Vakwerkhoeve uit de 18de eeuw bekend als Het Rood Kloosterken, gelegen in het glooiende landschap van Dworp.
De oudst bekende eigenaar van het Rood Kloosterken in het gehucht Kitsem was het Brusselse Sint-Jansgasthuis. Een eerste vermelding dateert uit 1588. De herkomst van de naam is onduidelijk. Het naastliggende perceel werd in de 17de eeuw het 'Kloosterveld' genoemd. Uit 19de-eeuwse archiefdocumenten én het archief van R. Lemaire, bleek dat de hoeve toen groter was dan vandaag. Resten van ijzerzandsteen die in de beginjaren 1980 archeologisch werden onderzocht, bleken fundamenten te zijn en bevestigden de oorspronkelijk grotere afmetingen van de hoeve. De oudste fase van het Rood Kloosterken lag deels onder en ten noorden van het huidige gebouw. Ze bestond uit een stal, wagenkot en wellicht een woongedeelte. Die constructie werd door Franse troepen platgebrand tussen 1689 en 1692. De hoeve werd kort nadien heropgebouwd bovenop de oude fundering.
Kaartmateriaal en archeologisch onderzoek suggereren als bouwjaar 1713, het type vakwerkbouw en de constructiemethode wordt door A.M. Consult gesitueerd tussen de 17de en de 19de eeuw. R. Lemaire vermeldt nog het jaartal 1768 op de haardroei. Dat gegeven kon in 1984 niet meer geverifieerd worden. A.M. Consult wijst er op dat het Rood Kloosterken bouwelementen uit zowel de leembouw als de stenen hoevebouw combineert en schuift de bouwperiode daarom naar de tweede helft van de 18de eeuw. De hoeve behoort volgens hen tot het overgangstype tussen beide bouwtechnieken. Dezelfde studie wijst er op dat de bouwtechniek behoort tot die van Midden-, West-Brabant en Oost-Vlaanderen. Het pand werd uitgebreid in de eerste helft van de 19de eeuw. In het tweede of derde kwart van de 20ste eeuw werd de hoeve opnieuw verkleind. In 1996 werd het Rood Kloosterken gerestaureerd onder leiding van architect A. Van Eemeren uit Antwerpen.
Dwars op de rijweg ingeplant woonstalhuis in vakwerk, tien traveeën en één bouwlaag onder een overstekend pannen zadeldak. Het vakwerk steunt op een bakstenen voet en werd ingevuld met leem. Goed bewaarde constructie in stijl- en regelwerk met uitstekende ankerbalken en houten kozijnen voor deuren en vensters. De vensters aan de voorzijde zijn beluikt. Aan de achterzijde werd een aanbouw onder zadeldak opgetrokken. De hoeve vertoont de voor de streek vaker voorkomende structuur van woonhuis en stal onder doorlopend dak. Binnenin bleef die oorspronkelijke structuur herkenbaar met in het woongedeelte een bakstenen schouwmantel.
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Mertens J. 2017: Hoeve Het Rood Kloosterken [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194204 (geraadpleegd op ).
Langgestrekt hoevetje in vakwerkbouw met lemen vullingen, bakstenen voeting en een zadeldak (pannen), opklimmend tot de 18de eeuw. Goed bewaarde constructie in stijl- en regelwerk met uitstekende ankerbalken en met houten kozijnen voor deuren en vensters.
Bakstenen schouw binnenin.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Hoeve Het Rood Kloosterken [online], https://id.erfgoed.net/teksten/38891 (geraadpleegd op ).