is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herisemmolen of Cartonnerie Winderickx
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Kartonfabriek Winderickx
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Kartonfabriek Winderickx: omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Molen ten Broek of Cartonnerie Winderickx
Deze vaststelling was geldig van tot
Indrukwekkend industrieel complex met watermolen, qua oorsprong opklimmend tot de 14de eeuw met een gebouwenpatrimonium daterend van de 16de tot de 19de eeuw.
De "Cartonnerie Winderickx" ligt op de grens tussen Dworp en Alsemberg. Vermoedelijk gaat de site terug op een hertogelijke banmolen die in 1321 voor het eerst wordt vermeld. In dat jaar bestond het Herisemhof uit 30 bunder land in cijns, een gemene beemd en een slijpmolen. Het domein was in leen gegeven aan de Heren van Herishem. Via verkopen en verervingen kwam het goed in handen van Jacques Wolfaerts, papierhandelaar te Antwerpen. Hij verkocht het goed in 1548 aan Nicolaas Nicolay, griffier van de orde van het Gulden vlies. Op dat ogenblik was er zeker een papiermolen. De slijpmolen moet dus tussen 1321 en 1548 omgebouwd zijn tot een papiermolen. Op dat ogenblik was de kerk van Alsemberg cijnshouder. In andere publicaties wordt 1551 naar voor geschoven als stichting van de papiermolen door Hendrik De Nayere. De Molenbeek werd toen verlegd ten voordele van de molen. Sporen van de oudste molen zijn herkenbaar in de gebouwen ten noorden van de Molenbeek, meer bepaald door de ijzerzandsteen die in de funderingen is verwerkt.
In 1763 werd de familie Winderickx via huwelijk eigenaar van de site. Uit een telling van 1794 door de Franse bezetter blijkt dat de site steeds een dubbele activiteit had: molen en landbouwuitbating.
In 1801-1802 werd het woonhuis gebouwd ten noorden van het erf. Eigenaar was dan Gillis I Winderickx. Op 14 januari 1805 verongelukte hij in de Dreef op de grens tussen Alsemberg en Rode. Een ongelukskruis werd op de plek opgericht.
Tussen 1834 en 1854 werd Herisemsite sterk uitgebreid en geherstructureerd. De uitbreiding van de productiecapaciteit van zowel de papiermolen als het hoevecomplex lagen aan de oorsprong. In 1834 werd de papierfabriek uitgebreid in oostelijke richting met een papier- en graanmolen. Gillis III Winderickx vroeg in 1836 of 1838 aan de gouverneur om de Molenbeek te mogen recht trekken tussen beide sluizen die in zijn eigendom waren, twee (nieuwe?) sluizen te bouwen, een waterspaarbekken aan te leggen en de bedrijfsgebouwen uit te breiden. Het gebouwencomplex werd vernieuwd en de eerste stap naar een industrieel bedrijf was gezet. Al snel werden niet enkel op de noordelijke maar ook op de zuidelijke beekoever bedrijfsgebouwen opgericht. In 1840 werd een vrijstaande droogruimte voor het papier gebouwd die opgewarmd werd met cokes. Twee jaar later werd een wagenhuis annex schrijnwerkerij opgetrokken met op de bovenverdieping een droogzolder. In 1843 vroeg Gillis III de toelating tot het plaatsen van een tweede rad.
De eerste vermelding van een graanmolen op de site verscheen in archiefstukken van 1848. In 1847 waren twee papierkuipen op non actief gezet. In 1854 sprak een verzekeringscontract over de combinatie van een papier- en graanmolen. Na dat jaar verdween de graanmolen uit de archieven. Mogelijk had de tijdelijke graanfunctie te maken met de economische crisis van midden jaren 1840. Toch bleef een graaninstallatie bewaard voor eigen gebruik zeker tot de Tweede Wereldoorlog. De meest noordelijke schuur op de site werd kadastraal geregistreerd in 1850 en werd gebouwd op het ogenblik dat de graanmolen in bedrijf was. Tegen 1854 bestond de site dus uit de papier- en graanmolen in het zuiden, het woonhuis in het noorden en ten westen van noord naar zuid een schuur, paardenstal, drogerij en het magazijn met wagenhuis.
In 1858 waren alle drie de papierkuipen weer actief. Vanaf dan werd er ook karton geproduceerd en verminderde de papierproductie stelselmatig. Die beslissing resulteerde in een nieuwe moderniseringscampagne die begon met de bouw van een nieuwe brug over de beek in 1862. In 1864 werd op de zuidelijke beekoever een nieuwe droogplaats opgetrokken die later uitgebreid werd met een smidse. Het drogen gebeurde met platen verwarmd door ter plaatse opgewekt warm water of stoom. In 1873 werd de eerste stoommachine geplaatst. Dat jaartal markeert de ombouw van de Herisemmolen van een ambachtelijk naar een industrieel bedrijf.
Gillis III en zijn echtgenote Maria-Anna Rossel schonken de Herisemmolen in 1874 aan hun drie zonen die in 1877 een gebouw optrokken voor de eindafwerking van het karton. Toen in 1882 een zwaardere stoommachine werd geplaatst, werd er ook een grotere drogerij opgetrokken. In 1892 verdeelden de drie broers hun eigendommen. Franciscus–Xaverius kreeg de molen van Herissem. In 1894 werd de nu nog bewaarde stoommachine 'Bollinckx' aangekocht. Om de productie te optimaliseren werd de Molenbeek overbrugd met een nieuw productiegebouw en de drogerij werd nogmaals uitgebreid. De werken vonden plaats tussen 1894 en 1897. Nog in 1899 kwam er elektrische verlichting maar na 1900 vielen de investeringen stil. In 1942 werd de productie stopgezet.
De papiermolen heeft steeds samen bestaan met de hoeve. Beiden waren eigendom van verschillende personen of werden afzonderlijk verpacht zodat er over de hoevefunctie weinig gegevens bewaard bleven. De hoeve werd voor de eerste keer vermeld in een archiefstuk uit 1763 en de Ferrariskaart toon twee volumes ten noorden van de watermolen. De Gelas gaat ervan uit dat de gebouwen voor 1802 uit vakwerkbouw bestonden. In dat jaar werd het huidige boerenhuis opgetrokken. De schuur en paardenstal ten westen van het erf werden in 1850 kadastraal geregistreerd.
Omstreeks 1900 was er in de oude drogerij uit 1840 een kleine zeepziederij gevestigd die zich specialiseerde in fijne geparfumeerde zeep. Met de onverwachte dood van de zeepmaker stopte de productie.
Hoevegebouwen en industriële constructies uit de 16de tot 19de eeuw, in los verband gelegen aan beide zijden van de Fabriekstraat en op de oevers van de Molenbeek.
Prominent gelegen bakstenen boerenburgerhuis uit 1801-1802 op het hoogste punt van het erf. Het dubbelhuis met verhoogde begane grond telt zeven traveeën en tweeënhalve bouwlaag onder een zadeldak tussen aandaken met vlechtingen en rustend op geprofileerde modillons. De lijstgevel steunt op een gedeeltelijk gecementeerde plint. Rechthoekige deur- en vensteropeningen ritmeren de bakstenen gevel. De vensters zijn beluikt op de benedenverdieping. De gevel is met een gevelsteen gedateerd boven de deur: 1802. De zijgevels vertonen top- en schouderstukken. In de linker zijgevel hoekstenen van witte natuursteen en drie rechthoekige vensters, waarvan het zoldervenster werd dichtgemetseld. Het originele schrijnwerk bleef bewaard.
Ten westen van de Fabrieksstraat liggen de hoevegebouwen op een rij ingeplant. Het meest noordelijke gebouw is een bakstenen, driebeukige langsschuur van vier traveeën onder overstekend pannen zadeldak, nok parallel met de straat, kadastraal geregistreerd in 1850. Aan de erfzijde, horizontaal belijnd met een gecementeerde muurband en gevelfries. Centraal een rechthoekige deur onder houten latei. Beide zijpuntgevels vertonen aandaken met vlechtingen en een rechthoekige poort onder rondbogige ontlastingsboog met blind gevelveld en in de geveltop een oculus. De zuidelijke zijgevel heeft een segmentboogdeur die toegang geeft tot een half ondergrondse overwelfde kelder. Een mechanische dorsmolen, verbonden met de papiermolen was opgesteld in de schuur. De overbrengingsmechaniek tussen rad en schuur bleef bewaard en is ter hoogte van de schuur deels zichtbaar.
De bakstenen paardenstal omstreeks 1850, telt drie traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak, nok evenwijdig met de straat. Centraal een tweeledig rechthoekig venster, geflankeerd door twee met hardsteen omlijste rechthoekige staldeuren onder bakstenen ontlastingsboog en erboven twee laadluiken. Aandaken met vlechtingen en een oculus in de topgevel.
De drogerij annex schrijnwerkerij uit 1840-1842 sluit de erfwand ten zuiden af. De drogerij is een bakstenen gebouw van één bouwlaag en drie ongelijke traveeën onder een pannen zadeldak, nok evenwijdig met de straat. De rechthoekige muuropeningen zijn gevat onder houten lateien en bakstenen ontlastingsbogen. Aansluitend de schrijnwerkerij annex karrenkot en drogerij van vijf traveeën bij twee traveeën, twee bouwlagen onder een pannen zadeldak evenwijdig aan de straat. Eenvoudig bakstenen gebouw met in de lijstgevel rechthoekige muuropeningen op de gelijkvloerse verdieping en vijf grote vensters afgesloten met houten lamellen onder het dak, verwijzend naar de vroegere functie als drogerij. De aandaken zijn voorzien van vlechtingen en hebben een grote rechthoekige poort onder houten latei met erboven een ontlastingsboog. De noordelijke puntgevel heeft een plint in ijzerzandsteen.
Nog steeds ten westen van de Fabriekstraat ligt ten zuiden van de Molenbeek de drogerij uit 1864 annex smidse, momenteel een horecazaak. Het is een bakstenen gebouw van vier traveeën onder een overstekend zadeldak. Centraal een grote vierkante schouw. Rechthoekige beluikte muuropeningen. Aansluitend ten noorden een klein volume van één bouwlaag en één travee onder een pannen lessenaarsdak.
De kartonfabriek ligt ten zuiden van het erf op beide oevers van de Molenbeek. Het complex bevat twee delen: het oudste deel dat teruggaat tot de 16de eeuw op de noordelijke beekoever en het voornamelijk 19de-eeuwse deel op de zuidelijke beekoever.
De oudste bewaarde gebouwen op de noordelijke oever werden eind 18de - begin 19de eeuw in gebruik genomen en rusten vermoedelijk voor een deel op oudere grondvesten van ijzerzandsteen uit de 16de eeuw. De westelijke vleugel is een rechthoekig pand van vier traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak, nok evenwijdig met de straat. De zuidelijke lijstgevel is opgetrokken uit natuursteen, de noordelijke lijstgevel uit baksteen. Rechthoekige muuropeningen doorbreken de gevels, op de bovenverdieping voorzien van houten lamellen ter bevordering van de luchtdoorstroming op de droogzolder. De westelijke zijgevel heeft een aandak met vlechtingen, ijzerzandsteen in de onderbouw en sporen van gedichte vensters. De aansluitende oostelijke bakstenen vleugel uit 1834 telt zeven traveeën en twee bouwlagen onder een overstekend pannen zadeldak, nok parallel aan het erf. De muuropeningen die op een bepaald ogenblik verkleind zijn, zijn rechthoekig. Aandaken met vlechtingen. Op de nok een kleine klokkenstoel.
Het gebouw voor de eindafwerking uit 1877 werd opgetrokken op de berm tussen beide beken en telt vier traveeën en twee bouwlagen onder een overstekend pannen zadeldak, nok evenwijdig met de beken. De lijstgevels worden horizontaal belijnd met muizentandfries. De muuropeningen zijn segmentboogvormig. Ten oosten ervan een klein bakstenen volume van drie traveeën en anderhalve bouwlaag hoog met segmentboogvormige muuropeningen.
Op de zuidelijke oever werd in 1882 de machinezaal opgetrokken. Het is een onopvallend bakstenen volume van drie traveeën en één bouwlaag onder een overstekend pannen zadeldak, nok evenwijdig aan de beek. Twee segmentboogvensters doorbreken de lijstgevel. Aansluitend een bijgebouw van één travee en één bouwlaag onder een pannen lessenaarsdak met segmentboogvormige muuropeningen. De machinezaal wordt gedomineerd door de vierkante schouw met licht uitkragende kop, afgescheiden van de schacht door twee smalle lijsten in hardsteen; schouw-onderbouw licht geaccentueerd door een hardstenen lijst; opening aan de voet als toegang tot binnenzijde; versterkt met ijzeren banden.
Aansluitend ten westen de laat 19de-eeuwse bakstenen droogzaal van zeven traveeën en één bouwlaag onder een pannen zadeldak, nok evenwijdig met het erf. Grote segmentboogpoort in de westelijke zijgevel. Ten westen van de drogerij twee bakstenen vleugels uit dezelfde periode Het middelste volume telt twee traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak en heeft het uitzicht van een drogerij met houten lamellen op de verdieping. Het meest westelijke volume telt vier traveeën en één bouwlaag onder een pannen zadeldak, nok parallel met het erf en de beek. Twee segmentboogvensters.
Tussen deze hoofdgebouwen kleinere verbindende bakstenen volumes van één bouwlaag onder zadeldaken die over de beken gebouwd werden.
De Herisemmolen is een mooi voorbeeld van de overschakeling van fysische naar mechanische drijfkracht. De aandrijving van de technische installatie geschiedde door twee ingebouwde ijzeren waterwielen, later aangevuld met een stoommachine van S.A. des Ateliers de Construction H. Bollinckx, Brussel en vanaf de 20ste eeuw met een gelijkstroomdynamo A.E.G.-Union Electrique S.A. (Brussel) 115-160 V, 10-29 A. De productie-installatie is op enkele details na volledig bewaard, en omvat onder meer 'hollanders', een papier-plettermolen, droogzaal met door stoom verhitte ijzeren droogplaat, een hydraulische gietijzeren kartonpers, snijmachines en stoom-kalanders.
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herisemmolen of Cartonnerie Winderickx [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/38864 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.