is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Ambrosius
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Ambrosius
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Ambrosius
Deze vaststelling was geldig van tot
Georiënteerde gotische parochiekerk gelegen in het dorpscentrum van Dilbeek en oorspronkelijk omgeven door een ommuurd ovaal kerkhof. De kerk ligt op een kleine heuvel en is door de schaarse bebouwing ten zuiden ervan goed zichtbaar vanop de hoger gelegen Ninoofsesteenweg. De kerk werd beschermd als monument in 1938 (datum besluit: 25 maart 1938).
Het voormalige kerkhof werd in de jaren 1930 geruimd, nadat het begin 20ste eeuw nog werd vergroot. Uit een rapport opgemaakt in 1941 door briefwisselend lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen Leonce du Castillon blijkt dat de graven sinds 1937 werden overgebracht naar de nieuwe begraafplaats en dat er slechts enkele hardstenen grafstenen en kruisen overbleven. Ook grote delen van de bakstenen ommuring werden gesloopt in 1937. Deze werken gebeurden zonder toestemming van de KCML. De bakstenen ommuring met toegang is wel deels bewaard aan de zuidzijde. Het voormalige kerkhof is via het Marktplein links van de pastorie toegankelijk via een hardstenen trap en een ijzeren poort tussen twee zandstenen pijlers bekroond door een hardstenen geprofileerde deksteen met bol. In de muur is ook een doorgang aanwezig die uitkomt in de pastorietuin. Het kerkhof werd vervangen door een grasperk en parking.
Volgens Verbesselt bestond er in Dilbeek nog geen kerk in de 7de eeuw en dit op basis van de Vita Alena, deze Merovingische heilige stierf rond 640 (zie gemeente-inleiding). Indien er een kerk in Dilbeek werd opgericht kort na haar dood en waar haar ouders zouden begraven zijn volgens de legende, zou deze kerk haar naam dragen en niet deze van Sint-Ambrosius (een 11de-eeuwse titelheilige). Volgens Verbesselt werd de kerk pas opgericht tussen de 9de en de 11de eeuw. Een eerste vermelding van een parochie Dilbeek dateert van 1075. De stichting van de parochie gebeurde volgens Verbesselt door toedoen van de bisschoppen van Kamerijk, maar het is ook een gemeenschapskerk door de verre afstand van haar moederkerk Anderlecht. Volgens Verbesselt werd de parochie kort na 1075 onafhankelijk van Anderlecht, maar niet qua bediening. Over de rechtstoestand van de parochie werd eeuwen lang getwist tussen de pastoors van Anderlecht, Dilbeek en het kapittel van Anderlecht.
Volgens een beschrijving van de pastoor in 1901 zou de huidige kerk dateren van 1271, er bestaan geen andere bronnen voor deze bewering. De huidige westtoren en de zijtraveeën van deze toren werden volgens de literatuur wel opgericht in de 13de eeuw in vroeggotische stijl. De bovenste geleding van de toren is waarschijnlijk van latere datum. Het schip, het transept en het koor zijn laatgotisch en dateren waarschijnlijk uit de 14de en 15de eeuw. Volgens een decanaal verslag werd er in 1621 gestart met grote werken aan de kerk. Het is niet bekend wat deze inhielden.
Twee tekeningen van de kerk uit het kaartboek van de abdij van Groot-Bijgaarden van 1624 en van 1722 tonen eenzelfde opbouw. Beide geven een kerk weer met schip, koor en een vieringstoren met twee uitgesproken zijkapellen. Voorts is er eveneens een kleine zijkapel tegen het schip die mogelijks de voormalige toegang was. Deze tekeningen komen niet overeen met de huidige opbouw. Het belangrijkste verschil is de huidige aanwezigheid van een westtoren die niet afgebeeld is. Rond de kerk werd een ommuurd kerkhof weergegeven.
Een afbeelding van de kerk in 1764 in het archief van OCMW van Brussel toont de kerk met de westtoren, een schip en driezijdige koorafsluiting (?). Links en rechts van de toren zijn uitgesproken zijkapellen (?) te zien, maar er was geen transept afgebeeld.
Volgens Wauters ondergingen de zijbeuken begin 19de eeuw een gedeeltelijke restauratie. Begin 20ste eeuw onderging de kerk belangrijke wijzigingen tijdens de restauratie tussen 1905 (aanbesteding) en 1912 onder leiding van architect Henri Valcke (Ledeberg). Deze restauratie gaf de kerk haar huidige uitzicht. Volgens een beschrijving van Cosyn in 1910 gaf deze restauratie de kerk opnieuw haar "cachet primitif". De noordwestelijk gelegen doopkapel en de sacristieën werden tijdens deze restauratiecampagne gebouwd (1908) in neogotische stijl, de noordelijke sacristie ter vervanging van een oudere aanbouw onder lessenaarsdak (zie oude foto’s en plan van de oude toestand bij restauratie). De zijbeuken onder lessenaarsdak werden vervangen door zijbeuken in de vorm van haakse zijkapellen. De zijbeuken waren voor de restauratie, evenals de steunberen, deels opgebouwd uit baksteen, wat volgens de literatuur wijst op een latere toevoeging ten opzichte van het transept dat volledig opgebouwd was uit natuursteen. Ook de zijtraveeën of aanbouwen ten noorden en ten zuiden van de toren werden voorzien van een puntgevel, aansluitend bij de zijbeuk. Door deze wijzigingen werden de muren van het schip opnieuw zichtbaar en ontstond er een lichtbeuk, die voor de restauratie niet aanwezig was. De zijbeuken zaten voor de restauratie mee onder het doorlopend zadeldak van de middenbeuk. Bij de restauratie werden ook de gewelven van de zijbeuken en het noordelijk transept vervangen door stenen gewelven met ribben voorzien van een schildering. Al het maaswerk van de muuropeningen werd toegevoegd tijdens de restauratie en is neogotisch. De toevoegingen van de restauratie zijn duidelijk zichtbaar door het kleurverschil in de gebruikte stenen, duidelijk merkbaar in de puntgevels van het transept.
Tijdens deze restauratiewerken werden in 1906 ook de muurschilderingen van rond 1600 ontdekt op de zuilen van het schip. Ze werden blootgelegd door het atelier van de Gentse decoratieschilder en restaurateur Léon Bressers. Volgens de Koninklijke Commissie voor Monumenten liet hun slechte bewaringstoestand geen restauratie toe, uitgezonderd de eerste figuur aan de noordzijde. Men adviseerde alles te documenteren. Beter bewaard waren de secratiekruisen op de zuilen. Deze kruisen en de figuur op de noordelijke zuil werden gerestaureerd. Een jaar later werden er nog schilderingen op de gewelven gevonden rond de sluitstenen en twee figuren aan de ingang van de kerk, aansluitend op deze van de zuilen. Het laatgotische rankwerk rond de sluitstenen van het koor werd gerestaureerd (overschilderd) door Bressers en de rest van de kerk werd onderworpen aan een neogotische beschildering eveneens naar ontwerp van Léon Bressers. De nieuwe schilderingen waren klaar in 1917. Naar aanleiding van een restauratiedossier voor de schilderingen werd er een grondig vooronderzoek uitgevoerd in de jaren 2000, waarbij geconstateerd werd dat er nog sporen van de oorspronkelijke polychromie rond de gewelfsleutels bewaard is gebleven.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kerk beschadigd; de KCML gaf in 1947 een gunstig advies voor het herstel van de kerk. In 1948 volgt gunstig advies om het torenuurwerk te herstellen na oorlogsschade.
De laatste restauraties startten in 1993 (toren en dak), in 2005 vonden er stabiliteitswerken plaats en later werden de overige gevels en de glasramen gerestaureerd. De laatste restauratiefase, waarin het interieur met de schilderingen wordt behandeld, moet nog plaatsvinden.
De kerk is grotendeels opgebouwd uit witte zandsteen die volgens de literatuur afkomstig is van steengroeven uit de buurt (zie gemeente-inleiding) en zandsteen die gebruikt werd tijdens de restauratiecampagne begin 20ste eeuw. De plattegrond vertoont de vorm van een Latijns kruis met een westtoren tussen twee aanbouwen, een driebeukig schip van drie traveeën, een transept van één travee met een rechte sluiting en een koor van twee traveeën en een driezijdige sluiting. Het koor wordt geflankeerd door sacristieën en ten noordwesten is er een aangebouwde doopkapel, van één rechte travee met driezijdige sluiting. Zowel de sacristieën als de doopkapel werden tijdens de restauratie begin 20ste eeuw toegevoegd.
Vierkante toren van vier geledingen onder een ingesnoerde naaldspits (leien). De toren wordt ten westen gestut door steunberen, de zuidelijke steunbeer is uitgewerkt als traptorentje. Begane grond voorzien van een korfboogdeur, spitsboogvormig westervenster met Y-travering in de tweede geleding, een gedicht rechthoekig tweelicht omlijst met zuiltjes met kapiteel op de derde bouwlaag en spitsboogvormige galmgaten op de bovenste geleding. Aansluitend ten noorden en zuiden van de toren uitbouwen aansluitend bij de zijbeuken met aan de westgevel groot neogotisch spitsboogvenster met maaswerk.
Het schip onder zadeldak is voorzien van spitsboogvormige bovenlichten (toegevoegd tijdens de restauratie begin 20ste eeuw). De zijbeuken zijn uitgewerkt als dwarskapellen waardoor het uitzicht een zekere ritmiek vertoont door de opeenvolgende zadeldaken. Deze werden eveneens aangebracht tijdens de restauratie in 1908, voor de restauratie waren de zijbeuken afgedekt met lessenaarsdaken (dit is nog duidelijk zichtbaar op foto’s van voor de aanpassingen). De zijbeuken worden overigens ook geritmeerd door steunberen en in de puntgevels zijn brede lichte spitsboogvormige vensters aanwezig met maaswerk. De gevels van de aanbouwen aan beide zijden van de toren werden tijdens de restauratie eveneens vervangen door puntgevels aansluitend bij de zijbeuk. De neogotische puntgevels ten zuiden en noorden hebben alle top en schouderstukken en zijn bekroond met een kruis. Tussen de puntgevels zijn waterspuwers aanwezig voor de afvoer van het hemelwater. In de puntgevel van de noordelijke transeptarm ziet men duidelijk het verschil tussen de oorspronkelijke muurdelen en de later toegevoegde puntgevels. Het koor wordt eveneens gestut door steunberen en verlicht door middel van spitsboogvensters. Neogotische doopkapel ten noorden met ten oosten een klein toegangsportaal onder lessenaarsdak. In het koor van de doopkapel kleine spitsboogvormige vensters.
Tegen de buitengevel van het koor liggen nog een aantal grafstenen, waaronder ook nog een stuk van de grafsteen van Joannes Carolus Henricus Malo (°1785), zoon van dorpsheer Jan Balthazar Malo, en zijn echtgenote Joanna Catharina ÿ Velasco (°1777) (niet meer leesbaar). Volgens Wauters bevond de grafsteen zich in de kerk, maar de archiefbronnen spreken dit tegen. Verder liggen er grafstenen van enkele priesters van Dilbeek.
De toren is naar het schip geopend door spitsbogen op halfzuilen met een polygonale sokkel en een knoppenkapiteel en is op de begane grond overwelfd door een kruisribgewelf.
Basilicaal schip geritmeerd door zuilen met een ronde sokkel en een koolbladkapiteel en spitsboogvormige scheibogen; gepolychromeerde kruisribgewelven, in de zijbeuken steunend op consoles, in de middenbeuk via zware schalken op de dekplaat der kapitelen. Op de boogvlakken naast de vensters van het schip zijn de twaalf apostelen afgebeeld, aangebracht door Bressers bij de restauratie begin 20ste eeuw. Verder zijn er nog twee voorstellingen uit het leven van Maria op de zijwanden van de viering en een kleine figuur van koning David bovenaan de tribune in het zuidelijk transept. Al deze figuren zijn op doek geschilderd en daarna aangebracht op de muren. De laatste noordelijke zuil heeft nog een schildering van 1573 met afbeelding van de Heilige Johannes, de evangelist met onderaan het wapen van de familie Ghindertaelen, gerestaureerd begin 20ste eeuw. De hoger gelegen delen van de muren kregen een schildering van baksteenimitatie. De gewelfschilderingen bestaande uit een rankschildering rondom de sluitstenen van het schip en de zijbeuken zijn neogotisch. De vloer van schip en zijbeuken bestaan uit zwarte natuursteen (Basècle en blauwe hardsteen).
Koor met kruisribgewelf met ronde sluitstenen en hulpribben rustend op consoles. De gewelven hebben een laatgotische rankenschildering die gerestaureerd (overschilderd) werd begin 20ste eeuw. De wanden van het koor kregen een neogotische schildering met een damastschildering (textielimitatie) en daarboven een baksteenimitatie met decoratieve motieven. De vloer is een tegelvloer gelegd in een decoratief patroon. Sacristie ten zuiden van het koor met parketvloer. Boven deze sacristie is een tribune aanwezig met orgel, zichtbaar boven het Sint-Alena-altaar in de zuidelijke zijbeuk. Deze tribune werd gebouwd ter vervanging van een 18de-eeuws doksaal. Deze ruimte is bereikbaar via een trap in de berging tussen het koor en de sacristie.
De doopkapel is volledig neogotisch ingericht en heeft een houten spitstongewelf met schildering. Het ontwerp van de schildering dateert van 1907 (L. Bressers). De wanden kregen ook een damastschildering met daarboven baksteenimitatie met decoratieve motieven.
Verschillende grafstenen in de vloer, waaronder ook van pastoors en onderpastoors. De grafstenen liggen volgens een inventaris van 1825 niet allemaal op hun oorspronkelijke locatie. Dit is waarschijnlijk een gevolg van de restauratie uit begin 20ste eeuw waarbij ze werden samengebracht achteraan in de kerk. In de westgevel gedenksteen voor Franciscus de Viron, 1913 en voor de baronnen de Viron de Dieval.
Hoofdaltaar met retabel van de Heilige Ambrosius met inscriptie "Gegeven door de parochianen 1930" en "Sanctis Ambrosio et Alenae hoc voverunt fideles hujus parochiae aem. Geets past.". In het archief van de KCML is briefwisseling van 1931 bewaard met vermelding van beeldhouwer Bruno Gerrits (Antwerpen) voor het hoofdaltaar.
Ten zuiden neogotisch Sint-Alena-altaar met houten beeld van de heilige (circa 1500) in een houten retabel met inscriptie "J. Van Tuyn 1913". Ten noorden Sint-Anna-ten-drieënaltaar met beeld van Sint-Anna-ten-drieën (16de eeuw) in een houten retabel. Wapenschild met leuze "Leure constantia victrix" en opschrift "Munificentia/ Familiae – G/ Moeremans – Peers/ de Nieuwburgh/ erectum. MCMXJ".
Polychroom beeld van de heilige Ambrosius, een geschenk van baron de Viron de Dieval uit 1919 (zie opschrift). Polychroom beeld van de Heilige Antonius van Padua uit de 18de eeuw. Eikenhouten biechtstoel (westgevel) in Lodewijk XIII-stijl gedateerd 1652 en bekroond met een engelenhoofd en versierd met bladwerk. Eiken 18de-eeuwse biechtstoel ingewerkt in de lambrisering. Neogotische biechtstoel uit begin 20ste eeuw. Eiken 18de-eeuwse communiebank. Eiken preekstoel uit de 17de eeuw. Houten neogotisch tochtportaal. Hardstenen doopvont van 1886 gemaakt door G.M. Lathouwers.
Verschillende schilderijen waaronder één in het noordelijke transept door Gaspard De Crayer van 1649-1669 die de doop van de ouders van de Heilige Alena voorstelt.
Verschillende glasramen uit de 19de en 20ste eeuw. De glasramen in het koor werden bekostigd door de familie de Viron (zie wapenschild), geplaatst in 1908 en ze werden vervaardigd door het atelier Edward Steyaert (1868-1932) uit Schaarbeek. Glasraam van 1941 met de Heilige Alena en een afbeelding van de kerk. De andere ramen werden vervaardigd tussen 1938 en 1955.
Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Verheydenstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Ambrosius [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/38937 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.