erfgoedobject

Eclectisch herenhuis

bouwkundig element
ID
37353
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/37353

Juridische gevolgen

Beschrijving

Herenhuis met vermoedelijke oude kern, aangepast op het einde van de 19de eeuw en in 1902 grondig verbouwd in eclectische stijl. De tuin van het - in 1902 grondig in eclectische stijl verbouwde - herenhuis vormt vooral de locatie van afgebroken gebouwen uit vroegere bouwfasen.

Historiek

Op het primitieve kadasterplan (1829) verschijnt het pand als een L-vormige constructie, bestaande uit een blokvormig hoofdgebouw aan de straatzijde, een noordwestelijke achterbouw en een achterkoertje met een losstaand bijgebouw. Achter dit geheel strekte zich een tuintje uit. Doorheen de 19de eeuw was het perceel eigendom van de brouwersfamilie Arkens.

In 1891 werd dit primitieve geheel uitgebreid. Het losstaande bijgebouw werd drastisch verbouwd tot het een L-vormig grondplan verkreeg, dat in verbinding stond met de hoofdbouw en de tuin isoleerde van de koer. Het geheel kreeg de vorm van twee in elkaar geschoven, L-vormige constructies met een L-vormig binnenhofje.

In 1902 werd een splitsing doorgevoerd, waarbij het oostelijk gedeelte van het hoofdgebouw tot aan de achterbouw een afzonderlijke entiteit ging vormen. De grenslijn wordt gemarkeerd door een knik in de rooilijn en loopt verder tot aan de achterbouw. In 1903 werden de percelen terug samengevoegd, waarbij zowel de koer als de tuin werden opgenomen in uitbreidingen van het pand. In 1904 werd de volledige achterbouw afgebroken, waarbij een rechthoekig hoofdgebouw met westelijke poortdoorgang overbleef, waarachter zich een grote tuin uitstrekte. Aan het hoofdgebouw werd enkel nog een oostelijke achterbouw toegevoegd. Daarnaast werd er ook nog een klein tuinpaviljoentje opgetrokken.

Het geheel van deze werken is waarschijnlijk het resultaat van de bouwcampagne onder V. Bosson. De kadastrale evolutie valt gemakkelijk af te leiden uit de gevelordonnantie. Het hoofdgebouw vormt hierbij een imposant eclectisch geheel, waarvan de realisatie overigens in een gevelsteen omstreeks 1902 wordt gesitueerd. De breedte van de nieuwe gevel komt exact overeen met de breedte van het in datzelfde jaar geïsoleerde perceel. Het resterende gedeelte moet omstreeks 1904 zijn verbouwd, toen een poortdoorgang werd gerealiseerd.

Het pand is in zekere zin representatief voor de bouwevoluties in deze zone van de stad, waar als het ware gesproken kan worden van een modernisering van de binnenstad, voorafgaand en voor een deel parallel met de aanleg van de ringlanen. De as Piepelpoel-Ridderstraat, die het religieuze en gerechtelijke centrum van de stad verbond met de wallen, werd namelijk vanaf de tweede helft van de 19de eeuw de place to be voor een hele schare notabelen, van gegoede middenstanders tot notarissen, dokters en advocaten.

Het is duidelijk dat het achterste gedeelte van het huis het oudst is. Mogelijk waren hier de dienstvertrekken geconcentreerd, zodat zware verbouwingskosten overbodig waren. Dit gedeelte weerspiegelt nog de laat-19de-eeuwse toestand met in het oostelijk deel nog sporen van een oudere bouwfase, zoals blijkt uit de afzonderlijke gerichtheid van de ruimten en de daar geconcentreerde kelders met fragmenten van een tongewelf.

Bij de verbouwing van de voorpartij van het huis omstreeks 1902 werden het parement en de voorste vertrekken gemonumentaliseerd. Bij deze werken werden mogelijk ook sporen van oudere bouwfasen verwijderd, waardoor de hypothese dat de voorste ruimten samen met het noordoostelijk gedeelte van het pand een oude bouwkern markeert louter kan berusten op deducties uit het grondplan.

De poortdoorgang is als laatste aan het geheel toegevoegd en het is niet ondenkbaar dat het parement aan de straatzijde een restant is van de 19de-eeuwse toestand. Dit gedeelte van het huis vormde tijdens de verbouwingen van 1902 immers een afzonderlijke entiteit.

Beschrijving

Herenhuis in eclectische stijl dat opgevat is als een enkelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een mansardedak. Het is op de latei van het dakvenster gedateerd in 1902 en werd gebouwd naar een ontwerp van V. Bosson.

De lijstgevel heeft een risaliet in de twee linkse traveeën en wordt bekroond met een torenachtige verhoging onder een schilddak en voorzien van een dakvenster met een driehoekig fronton. Het gebouw is opgetrokken in baksteen en voor de ornamenten en omlijstingen van de muuropeningen werd hardsteen gebruikt. De vensters zijn rechthoekig met onder meer twee kruiskozijnen. Er is een neobarok portaal met een oculus als bovenlicht.

Voor wat betreft het exterieur kunnen zeker drie bouwfasen worden onderscheiden die de achtergevel met getoogde muuropeningen uit de 19de eeuw, de voorgevel met een monumentale uitwerking uit 1902 en de poortgevel - die hetzij een restant is van de oude gevel met een eenvoudige neorenaissancevormentaal of achteraf is gemonumentaliseerd - omvatten.

Plattegrond

Kelders zijn enkel aangetroffen in het noordoostelijk gedeelte van het huis. De hoofdruimte is overspannen door een mergelstenen tongewelf. De rest van het karkas is in baksteen uitgewerkt.

De gelijkvloerse verdieping draagt sporen van herhaalde verbouwings- en uitbreidingswerken. De vestibule is L-vormig en vormt enerzijds een scheiding tussen de poortdoorgang en het residentiële gedeelte (lateraal gedeelte), en slaat anderzijds een wig tussen de vertrekken aan de straatzijde en deze aan de tuinzijde (dwars gedeelte). De traphal, haaks op de vestibule, is te situeren aan de tuinzijde en vormt de grens tussen twee westelijke vertrekken en een oostelijk ruimte. De keldertrap is niet gesitueerd in het hoofdtrappenhuis, maar is verbonden aan het noordoostelijk vertrek, in een ruimte die het verlengstuk vormt van de dwarse vestibule.

Er zijn drie groepen kamers te onderscheiden die te groeperen zijn als twee onderling verbonden salons aan de straatzijde, twee onderling verbonden ruimten aan de tuinzijde, ten westen van de traphal en de noordoostelijke ruimte met het trappenhuis van de keldertrap.

Al deze vertrekken staan in verbinding met de vestibule, die ook de hoofdingang in het zuidwesten verbindt met de achteruitgang in het noordoosten, in een hoek van de traphal. Het keldertrappenhuis is slechts via de noordoostelijke ruimte te bereiken. De poortdoorgang is vanuit het huis toegankelijk via twee doorgangen in de laterale vestibule.

De positie van de schoorstenen is eigenaardig in die zin dat deze in de oostelijke vertrekken en in de noordwestelijke ruimte tegen de laterale buitenmuren zijn voorzien, terwijl in het westelijk salon en de ruimte links van de traphal voor een binnenmuur werd geopteerd. Met deze positionering in het achterhoofd kunnen twee groepen kamers worden onderscheiden, namelijk een zuidoostelijke groep, bestaande uit de salons en de noordoostelijke kamer, gescheiden door de keldertraphal en een noordwestelijke groep, gevormd door de twee kamers ten westen van de traphal.

Confronteren we deze indeling met het feit dat enkel de noordoostelijke hoek van het huis onderkelderd is en dat in deze kelder sporen voorkomen van een mergelstenen tongewelf, kan worden geconcludeerd dat de zuidoostelijke, L-vormige groep kamers de oudste kern van het huis vormt.

De hogere niveaus hernemen de indeling van het gelijkvloers. Het laterale gedeelte van de vestibule is hier wel afzonderlijk als kamer uitgerust. De poortdoorgang heeft één verdieping, die afzonderlijk op het hoofdgebouw is aangesloten.

Het grondplan vertoont dus sporen van vier autonome systemen, die op gekunstelde manieren met elkaar in verbinding staan. De ruimten aan de straatzijde zijn hier één van en worden gevormd door de vestibule en twee salons. Hier dient te worden opgemerkt dat er een schoorsteen te situeren is tegen een binnenmuur, hetgeen niet echt gebruikelijk is. De noordwestelijke vertrekken, met de haakse voortzetting van de vestibule en de traphal, het noordoostelijke vertrek met het afzonderlijke halletje in het verlengde van de haakse uitbreiding van de vestibule - waar ook de kelders van het huis geconcentreerd zijn - en de poortdoorgang vormen de overige systemen.

Interieur

De voornaamste en meest uniforme decoratieschema’s zijn geconcentreerd aan de straatzijde van het gebouw. Dit komt neer op de gelijkvloerse verdieping met de vestibule (met in extenso de traphal) en twee salons en op de verdieping het slaapvertrek ter hoogte van het westelijk salon.

De decoratie van de vestibule is gelijkaardig aan deze van het aangrenzende pand (Ridderstraat 5), hoewel hier meer de indruk wordt gewekt dat de gang het resultaat is van een nieuwbouwcampagne.

De hoofdingang wordt gevormd door een imposante combinatie van dubbele rondboogdeur met bovenlicht en een oculus-bekroning. Het glaswerk in de deur, die is opgevat als een open cassettedeur, wordt aan de straatzijde beschermd met eenvoudige smeedijzeren structuren. Het is niet duidelijk of het glaswerk dat in de cassettes origineel is. Deur en bovenlicht zijn verbonden in een houten kader, dat ter hoogte van de boogafsluiting van een eerder sober in een uitbundiger decoratiepatroon overgaat. Het momenteel gedichte oculusvenstertje is gevat in een barok kader, rustend op twee voluten, aan weerszijden en bovenaan geritmeerd door middel van cartouches, waarvan de bovenste een wapenschild draagt.

De bevloering is uniform in mozaïek, uitgevoerd in een combinatie van meanders, vierkanten en bloemmotieven in witte, bruine en zwarte tinten. De wanden zijn egaal gestuct en monden uit in zwaar uitgewerkte zolderingen met een combinatie van overgangsprofielen en lijstwerk. De zichtbare moerbalken worden gestut door sierlijke pilasters met vlakke spiegels en composietkapitelen. Elegante dubbele paneeldeuren verlenen toegang tot de poortdoorgang in het westen en de salons aan de straatzijde.

De traphal, die is opgenomen in het decoratieschema van de vestibule, wordt verlicht door een grote getoogde raamopening, waarin een groot drieledig vleugelvenster met bovenlicht is aangebracht. Glas-in-loodramen tonen eenvoudige florale motieven in pasteltinten. Verder is er een eenvoudige houten bordestrap met witmarmeren stoottrede en geprofileerde trappaal en spijlen aanwezig.

De salons aan de straatzijde zijn beide toegankelijk vanuit de vestibule en staan onderling in verbinding door middel van een dubbele deur.

Het westelijk salon is gedecoreerd in een sobere eclectische stijl, rond een gestileerde, wit-en-zwart geaderde marmeren consoleschouw met een coquillemotief en een vloertje in dambordpatroon. De vloer bestaat uit planken in koud langsverband. De muren met houten lambrisering en voor het overige vlakke afwerking monden uit in een zoldering, die wordt geaccentueerd door een zwaar geprofileerde kroonlijst en binnenlijstwerk. In het centrale kader is een ovaal uitgewerkt, gedecoreerd met vergulde zwachtels, eenvoudige florale motieven, strikken en olijftakken. Er is ook een composiet verlichtingsrozet aanwezig.

Het oostelijk salon is maniëristisch afgewerkt. De ruimte wordt gedomineerd door een zware zwart-marmeren schoorsteen met posten in de vorm van gestileerde maniëristische pilasters en een balk met diamantkoppen. Details zijn uitgewerkt in ingelegde rode marmer. Ook hier is een bevloering met planken in koud langsverband aanwezig en de muren met houten lambriseringen en vlakke wandafwerking lopen via een zware hoeklijst over in een integraal gestucte zoldering met een flamboyant decor. Twee moerbalken, rustend op consoles met groteske maskerkoppen en rolwerk, verdelen de zoldering in drie velden, elk omgeven door vergulde kraallijsten. In het centrale veld wordt de ritmering van kinderbalken onderbroken door een ruitvorm, waarvan de hoeken rusten op het middelpunt van de flankerende moer- en kinderbalken, waardoor vier driehoekige velden ontstaan, die zijn opgevuld met coquilles. De ruit zelf is gedecoreerd met bloemknoppen op de hoekpunten en een centraal rozet. De twee uiterste velden worden volledig geritmeerd door kinderbalken, die rusten op eenvoudiger, acanthusvormige consoles. De tussenliggende velden zijn uitgewerkt als gerekte cassettes.

Op de eerste verdieping is, zoals gesteld, het westelijk slaapvertrek aan de straatzijde het zwaarst gedecoreerd. De ruimte is afgewerkt met een eenvoudige zwart-marmeren pilasterschouw en een zwaar geprofileerd stucplafond.

De overige ruimten van het gebouw (zowel gelijkvloers als eerste verdieping) zijn eerder sober uitgerust. De decoratie wordt hier gevormd door eenvoudige schoorstenen en lichtrozetten. Twee markante elementen zijn een raamkast, opgenomen in de structuur van kroonlijsten (gelijkvloers, ruimte links van de traphal) en de balkondeur van de ruimte boven de poortdoorgang. Het laatste betreft een dubbele houten klampdeur, geflankeerd door twee aansluitende vensters.

De meerledigheid die reeds bleek uit de het exterieur en het grondplan is ook door te trekken naar de afwerking van het interieur. De ruimten aan de straatzijde, inclusief de vestibule, zijn monumentaler afgewerkt en vertonen uniformiteit, terwijl de ruimten aan de tuinzijde, inclusief de traphal, sober zijn afgewerkt, en voor zover ze zijn gedecoreerd betreft het hier duidelijk toevoegingen. De poortdoorgang is om begrijpelijke redenen niet decoratief uitgewerkt. beschermingsdossier 4.001/44021/104.1, Huis De Kapelle (MERTENS J.
2012)

  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.02/73083/118.1, Eclectisch herenhuis (S.N., 2001).

Auteurs: Schlusmans, Frieda; Gijselinck, Jozef
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Eclectisch herenhuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/37353 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.