Op de Ferrariskaart vermeld als "La Neuve Cense", verwijzend naar de ontginning van dit gedeelte van het bos, dat in deze periode nog het volledige zuidelijke gedeelte van de gemeente innam; uitgaande van de commanderie van Sint-Pieters-Voeren werd deze ontginning uitgevoerd tussen 1771 en 1773. In 1798 verkocht aan A.-J. Sauvage van Verviers, circa 1810 aan F. Rittweyer van Brussel.
Belangrijke, oorspronkelijk U-vormige hoeve, gebouwd in 1773, waaraan in de tweede helft van de 19de eeuw een aantal eclectische elementen en decoratie werd toegevoegd. De open kant is naar het zuidoosten gericht en door een dreef van wilde kastanjebomen met de steenweg verbonden. De 18de-eeuwse kern bleef het best bewaard in de gevels aan erfzijde, ondanks de begin-19de-eeuwse wijziging der ordonnantie. Bakstenen gebouwen onder zadeldaken (Vlaamse en mechanische pannen) gegroepeerd rondom het rechthoekig gekasseid erf.
Het erf is bereikbaar via een vleugel uit de tweede helft van de 19de eeuw die op de voorheen open zijde van het erf werd opgetrokken, en waarschijnlijk voorzien was van een inrijpoort; deze vleugel werd sterk verlaagd, het bovenste gedeelte van de poort verdween.
Woonhuis achteraan het erf, ten noordwesten. Breedhuis van het dubbelhuistype, zeven traveeën en twee bouwlagen, het dak voorzien van vier dakkapellen. Lijstgevel op een kalkstenen plint. Bakstenen muizentandfries met dropmotief onder de dakrand; kalkstenen steigergaten; beide elementen dateren uit de 18de eeuw. De ordonnantie dateert waarschijnlijk uit begin 19de eeuw: rechthoekige muuropeningen in vlakke kalkstenen omlijsting, de vensters voorheen beluikt.
De stalvleugel, ten noordoosten van het erf, voorheen waarschijnlijk de dwarsschuur, werd eveneens in de eerste helft van de 19de eeuw gewijzigd. De erfzijdegevel, op plint van silexblokken, behield sporen van een voormalige poort. Kleine rechthoekige vensters in kalk- en hardstenen omlijsting, sommige gedeeltelijk van hergebruikt materiaal (sponningbeloop). Lage, rechthoekige kalkstenen deur. De zuidoostelijke zijgevel werd in de tweede helft van de 19de eeuw opgetrokken in eclectische stijl: trapgevel, met een bakstenen oculus in de geveltop, en in het midden van de gevel een laadvenster in rondboogvormige, Serliaans getinte, hardstenen omlijsting. De achtergevel gaat thans gedeeltelijk schuil achter een recente, éénlagige stal van cementblokken. In de noordhoek, aan de buitenzijde van het erf, zware, vrijwel gesloten vierkante toren van baksteen onder een hoog schilddak, uit de tweede helft van de 19de eeuw.
De ordonnantie van de zuidwestvleugel schijnt eveneens aangepast. Baksteenfries zie woonhuis. Het woonhuisgedeelte loopt door over de rechter travee; muuropeningen zie woonhuis; voorts muuropeningen uit verschillende perioden: een rechthoekige deur in vlakke, kalkstenen omlijsting (eerste helft 19de eeuw), recentere stalvensters en laadvenster (eind 19de eeuw), en een recente poort met de ontlastingsboog van een oudere, getoogde poort voorzien van hardstenen sluit- en aanzetstenen.
Ten noordoosten, buiten het erf, en evenwijdig met de noordoostvleugel, losstaande vleugel onder zadeldak (Vlaamse pannen), een voormalig koetshuis, in de tweede helft van de 19de eeuw naar achteren toe vergroot; thans in gebruik als stal. De bakstenen rondboogpoorten, voorzien van hardstenen imposten zijn gedicht; enkele muuropeningen in vlakke kalkstenen omlijsting.
- DELATTE I., La vente des biens du clergé dans le département de l'Ourthe, Luik, 1951, pagina 62, 136.
- de RYCKEL A., Les communes de la province de Liège. Notices historiques, Liège, 1892, pagina 216.
- WALPOT M., De evolutie van het agrarisch landschap in de landen van Overmaas, in Heem, 4-5, 1959, pagina 39.