentijdse vormentaal werd gekozen. Eigenaardig is wel dat de traphal, die in 1902 in historiserende stijl werd afgewerkt, nu van een modern venster werd voorzien.

Rond 1950 werd het huis verkocht aan de staat en ingericht als arrondissementscommissariaat. Achteraf vonden diensten van het Ministerie van Financiën onderdak in het pand.

Beschrijving

Deze typisch 19de-eeuwse herenwoning is opgetrokken in de periferie van de Tongerse stadskern, op een boogscheut van de voornaamste overheidsgebouwen. De keuze voor de zone ten zuiden van het centrum is niet toevallig, omdat hier vanouds heel wat braakliggende terreinen te situeren waren, die voorheen toebehoorden aan kloosters.

Het pand illustreert ten volle het prestige van de advocaat-bouwheer in de combinatie van uiterlijk en comfort. Niet alleen de omvang, indeling en aankleding van het gebouw, maar ook de uitgestrektheid van het perceel onderstrepen dat prestige.

Exterieur

Het betreft een alleenstaand herenhuis in neorenaissancestijl, omgeven door een ommuurde tuin (die apart werd beschermd als dorpsgezicht). Het pand is U-vormig en telt zeven traveeën en twee bouwlagen onder schild- en zadeldaken in kunstleien. Op de linkerhoek is een torenachtige constructie uitgewerkt onder een schilddak.

De lijstgevels zijn afgewerkt in baksteen met een rustieke plint en hardstenen deur- en vensteromlijstingen. Deuren en vensters van een verschillende grootte en vormgeving (kruiskozijnen, rondbogen, segmentbogen) moeten de sfeer van een historisch gegroeid gebouw opwekken. Het beeldhouwwerk in het parement is eerder sober aangewend en blijft beperkt tot enkele medaillons. Eigenlijk zijn de dakvensters, met topgeveltjes in een gotiserende en renaissancistische vormentaal, het zwaarst gedecoreerd. Het uitzicht van het geheel is uniform, op een westelijke uitbouw na, die achteraf aan het geheel is toegevoegd.

Indeling

De kelder volgt de algemene indeling van de verdiepingen en is zowel toegankelijk via de diensttrap naast de hoofdingang als via een oostelijke trap die rechtstreeks naar buiten leidt.

Het gelijkvloers toont een ruimteverdeling volgens de procédés van het klassieke hôtel de maître. Opvallend is vooreerst de open dispositie naar de tuinzijde toe. Een centrale as kanaliseert de doorstroming (hoofdingang, trapzalen, achteruitgang) en staat op één of andere manier met alle ruimten in verbinding. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen woon- en dienstvertrekken, representatieve en private ruimten. De centrale as omvat een inkomhal met trappen, links aansluitend op een diensttrappenhuis, dat doorgang verschaft naar twee dienstruimten (te situeren in het torengedeelte), rechts op een antichambre, die doorgang verschaft naar het woonvertrek aan de straatzijde. De inkomhal mondt uit in een grote vestibule die reikt tot aan een tuinterras en in open verbinding staat met een dwarse staatsietraphal. Deze traphal verschaft afzonderlijk toegang tot het diensttrappenhuis, de antichambre en vier woonvertrekken. De woonvertrekken staan op geen enkele manier rechtstreeks met elkaar in verbinding.

De eerste verdieping herneemt grosso modo het grondplan van het gelijkvloers, hoewel de ruimten hier wel onderling verbonden zijn. De torenconstructie valt onder een afzonderlijk regime, waardoor tussenverdiepingen ontstaan. De trappenhuizen lopen door tot op zolderniveau.

De zolder herneemt opnieuw de ruimteverdeling van de lagere verdiepingen, met uitzondering van toegevoegde tussenschotten in de hal en in de ruimte linksachter. De ruimten vooraan zijn ingericht als bureaus, de ruimten achteraan letterlijk als zolders. Het bureau in de hoekruimte linksvoor is ondergebracht in een torenconstructie, die in de dakconstructie van het hoofdgebouw is verwerkt en over een eigen zoldertje beschikt, toegankelijk via de diensttrap. De paradetrap mondt uit in een zolderberging op nokhoogte.

Interieur

Wat de inrichting betreft, is er sprake van een typisch laat-19de-eeuws eclectisch ensemble van ruimten die telkens in een verschillende, maar op zich uniforme stijl zijn ingericht.

Op het gelijkvloers is de vestibule ingericht als een neomaniëristisch vertrek, toegankelijk via een dubbele deur met eenvoudige glas-in-loodramen in wit gehamerd glas. De ruimte wordt gedomineerd door een hoge witmarmeren schoorsteen, versierd met wijnranken en consoles (posten) en een hoofdgestel met groteske kandelabers (balk). De boezem is afgewerkt met een bucolisch tafereeltje (putti met haan) in gezwarte stuc. De bijzondere haardtegels hebben een satermotief. De wanden zijn voorzien van lambriseringen in eenvoudig paneelwerk. Houten moerbalken met gesculpteerde balkstleutels verdelen de zoldering in velden, waarbinnen strookvormige cassettes zijn uitgewerkt die versierd zijn met polychrome kandelabermotieven (groen, rood, wit en goud). Vermeldenswaardig is tot slot de monumentale terrasdeur, bestaande uit een dubbeldeur, geflankeerd door twee ramen, waarbij het centrale deel van de uiteinden wordt gescheiden door een zuiltje met een fantasiekapiteel. Al de voornoemde ramen zijn rustiek uitgewerkt als houten kruisramen. De vier bovenlichten zijn voorzien van heldere glas-in-loodramen met centraal een gebrandschilderde figuratieve scène (allegorische voorstelling van de vier jaargetijden).

De houten bordestrap staat dwars op de vestibule en is voorzien van een houten trappaal met eenvoudige geometrische motieven, een houten stoottrede en balusterspijlen. De trapzaal wordt verlicht door een groot rondboograam waarin een glas-in-loodraam is aangebracht met veelkleurige florale elementen.

De vestibule staat via dubbeldeuren in verbinding met de voornaamste ruimtes. De deuren zijn meestal verschillend uitgewerkt aan binnen- en buitenzijde, en dit in functie van het gekozen decor.

Bureau 1 in het westen is een neobarokke ruimte, toegankelijk via een dubbele drieledige paneeldeur versierd met grotesk krulwerk, coquilles en maskerkoppen. Het bureau wordt gevormd door een imposant pronkvertrek met een hoge cheminée à la royale in rood-wit geaderd marmer. Een zijvertrek staat in rechtstreekse verbinding met de hoofdruimte via een open rondboog in een sierlijk gesneden houten omlijsting met consoles, vazen met bloemen en fruit, grotesk krulwerk en een kroonlijst. De schouw heeft de vorm van een eenvoudig tempelfront met Toscaanse zuilen (schoorsteenposten) en hoofdgestel (schoorsteenbalk). De fries is sober versierd: een korfboog ter overspanning van de haardmond, daarbinnen een coquille, aan de uiteinden twee diamantkoppen als bekroning van de zuilen. De marmerstructuur werd doorgetrokken over de boezem, waar een geslepen spiegel in een imposant kader van panelen met bloemknoppen is verwerkt. De haardmond wordt afgeboord door een marmeren strook waarbinnen eenvoudige gele tegeltjes werden gelegd. De haardtegels lijken een dolfijnmotief te dragen. De wanden van het pronkvertrek zijn afgewerkt met lambriseringen in geometrisch gestructureerd paneelwerk. Twee gestucte moerbalken met balksleutels in de vorm van vergulde acanthusbladeren verdelen de integraal gestucte zoldering in verschillende velden, versierd met panelen in beredeneerde ensembles van vierkanten, ruiten en spitsbogen rond een verguld rozet. De eigenlijke vlakken zijn beschilderd met grotesk rolwerk in lichtblauwe tinten met vergulde accenten. Hoeken en overgangen in het strokenwerk worden geaccentueerd door vergulde bloemmotieven.

Bureau 2 in het noordoosten is een klein neorégence vertrek, toegankelijk via een dubbele drieledige paneeldeur, wit met verguld snij-, hang- en sluitwerk in een sierlijke vormentaal. Boven de deur bevindt zich een grillig gevormde supraporta met idyllisch tafereel (putti) in grisaille. De ruimte wordt gedomineerd door een lage gebombeerde cheminée à la royale in rood-wit geaderde marmer met een hartvormige haardmond, consolevormige posten met acanthussen en bloemknoppen, gewelfde schouwbalk met centraal puttomotief versierd met wijnranken en consoles (posten) en een hoofdgestel met groteske kandelabers (balk). De boezem is afgewerkt met een spiegel bekroond door een olieverfschildering op doek in de sfeer van de fêtes galantes. De haardtegels zijn uitgewerkt in puttomotief. De wanden zijn voorzien van lambriseringen en lijstwerk met dezelfde vormentaal als het overige snij- en lijstwerk, met name getemperd grillige structuren op basis van hanenkammen. Dominerende kleuren zijn wit en verguldsel. Ook de zoldering is opgenomen in dit schema en bestaat uit een kooflijst met acanthussen, hoekelementen op basis van C-krullen, corbeilles, schelpvormen en hanenkammen, en uiteindelijk de centrale lijst waarbinnen bloemen en wolken zijn geschilderd in pasteltinten. Centraal richtpunt is een betrekkelijk eenvoudig lichtrozet.

Bureau 3 in het zuidoosten is een sober gedecoreerde ruimte. De schoorsteen in blauwe hardsteen met een opvallende art-nouveau-lijn (zweepslagmotief) is sober gedecoreerd met bloemen. De haardstenen hebben een symmetrische vegetale voorstelling. Eigenaardig zijn verder de lambriseringen in eenvoudig paneelwerk en de gestucte zoldering met eierlijst, rondboog en eenvoudige florale motieven. Deze laatste twee elementen wijzen in de richting van een getemperde Lodewijk XVI-stijl.

Op de eerste verdieping is enkel bureau 8, ter hoogte van de vestibule, volledig gedecoreerd. De kamer is afgewerkt in Lodewijk XVI-stijl en wordt gedomineerd door een rechthoekige, witmarmeren cheminée à la royale met kandelabers, vierkante rozetten en symmetrisch stengelwerk. De schoorsteenspiegel wordt bekroond met een olieverfschilderij op doek. Vermeldenswaardig zijn verder de rechthoekige wandlijsten met hoekrozetten en 3 supraporta’s met vergulde guirlandes. De supraporta’s, eveneens olie op doek, stellen allegorische puttiscènes voor: tekenkunst en muziek. De zoldering is afgewerkt met een opeenvolging van lijsten in vegetale motieven.

Tuin

De tuin vormt een typisch onderdeel van een 19de-eeuws hotel de maître. Het terrein hoort vanouds bij het pand. Tuin en herenhuis zijn dan ook maximaal op elkaar afgestemd. Zo vertoont het hoofdgebouw een open dispositie naar de tuinzijde toe, waardoor de tuin als het ware een invloed heeft op het karakter van de achterste ruimten, die ook het sterkst gedecoreerd zijn.

De tuin is toegankelijk via een laterale oprijlaan en strekt zich verder achter en naast het gebouw uit. Naast de inrijpoort is een soort portiersloge opgetrokken, gevormd door een kleine aanbouw over de breedte van de torenconstructie, uitmondend in een houten pergola met rondboogopeningen. De elegante portiersloge met patio en de ijzeren toegangspoort accentueren het karakter van de tuin als externe ruimte.

  • Onroerend Erfgoed Limburg, Beschermingsdossier DL002188, Herenhuis met tuinmuur (S.N. 2002).

Auteurs: Dubaere, Barbara
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Herenhuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/37350 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.