erfgoedobject

Hoeve-brouwerij met mouterij Goossens

bouwkundig element
ID
39014
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39014

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het hoeve-brouwerij-complex is gelegen in het centrum van het gehucht Sint-Gertrudis-Pede. Ten noorden sluit de site aan op de als landschap beschermde watermolensite met molenvijvers en de als monument beschermde watermolen van Sint-Gertrudis-Pede (Lostraat 84). De brouwerij-mouterij gebruikte het water uit een zijbeekje van de Molen- of Pedebeek dat de grens vormt tussen beide sites. In de 19de eeuw vormde dit een conflict tussen molenaar en brouwer die beiden water uit de beek gebruikten. Ten westen van de oude brouwerij met mouterij is er nog een poel bewaard. Deze kleine poel diende als waterreservoir en werd gevuld met water uit het beekje.

De gebouwen van hoeve-brouwerij Goossens, vooral het woonhuis en het pakhuis, zijn beeldbepalend voor het dorpscentrum van Sint-Gertrudis-Pede. Ze kenmerken de landelijkheid van dit gehucht samen met de beschermde watermolen en een 18de-eeuwse boerenwoning (Isabellastraat 11) tussen de heden veelal 20ste-eeuwse residentiële bebouwing.

Historiek

De hoeve-brouwerij Goossens bestaat uit een semi-gesloten hoeve met gebouwen gerangschikt rondom een rechthoekig, gekasseid erf. Haaks op de hoeve, ten zuiden, ligt de vrijstaande 19de-eeuwse "nieuwe brouwerij". De "oude brouwerij" met mouterij ligt min of meer parallel met de zuidelijke perceelgrens, die aansluit op de als landschap beschermde molensite. De hoeve werd al weergegeven op de Ferrariskaart (circa 1770-1778) als U-vormig complex geopend naar het westen met ten zuiden tegen de molenvijver een kleiner gebouw op de locatie van de "oude brouwerij" met mouterij. Op de "Villaretkaart" (1745-1748) staat de site niet weergegeven, mogelijk is dit te wijten aan een onnauwkeurige uitvoering van Sint-Gertrudis-Pede op deze kaart of komt het omdat de hoeve pas opgericht werd midden 18de eeuw. Het woonhuis is gedateerd in de sluitsteen boven de deur met het jaartal "1767". Volgens mondelinge informatie van de vorige eigenaars slaat deze datum niet op de bouw, maar op een verbouwing van de hoeve.

Bij de aanvang van het kadaster (primitief plan Sint-Gertrudis-Pede 1829) was de site al in handen van de familie Goossens, dit zal zo blijven tot de verkoop rond 1990. Op het primitief kadaster werd de brouwerij tegen de molenvijvers al vermeld. Het ging op het huidige rechthoekige gebouw, ook al weergegeven op de Ferrariskaart. Typologisch gaat de bij deze oude brouwerij horende mouterij terug op een 18de-eeuws type.

Haaks op de oude brouwerij met mouterij werd ten noorden een nieuwe brouwerij gebouwd in de tweede helft van de 19de eeuw. Deze "nieuwe" brouwerij werd kadastraal geregistreerd in 1876. In hetzelfde jaar werd ook de afbraak van een deel van de hoeve aan de westzijde geregistreerd (waarschijnlijk een poortgebouw). In de leggers is er sprake van een vergroting van de brouwerij in 1912, de zichtbare bouwnaden in de nieuwe brouwerij kunnen wijzen op deze vergroting. Het huidige pakhuis staat waarschijnlijk op de locatie van de voormalige schuur (ten oosten van het woonhuis) en onderging twee grote aanpassingen die vandaag nog zichtbaar zijn in de structuur van het gebouw. In 1884 werd er een eerste gedeeltelijke reconstructie van het pakhuis opgetekend door het kadaster. Een tweede verbouwing dateert uit het midden van de 20ste eeuw (kadastraal geregistreerd in 1948). Deze verbouwing wordt gestaafd door een dateringsplaatje in de erfgevel: "J. WAFELAERTS ARCH. 1947". De uitbreiding in 1947 was waarschijnlijk een gedeeltelijke reconstructie en verhoging van een deel van het pakhuis (zie bouwsporen lager dak in interieur en bouwsporen in de achtergevel en zijgevel). Bij de uitbreiding van het pakhuis midden 20ste eeuw kwam het gebouw van de voormalige stallen, ten zuiden van het erf, los te staan van het pakhuis. Buiten de activiteiten van het brouwen zal men waarschijnlijk ook Geuze gestoken hebben en dranken verhandeld. Het pakhuis is in verhouding met de brouwerij zeer groot wat te maken heeft met de opslag van Lambiek (om het bier te laten gisten) en vermoedelijk het steken van Geuze. Er was immers voldoende plaats nodig voor de opslag van de vaten. De brouwerij zal zijn activiteiten stopzetten in de jaren 1960. Op een lijst van lambiekbrouwerijen van 1967 komt de brouwerij nog voor als "Br. Sinte Gertrude". De brouwinstallatie werd na de stopzetting verwijderd. Het pakhuis werd naar verluidt nog een tijd lang afgehuurd door brouwerij De Neve voor de opslag van haar bier. Op oude foto’s daterend van begin jaren 1970 is zichtbaar dat het pakhuis gebruikt werd als depot voor brouwerij Lamot (Mechelen). Later werd het pakhuis even gebruikt als kippenkwekerij.

Beschrijving

De hoeve bestaat uit gedeeltelijk vrijstaande verankerde bakstenen gebouwen, gegroepeerd rondom een vierkante binnenplaats. De binnenplaats is gekasseid met witte kalkzandsteen in het centrum en daarrond porfier. Er zijn verschillende herstellingen zichtbaar in de bestrating. Ten noorden van de binnenplaats, tegen de Isabellastraat, ligt het woonhuis met het pakhuis ten oosten, de voormalige stallen ten zuiden en een open bergplaats ten westen onder een zadeldak op ijzeren pilasters. De toegang tot het erf bevindt zich ten westen naast het woonhuis en wordt afgesloten met een nieuwe ijzeren poort.

Ten oosten van de hoeve is er een doorgang naar de brouwerij- en mouterijgebouwen achteraan op de site. Deze brouwerijgebouwen zijn ook bereikbaar vanop de binnenplaats via de doorgang ten westen van de voormalige stallen. Achteraan ten zuiden sluit de site aan bij deze van de watermolen van Sint-Gertrudis-Pede.

Het onderkelderde woonhuis met 18de-eeuwse kern en latere aanpassingen bestaat uit zeven traveeën en anderhalve bouwlaag onder een steil pannen zadeldak (Vlaamse pannen) en is parallel aan de straat gelegen. De verankerde bakstenen gevels van de woning zijn heden witgeschilderd op een gepikte plint en bekroond met een keellijst. De rechthoekige vensters zijn beluikt en voorzien van diefijzers en blauwe hardstenen dorpels. De geprofileerde dagkanten bestaan uit arkose. Boven de muuropening van de tweede travee zijn er sporen van dubbele ontlastingsbogen zichtbaar, wat er mogelijk op wijst dat hier oorspronkelijk kruiskozijnen aanwezig waren. In de vierde travee zit een gedicht vierkant venstertje met een kalkzandstenen omlijsting. De rondboogdeur heeft een omlijsting uit arkose met merktekens, afgeschuinde dagkanten en een licht uitspringende sluitsteen en imposten. De sluitsteen is gedateerd door middel van een inscriptie "1767". Het schrijnwerk werd vernieuwd en de gevel werd hervoegd. Tussen de derde en vierde travee is een moosgat zichtbaar. De zuidgevel aan de erfzijde heeft een gelijkaardige opbouw met een segmentboogvormige omlijsting van de deur met bovenlicht en van de bewaarde opgeklampte kelderdeur in de tweede travee. De omlijstingen zijn eveneens van arkosesteen. De muuropeningen in de achtergevel zijn voorzien van dubbele ontlastingsbogen. Tussen de vijfde en zesde travee is het moosgat van de voormalige keuken bewaard. In de vijfde travee is de toegang tot het hondenhok zichtbaar. Op de zolder zijn er kleine rechthoekige vensters, afgesloten met een luik. Mogelijk waren dit vroeger laadvensters die verlaagd werden. Rechterzijgevel met twee kleine rechthoekige muuropeningen op de zolder. Deze gevel is mogelijk volledig vernieuwd en werd recent hervoegd.

Het woonhuis is op de begane grond opgevat als dubbelhuis met een centrale gang en links en rechts hiervan kamers. De ruimtes ten oosten hebben nog hun typische indeling met aan de noord- of straatzijde kleinere kamers en aan de zuid- of koerzijde zijn de grote kamers gelegen. In de gang zijn nog de zwart-witte tegelvloer en de trap bewaard. De trap zou volgens de vorige eigenaar afkomstig zijn uit een kerkinterieur. In de woonruimte ten westen van de gang zijn de moer- en kinderbalken bewaard, de plaasteren balksleutels (of sloffen) zijn afkomstig van de afbraak van een Brussels café en geplaatst door de vorige eigenaar. Mogelijk was deze ruimte nog opgedeeld in kleinere ruimtes. In de huidige keuken ten oosten van de centrale gang is er eveneens een bewaarde wit-zwarte tegelvloer. In de huidige slaapkamer en kleine hal is er een rode keramische tegelvloer bewaard (15x15 cm) en zijn er sporen van de voormalige schouw en moer- en kinderbalken aanwezig. Op de plaats van de huidige slaapkamer bevond zich mogelijk de oorspronkelijke keuken, overeenkomstig het moosgat in de erfgevel. Het schrijnwerk van de binnendeuren is bewaard. De zolder heeft een bewaard gebinte in eik en olm met telmerken. De drie aaneensluitende kelders hebben witgeschilderde tongewelven. In de kelder zijn er natuurstenen trappen naar binnen en naar buiten en een rode keramische tegelvloer (20x20 cm).

De voormalige stallen liggen evenwijdig met het woonhuis ten zuiden van het erf. Vandaag zijn deze verbouwd tot kantoor en opslagruimtes. Het gaat om een bakstenen gebouw van zes traveeën lang en anderhalve bouwlaag hoog onder een aan één zijde afgewolfd pannen zadeldak (Vlaamse pannen) met windbord aan de dakrand. Achteraan, ten zuiden, heeft het gebouw een sterk overkragend dak, dat een open opslagplaats vormt. De noord- of erfgevel is witgeschilderd op een gepikte plint. De voormalige stallen hebben gevarieerde muuropeningen (rechthoekige en half ronde), deels met houten lateien. De drie linkse traveeën hebben nog hun oorspronkelijke muuropeningen. De drie rechtse traveeën hebben gewijzigde muuropeningen. De zuid- of achtergevel is relatief gesloten, met de inbreng van twee recente muuropeningen. Tegen deze gevel staat een bewaarde aalpomp (de aalput is gedicht). Bij de verbouwingen van de stallen tot onder andere kantoorruimte werd het interieur grondig gewijzigd. Het bewaart moerbalken en gebinte met telmerken.

Het pakhuis, ten oosten aansluitend op het woonhuis, is een bakstenen gebouw van twee bouwlagen hoog onder een pannen zadeldak bedekt met Vlaamse pannen en een nok loodrecht op de straat. Het was in gebruik als opslagplaats en mogelijk als gistingskelder en geuzestekerij ten tijde van de nieuwe, eind 19de-eeuwse brouwerij. De voor het pakhuis typerende puntgevel met laadvensters aan de straat heeft centraal in de gevel een spiegel met een verdwenen opschrift. Het was immers verplicht om zichtbaar aan te geven als er een brouwerij gevestigd was. De muuropeningen zijn gevarieerd (rechthoekige, segmentboogvormige en rondboogvormige). De zuidgevel wordt gekenmerkt door twee grote laadvensters en verschillende bouwsporen. De oostgevel heeft blinde segmentboogvormige vensters. Centraal in de erfgevel is de bouwnaad zichtbaar als restant van de vergroting uit het midden van de 20ste eeuw. De west- of erfgevel is gecementeerd en witgeschilderd met rechthoekige en segmentboogvormige muuropeningen, voorts luchtgleuven (in functie van de ruimte voor de tonnen). De luchtgaten met holle cementblokken dateren uit de tijd dat het gebouw in gebruik was als kippenkwekerij. Het interieur van het oudste deel ten noorden heeft op de begane grond bakstenen troggewelfjes tussen ijzeren I-profielen steunend op gietijzeren kolommen. De vloeren van de eerste twee bouwlagen bestaan uit keramische tegels. Het dakgebint van dit 19de-eeuws deel van het pakhuis is bewaard. De uitbreiding uit midden 20ste eeuw heeft een betonnen structuur met op de verdieping een keramische vloer met gootjes. Tegen de zuidgevel gemoderniseerde zakkenlift aan de laadvensters.

De nieuwe brouwerij is een bakstenen gebouw van twee bouwlagen met rechthoekige en segmentboogvormige muuropeningen (de rechthoekige met houten lateien). Ten zuidwesten van de brouwerij bevindt zich de hoge schoorsteen, mogelijk is deze later aangebouwd of gewijzigd (zie bouwnaad). De ronde bakstenen schoorsteen is bovenaan voorzien van een waterlijst en een ornamentele uitkraging. Het gebouw bestaat uit drie delen met verspringende dakhoogtes (zadeldaken met Vlaamse pannen). Het linker hoger opgetrokken deel omvat de stookplaats met twee ketels. Het centrale deel omvat op de verdieping de brouwzaal en het koelschip. In de gevel bevindt zich op de locatie van de voormalige brouwzaal nog de drafgoot. Het koelschip is herkenbaar aan de twee aan elke zijde aanwezige muuropeningen met lamellen voor de afkoeling van het wort. In de twee rechtse traveeën zit de maalderij. De inrichting van de brouwerij (linkse en centrale deel) is bijna geheel verdwenen, maar is in het gebouw nog duidelijk leesbaar. De begane grond heeft bakstenen troggewelfjes tussen ijzeren I-liggers, gesteund door gietijzeren zuilen. Hier werden waarschijnlijk onder andere tonnen gestockeerd. Nu resteren op deze verdieping nog afvoerleidingen met kranen. Op de verdieping bevonden zich links naast de centrale brouwzaal de "waterketel N 1 V V 5 81HL" en de "Bierketel N 2 V V 1 91HL" (zie bewaarde platen met opschrift in de brouwzaal). In de brouwzaal zijn nog de platen van de volumemeters bewaard. Onder de waterketel en bier- of brouwketel bevinden zich twee stookplaatsen voor de kolen ("stookruimte") met gemetste kuipen waarin de uitgebroken ketels stonden. Het metselwerk voor deze bier- en waterketel werd meestal door een gespecialiseerde firma uitgevoerd, omdat een goede uitvoering garant stond voor een economisch brandstofverbruik. Voor de stookruimte met twee ketels staat het later aangebouwde volume van de voormalige hopzolder onder lessenaarsdak. De brouwzaal omvatte links de roerkuip (gelegen bij de brouw- en waterketel) en rechts het koelschip (zie bewaarde plaat: "koelbak N 1 81HL 25"). Het koelschip werd uitgebroken en nu ligt hier een plankenvloer. De roerkuip is ook uitgebroken, maar de sporen zijn nog zichtbaar door de vorm van de keramische tegels. Boven de brouwzaal en het koelschip bevindt zich een houten loopbrug die de verbinding maakt tussen het maalhuis en de brouw- en waterketel om het mout in de eronder gelegen roerkuip te kunnen storten. De twee houten trechters, voor het storten van onder andere het mout, boven de voormalige roerkuip zijn nog aanwezig. Waarschijnlijk kreeg men vanop de loopbrug ook toegang tot de water- en brouwketel. Er zijn in de brouwerij niet onmiddellijk sporen zichtbaar van de aanwezigheid van een koudwaterbak waarmee de waterketel werd gevuld of van een pomp die het water continu kon oppompen wanneer er geen waterbak aanwezig was. Mogelijk werd het water rechtstreeks opgepompt uit een waterput. In de brouwzaal zijn nog elementen van de elektriciteitsinstallatie bewaard, waarschijnlijk daterend uit het interbellum: onder meer een bord met houders voor smeltpatronen als beveiliging tegen de gevolgen van kortsluiting en een kast met voorschakelweerstanden om de snelheid van de aandrijving te regelen.

Tussen de maalderij en de brouwerij zit een bouwnaad. De maalderij is ook duidelijk vergroot en later opgehoogd geweest (zie sporen van een lager dak in de gevel en het interieur). Er zijn verschillende gewijzigde en gedichte muuropeningen en nieuwe ankers in de gevels zichtbaar. In het interieur van de maalderij bleef op de begane grond een mechanisch aangedreven maalstoel met maalstenen en de inscriptie "T.J. 1924" bewaard. De maalstoel heeft een onderaandrijving met gietijzeren radarwerk en bewaard aandrijfwerk met elektromotor. Voorheen werd de maalstoel waarschijnlijk aangedreven door een mechanische krachtbron in de brouwerij (een stoommachine, dieselmotor of nog later een elektromotor) en in latere fase vervangen door een individuele elektromotor.

De maalstoel is volledig bewaard met onder meer een gietijzeren lichtwerk, houten steenkist, moutkaar, moutpijp; beide maalstenen en functionele houten steengalg met toebehoren zijn eveneens bewaard. Deze bewaarde maalstoel is uitzonderlijk. In de meeste brouwerijen vanaf de tweede helft van de 19de eeuw zijn er moderne moutbrekers in gebruik geweest, maar geen traditionele maalstoel om het mout te breken. In deze ruimte is een marmeren schakelbord met driefasen-schakelaar aanwezig waarschijnlijk als restant van de elektriciteitsinstallatie uit het interbellum. Hierboven bevindt zich de ruimte voor het storten van het mout en de opslag ervan en het aandrijfwerk van de maalstoel. Op zolder is een gaffelwiel of vorkenrad aanwezig en in de vloeren de nodige luiluiken waardoor de zakken met mout naar boven werden getrokken.

De oude brouwerij is een rechthoekig verankerd éénlaags gebouw van vijf traveeën breed onder een overkragend zadeldak bedekt met Vlaamse pannen. Het gebouw heeft verschillende bouwnaden als verwijzing naar de verschillende verbouwingen en uitbreidingen. De rechthoekige muuropeningen zijn veelal voorzien van een houten latei. Boven de deur van de tweede travee bevindt zich een geschilderd afweerkruis.

In de twee meest rechtse traveeën is de voormalige mouterij bewaard. Op de gevel van de mouterij zijn nog sporen zichtbaar van een bepleistering. De meest rechtse travee omvat intern een moutast met een rechthoekige bakstenen voet of stoel en een uit houtskelet opgebouwde tremelvormige warmeluchtkamer of "hel" met een bakstenen vulling. Deze ast gaat terug op een 18de-eeuws type. De stoel was de stookplaats of oven met daaronder een asplaats. Centraal bevindt zich de vuurhaard met links en rechts hiervan dubbele wanden met hiertussen stofgaten. Op deze wijze viel het stof van de gerst neer in de asplaats en niet in het ovenvuur. Deze stofgaten zijn links en rechts zichtbaar in de warmeluchtkamer als lange gleuven. Het stookproces gebeurde meestal met kolen. De bakstenen vulling van de "hel" was grotendeels verdwenen en werd deels heropgebouwd door de vorige eigenaar. Vooraan in de warmeluchtkamer is er een opening, vandaag met een metalen deurtje. Op de ast ligt een bewaarde metalen eestvloer, te bereiken vanop de zolder. Deze eestvloer bestaat uit metalen roeden met daarop een fijn metalen net of gaas. Dit is waarschijnlijk een latere toevoeging uit de tweede helft van de 19de of begin 20ste eeuw. In de zijgevel van de mouterij zit boven de ast een rechthoekige muuropening met luik, mogelijk was dit, naast de openingen tussen de pannen, de enige plaats waarlangs de warme vochtige lucht kon ontsnappen. De travee hiernaast omvat een weekbak of - kuip (voor het weken van de gerst), later werd deze ruimte omgevormd tot kuiperskot. De weekbak is opgetrokken uit gecementeerde baksteen (aan de kuipzijde) en de muren zijn afgedekt met keramische tegels. Dit type weekbak behoort tot de oudste types. In de weekbak en de muur naar buiten zit een moosgat, om het vuile water uit de weekbak te laten lopen en het overtollige water op de kiemvloer naar buiten te laten lopen richting de achterliggende beek. De geweekte gerst spreidde men manueel vanuit de weekbak open over de kiemvloer. De ruimte is witgekalkt en heeft een bewaarde rode keramische tegelvloer. Deze laatste diende als kiemvloer voor het gerst. Boven beide ruimtes is de zoldering met brede houten planken bewaard, voorzien van een luiluik. Aan het dak hangt nog een katrol met ophaaltouw. Op de zolderruimte werden waarschijnlijk het brouwersgerst en het mout opgeslagen. De andere traveeën hebben geen bewaarde interieurelementen verwijzend naar de oude functie als brouwerij of mouterij en ondergingen verschillende wijzigingen (vandaag sterk vervallen). Ten westen van de oude brouwerij bevindt zich nog een poel waaruit water zou geput zijn.


Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.0001/23016/102.1, Hoeve-brouwerij met mouterij Goossens, Dilbeek.
Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve-brouwerij met mouterij Goossens [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39014 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.