Voormalige kinderwagenfabriek, opgericht in de Kortrijkstraat in 1887 door L. Van Heuverswyn en E. Hebbelinck, die als eersten op het vasteland Engelse onderdelen van kinderwagens monteerden. In 1898 overgenomen door V. Kluyskens. Vermoedelijk werd de fabriek rond 1907 overgebracht naar de Ommegangstraat in de oude gebouwen van het Sint-Jozefinstituut. Werd in 1911 "Hautekeete & Torck" en sinds 1927 bekend als "Les Usines Torck" van onder meer kinderwagens, kinderstoelen, looprekken, tuingarnituur, huishoudartikelen, poppenwagens, fietsen. Stopgezet in de jaren 1960. Gebouwen thans ingenomen als opslagplaatsen door de N.V. Speelgoed Beeusaert (nummers 58-60) en door de firma Romico (nummer 62-66).
Nummers 58-60. Hoofdgebouw van zes traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (pannen) uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Gecementeerde voorgevel met rechthoekige vensters. Fraaie glas-in-loodpaneeltjes bij de benedenvensters en gemarkeerde middentravee met gebogen pseudo-fronton met opschrift "Speelgoed Beeusaert". Rechts aanpalend bakstenen bedrijfsgebouw met brede toegangspoort.
Nummers 62-66. Bakstenen bedrijfsgebouwen van thans vier bouwlagen en respectievelijk vier, vijf en zeven traveeën onder plat dak, in kern daterend uit het laatste kwart van de 19de eeuw van het vroegere Sint-Jozefinstituut, aangepast in de eerste helft van de 20ste eeuw. De oorspronkelijke gebouwen van het Sint-Jozefinstituut behelsden in de eerste vier traveeën één bouwlaag en de gedeelten ernaast twee bouwlagen. Derde en vierde bouwlaag later toegevoegd. Centraal gebouw van vijf traveeën met gemarkeerd middenrisaliet met Brugse travee, waarin venster en nis met Sint-Jozefbeeldje, oorspronkelijk hoger opgetrokken in dakvenster. Getoogde vensters (houten roedeverdeling) en sierankers. Links en rechts flankerende gebouwen met getoogde vensters onder waterlijstje en metalen roedeverdeling. Zijtraveeën afgezet met bakstenen pilasters en baksteenfriezen op de borstweringen tussen de verdiepingen.
- VAN DEN ABEELE H. 1939: Handel, Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze VI, 80-83.