Hoeve ontstaan uit een langgestrekte hoeve (Ferrariskaart, 1771-1777) op de plaats van het huidige woonhuis, reeds in midden 19de eeuw uitgegroeid tot een hoeve met losstaande bestanddelen. Oude kern uit de eerste helft van de 18de eeuw, aangepast in de tweede helft van de 19de eeuw en tijdens de 20ste eeuw.
Ten westen, woonhuis, in zijn huidig uitzicht vrijwel volledig recent. De oorspronkelijke voorgevel was een vakwerkgevel, voorzien van houten bolkozijnen en een rechthoekige deur in houten omlijsting met houten bolkozijn als bovenlicht. De rechter zijgevel dateert uit de eerste helft van de 18de eeuw: opgetrokken uit silexblokken en in de geveltop voorzien van twee kleine, rechthoekige vensters in een kalkstenen omlijsting met sponningbeloop en duimen.
Ten noorden van het erf, voormalige stal onder zadeldak (Vlaamse pannen) uit eind 18de, begin 19de eeuw. Stijl- en regelwerk met bakstenen vullingen op een hoge stoel van silexblokken. Het kapgebint is een ankerbalkstandjuk met geschoorde nokstijl. Bakhuis (?) van silexblokken onder zadeldakje (Vlaamse pannen) tegen de oostelijke zijgevel.
Ten zuiden van het erf, aanleunend bij het woonhuis, de voormalige dwarsschuur en stal uit dezelfde periode, sterk gewijzigd, doch met resten van het oorspronkelijke stijl- en regelwerk, thans met bakstenen vullingen.
- NIJSSEN J., Manuscript Voerense percelen, 1992.