Teksten van Woontoren van Rutten

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/37580

Woontoren van Rutten ()

Nabij het kasteel van Hamal, langs de weg van Tongeren naar Rutten staat een ruïneuze woontoren waarvan alleen de buitenmuren overeind bleven.

De gemeente Rutten ligt op 4 kilometer ten zuiden van Tongeren op de scheiding tussen de vallei van de Jeker ten westen en de Ezelsbeek ten noordoosten. De woontoren van Rutten bevindt zich op zo’n 350 meter van het kasteel van Hamal en op 20 meter van de Ezelsbeek die wellicht de burchtgracht van water voorzag. Hij ligt buiten de dorpskom van Rutten.

Historiek

Op het gebied van de huidige gemeente Rutten lagen minstens vier afzonderlijke leengoederen met herenwoning waaronder de verdwenen burcht op de motte van Rutten, waar de hertog van Brabant en de andere leden van de familie van Leuven hun residentie hadden, de heerlijkheid Hamal, een dertigtal kleinere goederen in het bezit van de Luikse Kerk en deze woontoren.

De woontoren vormde samen met de omliggende grond een leengoed, afhankelijk van de leenzaal van Rutten. De woontoren kan wellicht toegeschreven worden aan een zekere Aynchon de Hognoul. J. Hemricourt geeft volgende beschrijving (vertaald uit het frans): “Deze Aynchons voerde oorlog tegen die uit Hamal, sterk door hun bezit en hun vrienden. Deze Aynchons verbleef midden in hun machtssfeer in het dorp Rutten: hij bezat slechts een onversterkt huis met daarin een goede en veilige kelder. En die uit Hamal durfden zijn woning niet in brand steken aangezien het dorp Rutten een Brabants leen was.” Deze tekst leert ons dat Aynchon zeer dicht bij de Hamals moet gewoond hebben. De woontoren van Rutten ligt inderdaad slecht 350 meter van het kasteel van Hamal.

Aynchon nam deel aan de oorlog tussen de Awans en de Waroux (1298-1335). Deze was ontstaan ten gevolge van het huwelijk in 1297 tussen Adela, een rijke wees uit Awans en Hanechon, een schilknaap uit Waroux. Het koppel was naar het kasteel van de Waroux gevlucht omdat de voogd van Awans een onderzoek had willen instellen en Willem van Awans de ontbinding van deze misstap had geëist. De kastelen van Hozémont en Hognoul werden vernield in 1298 en de Waroux belegerden het kasteel van de Awans, dat zich overgaf. Aynchon de Hognoul, de eigenaar van de woontoren van Rutten, was een bastaard van de Awans, die in oorlog was met de Hamals. Hij slaagde er bovendien in een van hen bij verrassing te doden. Na een langdurige strijd sloten beide families uiteindelijk vrede in 1335.

In 1385 bezat Libert Bottart, schildknaap, gronden, waaronder een beemd in de buurt van de woontoren. In 1414 vindt men opnieuw een vermelding van “jonker Librecht Bottarts landt” gelegen bij de beek in de nabijheid van de toren. Mogelijk is de woontoren door bezitsuitbreiding in bezit gekomen van de Bottarts. Na het huwelijk van de zuster van Librecht met Radoux de Streelles stellen we in elk geval vast dat een andere tak van de familie van Streels in de 16de eeuw als eigenaar van de woontoren van Rutten in de leenboeken van Rutten voorkomt.

In 1527 wordt het goed in de leenregisters als volgt omschreven: “een voll leen, eenen burch oft torn met landen, beemden ende andere toebehoirten, gelyck hij tot Rutten, bij Hamal gelegen is”. In 1663 ging het om “eenen seekeren bampt offt borch tot eenen vollen leene, gelegen omtrent Hamal en syne grachten, groot xxxiii groot royen min offt meer” en in 1724 spreekt men van “den borghtoren binnen die vrijheerlijkheid Rutten gelegen, groot 32 roeden, reinende den weg gaende van Hamal naer Tongeren”.

Godfried Arckens (1735-1812) lijkt de laatste leenbezitter van de toren te zijn geweest. Na de afschaffing van de leenrechten tijdens de Franse Revolutie werd hij er gewoon eigenaar van.

Op de kaart van Ferraris (1771-1777) staat de toren aangegeven als église ruinée. Wellicht begingen de cartografen hier een vergissing en verwarden ze de alleenstaande toren met de toren van een bouwvallig kerkje dat vlakbij het gehucht van Hamal stond en nu verdwenen is.

Beschrijving

Enkel de buitenmuren van de woontoren staan nog overeind. Het dak en de binnenindeling zijn verdwenen. Het betreft een vrijwel vierkante constructie van mergelsteenblokken in regelmatig verband geplaatst op een hoge onderbouw van silex met mergelstenen afzaat en hoekbanden van ijzerzandsteen. De zuidoostelijke en noordwestelijke puntgevels zijn later toegevoegd en wijzen op een latere afdekking met zadeldak. De oorspronkelijke bedaking was wellicht een puntdak.

De noordoostgevel vertoont een rechthoekig venster in een vlakke omlijsting van ijzerzandsteen onder mijtervormige latei. In de silexplint werd in latere periode een rechthoekige deuropening aangebracht in een vlakke kalkstenen omlijsting, waarvan de linkerpost door baksteenmetselwerk vervangen werd.

De zuidoostelijke puntgevel behield het parement van de silexplint intact en is voorzien van twee rechthoekige vensters in ijzerzandstenen omlijsting. Het linkse kleine venster is gedicht, het rechtervenster is voorzien van een mijtervormige latei. Lager in de gevel bevindt zich een spleetvormige opening, thans gedeeltelijk gedicht, met een dorpel van ijzerzandsteen, naar binnen toe vergroot door schuin lopende wanden.

Het parement van de silexplint van de zuidgevel is verdwenen. De gevel is voorzien van een rechthoekig lang venster onder een sterke mergelstenen afdekking. Inwendig is dit venster rondboogvormig.

De zuidwestgevel vertoont in de plint een ronde boog van ijzerzandsteenblokken en een klein rechthoekig venster in ijzerzandstenen omlijsting.

Aan de binnenzijde van de toren bleven de gaten van de balklagen zichtbaar, die de verschillende verdiepingen aanduiden. Alle niveaus waren van elkaar gescheiden door houten plafonds. De muuropeningen bevinden zich allemaal ter hoogte van de tweede verdieping; de onderste verdieping evenals de onderbouw van silex waren op de spleetvormige opening in de oostgevel na, blind. Men kan deze niveaus dus interpreteren als een soort kelders, die enkel toegankelijk waren via een valluik in de verdieping erboven. Hierdoor waren de onderste verdiepingen zo goed als volledig verzegeld. Dit houdt ook in dat de gelijkvloerse kelder nooit overwelfd is geweest, wat het een uitzonderlijk geval maakt binnen het repertoire van woontorens. De tweede kelder, op niveau 1, ligt boven de blinde kelder en was via een val toegankelijk van in de deuropening op de tweede verdieping. Een afgebrokkelde helling wijst er nog steeds op het bestaan van een stenen trap. De enige lichtspleet bevond zich in deze ruimte. Deze is perfect gepositioneerd om de trap te verlichten. Wellicht werd deze kelder gebruikt als opslagplaats.

De oorspronkelijke ingang bevond zich op de tweede verdieping. Aan de voet van dezelfde muur wijzen breuksporen op een stenen trap met treden in ijzerzandsteen. Deze liep echter niet verder tot aan de drempel van de deur. Het laatste deel van de trap bestond wellicht uit hout. Mogelijk was er een platform vóór de deur dat kan opgehaald worden. Het is niet uit te sluiten dat dit ophaalsysteem een latere toevoeging is. Het ontvangst- en residentieel niveau bevonden zich ook op deze tweede verdieping. Deze verdieping vertoont naast een aantal kleine muurnissen (mogelijke lavabo, zitbank e.d.), in de oostgevel een vrij grote spitsboogvormige nis tussen twee vensters en in de westgevel een stookplaats waarvan de licht uitgeholde achterzijde bekleed is met metselwerk van dunne baksteen. Men ziet er ook wangen van ijzerzandsteen in de vorm van zuilen met sokkel, blokkapiteel en geprofileerde kraagstukken. De schouwbalk is verdwenen en de in de muurdikte uitgespaarde boezem en rookkanaal bevonden zich op de erboven gelegen zolderverdieping. De schouw is niet, zoals gewoonlijk, in het midden van de muur opgesteld, maar meer opzij geplaatst om ruimte te geven aan de trap die naar het slaapvertrek leidt. Het woonvertrek kon mogelijk door een tussenschot opgedeeld worden in kleinere ruimten.

De latrine hing, eerder uitzonderlijk, ongeveer in het midden van de zuidwestmuur. Ze was toegankelijk door een rondboogdeur, die men van in de latrine met balkjes kon vergrendelen. De latrine was opgebouwd uit hout. Ook de keuken was op deze verdieping gesitueerd.

Het slaapvertrek, op de derde verdieping, is grotendeels verdwenen. Alleen tegen de noordwestelijke puntgevel is nog een deel van de afzonderlijke schouwpijp bewaard gebleven.

Dat Hemricourt spreekt van een ‘platte maison’ wil niet zeggen dat het hier gaat over een horizontaal gebouw en is zeker niet in tegenspraak met de torenvorm van de woontoren. ‘Platte maison’ kan vertaald worden als onversterkte woning, in die interpretatie dat de toren, ongeacht de mogelijkheid om eventuele belegering te doorstaan door het ophaalbare platform en de kelders die als toevluchtsoord konden dienst doen, toch niet in de eerste plaats voorzien was om een verdedigende functie uit te oefenen. Dit blijkt ook uit andere details waarin de toren zich onderscheidt van andere donjons en woontorens in de omgeving.

Bij archeologisch onderzoek kon geen gracht teruggevonden worden, maar door de nabijheid van de Ezelsbeek en de ligging in een depressie in het landschap bestond de mogelijkheid om het terrein onder water te zetten.

Zowel het historisch kader als de architecturale details wijzen op een datering in de 13de eeuw of kort daarvoor. Claassen en Baillien (1973) vermelden echter een datering in de 15de eeuw, afgaande op de eerder residentiële functie in tegenstelling tot verdedigingsfunctie van de toren.

  • Onroerend Erfgoed Limburg, beschermingsdossier DL002195 Woontoren in Hamal en omgeving (GYSELINCK J., 2002).
  • CLAASSEN A. & BAILLIEN H. 1973: De torenburcht van Rutten, Limburg 52.5, 193-207.
  • DOPERE F. & UBREGTS W. 1991: De woontoren van Aynchon de Hognoul te Rutten op het einde van de 13de eeuw, Monumenten & Landschappen 10.4, 36-48.

Auteurs:  Gyselinck, Jozef
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woontoren van Rutten [online], https://id.erfgoed.net/teksten/156078 (geraadpleegd op ).


Burcht ()

Waarschijnlijk een heerlijke toren, herenwoning van het leengoed de Burcht, afhangend van de leenzaaal van Rutten. Eerste vermelding in 1527, de eerste vermelde bezitter was jonker Stas van Streels. Circa 1600 ging het goed over op de familie Arckens. Een afstammeling van deze familie, A. Claessens is de huidige eigenaar van de weide en de overblijfselen van de burcht. De toren dateert waarschijnlijk uit de 14de eeuw.

Gelegen temidden van een laagliggende akker, waardoor de Ezelsbeek, een bijrivier van de Jeker loopt, was het gebouw waarschijnlijk als waterburcht bedoeld.

In bouwvallige toestand verkerende woontoren, waarvan alleen de buitenmuren behouden bleven; dak en binnenindeling verdwenen. Vrijwel vierkante constructie, 7,50 meter op 6,80 meter, van in regelmatig verband verwerkte mergelstenen blokken, 1,20 meter dik, geplaatst op een hoge plint met parement van silex met mergelstenen afzaat, en hoekblokken van ijzerzandsteen. De oost- n westpuntgevels duiden op een afdekking met zadeldak, die van een latere periode dan die van de bouw schijnt; de toren was oorspronkelijk ook hoger.

De noordgevel vertoont een rechthoekige muuropening in een vlakke omlijsting van ijzerzandsteen onder mijtervormige latei, waarschijnlijk de oorspronkelijke ingang; inwendig vertoont hij schuin uitlopende wanden en een getoogde boog van mergelsteen. In de silexplint werd in een latere periode een rechthoekige deuropening aangebracht in een vlakke, kalkstenen omlijsting, waarvan de linker post door baksteenmetselwerk vervangen werd.

De oostpuntgevel behield het parement der silexplint intact. Twee rechthoekige vensters in ijzerzandstenen omlijsting; het linkse kleine venster is gedicht, het rechtse venster onder mijtervormige latei; beide vensters zijn inwendig van mergelsteen, onder een licht getoogde ontlastingsboog. Lager in de gevel bevindt zich een spleetvormige opening, thans gedeeltelijk gedicht, met een dorpel van ijzerzandsteen.

Het parement van de silexplint van de zuidgevel is verdwenen. De gevel is voorzien van een lang, rechthoekig venster onder een strekse mergelstenen afdekking; inwendig is dit venster rondboogvormig, met een boog van mergelblokken op ijzerzandstenen posten.

De westgevel vertoont in de plint een ronde boog van ijzerzandsteenblokken. Klein rechthoekig venster in ijzerzandstenen omlijsting. De rijen gaten in de gevel dienden waarschijnlijk voor de hordijzen.

Inwendig zijn de balkgaten te zien, die de verschillende verdiepingen aanduiden: de oost- en westgevel vertonen deze gaten op het niveau van de eerste verdieping, de noord- en zuidgevel op dat van de tweede verdieping. De muuropeningen bevinden zich allemaal ter hoogte van de tweede verdieping; de onderste bouwlaag evenals de onderbouw van silex waren dus, op de spleetvormige opening in de oostgevel na, blind. De bovenverdieping, waarschijnlijk de woonruimte vertoont naast een aantal kleine, vierkante muurnissen, in de oostzijde een vrij grote, spitsboogvormige nis tussen de twee vensters en in de westgevel een stookplaats waarvan de licht uitgeholde achterzijde bekleed is met metselwerk van dunne baksteen; wangen van ijzerzandsteen; de schouwbalk is verdwenen en de in de muurdikte uitgespaarde boezem en rookkanaal bevonden zich op de bovenliggende verdieping.

  • CLAASSEN A. & BAILLIEN H., De torenburcht van Rutten, (Limburg, 52, 1973, p.193-207).

Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van VANTHILLO C. 1990: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Riemst - Tongeren, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woontoren van Rutten [online], https://id.erfgoed.net/teksten/37580 (geraadpleegd op ).