Omgekeerd georiënteerde parochiekerk (koor westwaarts) met een pseudo-basilicale aanleg, centraal in de dorpskom gelegen met omringende parking. De neogotische kerk dateert uit het midden van de 19de eeuw, ter vervanging van een oude Kruiskapel. Het oorspronkelijke kerkhof rond de kerk werd in 1951 gesloten en het nieuwe werd in gebruik genomen. De laatste zerken rond de kerk verdwenen in 1956 en in 1958 werd de ijzeren omheining afgebroken.
De geschiedenis van kerk van Schepdaal gaat terug op een oude Heilige Kruiskapel, mogelijks een pre-romaans kapelletje op de locatie van een ouder missiekruis. Deze Heilige Kruiskapel zou gestaan hebben op ongeveer dezelfde locatie als de huidige parochiekerk op de heuvel. Wanneer deze kapel vervangen werd door een grotere kapel in kruisvorm is niet geweten. Tot de 14de eeuw ontfermde het kapittel van Anderlecht zich over de kapel en de kapelanie, daarna werd de Abdij van Nijvel verantwoordelijk voor de lasten en inkomsten verbonden aan deze kapel van Kelegem (zie ook gemeente-inleiding). De kapelanie werd toen verbonden met de parochie van Sint-Martens-Lennik, die instond voor de kapelaan of hulppriester. De kapel zou een vroeg-gotisch schip hebben gehad. Van deze vroeggotische kapel bestaat nog een tekening van 1703 volgens Verbesselt en Wouters beschrijft ze in "Les environs de Brussel". Het ging om een kruiskerk met een vroeggotisch schip dat van de zijbeuken gescheiden werd door ronde pilaren die de kruisribgewelven ondersteunden. Het koor en de dwarsbeuk hadden gotische spitboogramen en op de gewelven van het koor was het jaartal 1716 waarneembaar, vermoedelijk hersteld na de vernielingen van de beeldenstorm of de doortocht van het Franse Leger. De kruisbeuk had een vieringstoren met een slanke torenspits. De kapel bezat naast het hoofdaltaar nog twee zijaltaren toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw en aan Sint-Rochus.
Begin 19de eeuw was de voormalige kapel te klein geworden. Het vergroten van de bestaande Kruiskapel werd voor het eerst besproken tijdens de zitting van de kerkraad op 3 januari 1836. In 1849 werd er besloten om tot de bouw van een grotere kerk over te gaan. De voormalige kerk werd nog hetzelfde jaar afgebroken. De nieuwe kerk werd gebouwd volgens de plannen van architect Spaak (volgens een zitting van de kerkraad op 16 november 1849), op ongeveer dezelfde plaats als de oude kapel. De toegang van de kerk werd wel verlegd naar de E. Eylenboschstraat of het oosten (vroeger was deze gelegen aan de achter- of westzijde). Bij de bouw van de nieuwe kerk werd een deel van de "kerkberg" waarop de oude kerk had gestaan, achter de huidige kerk afgegraven, om de bakstenen te kunnen maken voor de nieuwe kerk. Ook het kerkhof rond de kerk werd vergroot en de werken voorzagen ook een nieuwe omheining rond het kerkhof. De eerstesteenlegging vond plaats op 19 juli 1850 en de kerk werd gewijd op 12 september 1853 door Kardinaal Engelbertus Sterckx. De kerk werd kadastraal geregistreerd in 1851 als een "reconstruction total". Spaak gebruikte buiten de gotische decoratieve elementen, geen elementen uit de gotische constructiemethode. De kerk geeft eerder een massieve indruk. Voor het gebruik van witte zandsteen werd mogelijks gebruik gemaakt van het afbraakmateriaal van de oude kapel. In de rekeningen wordt immers nergens melding gemaakt van de aankoop van steen, maar wel voor de verwerking ervan.
In 1876 loopt de kerk stormschade op, onder andere aan de daken, en werd deze hersteld. In 1903 werden er herstellingen uitgevoerd volgens de plannen van architecten Struyven en Dankelman. In 1994 vernielde een torenbrand het orgel. Hierna drong zich een restauratie van het interieur op, waarbij de kerk herschilderd werd.
Neogotische kerk op een rechthoekige plattegrond met een driebeukig schip van zes traveeën met ingebouwde westertoren, een koor van twee traveeën en een driezijdige sluiting, ten zuiden van het koor de sacristie en ten noorden een bergruimte, beide van twee traveeën. In oorsprong was er een doopkapel ten noorden van het portaal. Baksteenbouw onder een leien bedaking en het koor is bekroond met een metalen kruis. Verwerking van zandsteen in de plint, de hoekbanden en de –pilasters en blauwe hardsteen voor vensteromlijstingen. Oostgevel van drie traveeën met een verjongende toren, als inkomrisaliet uitgewerkt, afgeboord met zandstenen hoekkettingen en blauwe hardstenen dekplaten ter hoogte van de versnijdingen. Zandstenen vlakke hoekpilasters gedeeld door tussendorpel in blauwe hardsteen en bekroond door een blauwe hardstenen pinakel. Spitsboogvensters met glas in lood, geprofileerde blauwe hardstenen omlijsting en omlopende waterlijst met korte gestrekte uiteindes. De gevel wordt bekroond door een rondbogenfries van gesinterde baksteen op zandstenen consooltjes. Spitsboogvormige toegang met eveneens een geprofileerde blauwe hardstenen omlijsting en omlopende waterlijst met korte gestrekte uiteinden. Inkomrisaliet overgaand in vierkante toren onder een leien ingesnoerde naaldspits bekroond met een kruis en een kerkhaan. Spitsboogvormige galmgaten, ten oosten met eenzelfde omlijsting als de vensters, de overige zonder omlijsting. De toren wordt beëindigd door gedichte steigergaten, een zandstenen fries en een houten kroonlijst op modillons onder een ingesnoerde leien naaldspits.
Het schip telt zes traveeën (de meest oostelijke is blind) geritmeerd door eenvoudige spitsboogvensters met glas in lood en bij restauratie aangebrachte voorzetvensters. De muuropeningen hebben hardstenen lekdrempels en de bakstenen spitsbogen zijn bekroond door een vlakke zandsteen. Gevel bekroond door fries met zandstenen steigergaten en afgeronde baksteenfries. Het koor sluit stilistisch aan bij het schip. Ten zuiden tegen het koor de éénlaagse sacristie met zelfde uitzicht (getraliede vensters), ten noorden tegen het koor de bergruimte met dienstingang (rechthoekig met een vlakke hardstenen omlijsting). Beide onder een leien lessenaarsdak. Tegen westgevel van de sacristie grafsteen van Z.E.H. Hendrik Appelmans (zie Appelmansstraat).
Eenvoudig bepleisterd en beschilderd interieur. De muren van de zijbeuken hadden in oorsprong geschilderde schijnvoegen en de muren van het koor en apsis waren eveneens beschilderd (zie oude foto’s). De kerk werd in 1971 geschilderd en na de brand in 1994 gebeurde dit opnieuw. De toren is naar het schip geopend door een spitsboog. Eveneens spitsboogvormige scheibogen tussen hoofdbeuk en zijbeuken op octogonale zuilen en hardstenen sokkels. Deze zuilen hadden in oorsprong een marmerschildering. In de beuken en het koor zijn er kruisribgewelven met eenvoudige sluitstenen en ribben uitgevend op eenvoudige consooltjes. De kruisribgewelven zijn gemaakt van houten spanten met bepleisterd latwerk.
Tussen 1853 en 1900 zal men het oude meubilair van de oude kapel geleidelijk aan vervangen door nieuw meubilair dat neogotisch van stijl is. Rond 1970 werden onder andere de meeste heiligenbeelden, de kruisweg en de preekstoel verwijderd.
Het hoofdaltaar werd besteld in 1891 (rekening uit 1893) bij de firma Leopold Blanchaert uit Maltbrugge en is uitgevoerd in "Franse" witte steen. Het altaar bevat een neogotisch retabel met drie bas-reliëfs uit het leven van Christus. In de zijkant van het altaar staat de naam van de geldschieter voor de bouw van het altaar gebeiteld: "14 juin 1891/ Berthe-Adèle-Frédéric/ Black". In oorsprong was dit altaar in kleur geschilderd. Het tabernakel werd in 1959 vervangen. Zuidelijke zijbeuk met altaar van Onze-Lieve-Vrouw van Verlossing (besteld in 1865 bij beeldhouwer Laumans), noordelijke zijbeuk met Sint-Rumoldusaltaar (besteld in 1863 eveneens bij beeldhouwer Laumans uit Laken – vergroot in 1866). Beide zijaltaren zijn vervaardigd uit hout en hebben een groot houten beeld van de respectievelijke heilige van het altaar. Twee biechtstoelen in het schip van 1898, tegen de tweede pilaar links stond een preekstoel van 1895, allen vervaardigd door Leonard Blachaert uit Sint-Denijs-Westrem. De kuip van het voormalige preekgestoelte is omgevormd tot altaar. Koor met gestoelte uit 1886 besteld bij beeldhouwer De Ceuster uit Borgerhout. Een deel van de voormalige communiebank van zwarte marmer van 1871 bleef bewaard in het koor. In de sacristie staan houten kasten van 1880. Houten tochtportaal en doksaal. Nieuw orgel in de zijbeuk van na de brand in 1994, het oude orgel stond op het doksaal.
De glasramen werden in de jaren 1931-1932 geschonken door de kerkfabriek en verschillende Schepdaalse families. In het koor glasramen met de vier evangelisten. In de westgevel recent glasraam van 2003 ontworpen en gemaakt door Maurits Nevens (°1929 Dilbeek). Het glasraam stelt de gekruisigde Christus voor met aan de voeten een afbeelding van de Heilige Kruiskapel.
Auteurs: Thomas, Hans; Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Thomas H. & Verwinnen K. 2012: Parochiekerk Sint-Rumoldus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/142136 (geraadpleegd op ).
Bakstenen gebouw met sobere neogotische inslag (architect Spaak), gebouwd na de afbraak in 1849 van een aloude Heilige Kruiskapel.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Parochiekerk Sint-Rumoldus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39002 (geraadpleegd op ).