De parochie Vollezele behoorde oorspronkelijk tot het bisdom Kamerijk. Bij de hervorming der kerkelijke provincies onder paus Paulus IV kwam de Sint-Paulusparochie in 1559 onder het nieuwe aartsbisdom Mechelen. De parochie behoorde tot de voogdij van de Abdij van Vorst.
De eerste Sint-Pauluskerk dateerde zeker uit de 14de eeuw en staat volgens Verheyden J. (1974) afgebeeld op ‘Chaerte figuratief’ uit 1556. Vermoedelijk is het ook die kerk die afgebeeld staat op de Fricxkaart uit 1712 en de Ferrariskaart uit 1771-1778. Beide kaarten geven meer een indicatie van locatie aan dan de feitelijke toestand. De Ferrariskaart toont expliciet de kerk met omgevend kerkhof. Het kerkje had een schip, koor en kruisbeuk met vieringtoren.
De huidige kerk werd gebouwd in 1776-1777 in opdracht van mevrouw de Bousies, laatste abdis van de abdij van Vorst. Dienstdoend pastoor was Petrus Demol die in de viering begraven ligt. De hardstenen deuromlijsting van de inkomdeur draagt dan ook het stichtingsopschrift “abbatIsa forestiensIs,De boUsIes nobIs strUXIt eCCLestIaM” met chronogram 1776. In de toren werd het wapenschild van de abdij van Vorst ingemetseld.
Sint-Antonius Abt wordt te Vollezele reeds eeuwen vereerd als patroonheilige tegen ziekten van het vee. In een landelijke gemeente is dat niet zo verwonderlijk. De verering van de heilige tegen het ‘Sint-Antoniusvuur’ dateert reeds uit de middeleeuwen en vond een hernieuwde belangstelling bij het begin van de 17de eeuw. In 1720 wordt de Antoniusverering bevestigd door de schenking van een relikwie en zilveren relikwieschrijn door de abdis van Vorst, Maria-Josepha d’Espinosa. Het relikwie is gevat in een houten 18de-eeuws relieksarcofaag waarop de beeltenis van de heilige prijkt (foto 30). Hetzelfde jaar wordt te Vollezele tevens de Broederschap van de H. Antonius opgericht. Paus Clemens XI verleent de leden van de broederschap aflaten. Tot de eerste leden behoren de abdis en ‘de vrouwen en zusters’ van de abdij van Vorst. Zij worden gevolgd door de ‘heren’ van de abdij als de biechtvader, rentmeester, proost,... Tot slot worden ook de religieuze en burgerlijke leden uit de ruime omgeving vermeld. Na 1720 wordt de lijst van het broederschap regelmatig aangevuld met nieuwe namen. Vanaf de stichting van het Broederschap werden regelmatig boekjes over de H. Antonius uitgegeven. Het laatste nog in 1889 door pastoor Sannen (pastoor tussen 1880-1920). Er was ook een Sint-Antoniusgilde. De gildeleden beloofden iedere zondag met een flambeeuw in de processie te gaan. Het feest van de Heilige Antonius trok elk jaar op 17 januari veel gelovigen. Nog in de jaren 1970 werd elke eerste dinsdag van de maand een Sint-Antoniusmis opgedragen. Het Sint-Antoniusbeeld van circa 1500 dat in de kerk staat opgesteld moet in het kader van die verering gezien worden. Verheyden J. (1985) gaat er van uit dat het beeld in de kerk terecht gekomen is kort na de productie, dus begin 16de eeuw.
Paus Pius VII reorganiseerde in 1801-1802 de bisdommen. Vollezele kwam dan onder het bisdom Mechelen. De naam wijzigde op dat ogenblik van ‘De bekering van Sint-Paulus’ naar ‘Sint-Paulus’. Vollezele behoorde tot de dekenij Halle maar ging in 1873 over naar de nieuw opgerichte dekenij Herne.
In de 19de eeuw ontpopten pastoor Jacobus Van Eeckhoudt en pastoor Jan Emmanuël Sannen zich als grote bouwheren. Onder pastoor Van Eeckhoudt werden twee altaren en een tabernakel aangekocht (1817-1818) en pastoor Sannen liet vele onderhoudswerken (1892) uitvoeren en de glas-in-loodramen plaatsen (1882 en 1900). Het graf van pastoor Sannen bleef bewaard op het kerkhof. In 1878 wordt een nieuwe ommuring met nieuwe toegang op straatniveau (ervoor enkel via de trappenpartij) gebouwd naar ontwerp van de provinciaal architect Hansotte.
De ‘hof om de kerk’ hoort historisch bij de kerk. Het is een context die zeker vanaf de 11de eeuw vaststaat. Er mag dan ook vanuit gegaan worden dat het kerkhof van Vollezele minstens teruggaat tot de 14de eeuw daar ook de oude kerk minstens uit de 14de eeuw dateerde. Tot 1784 liet de elite zich in de kerk begraven, daarna kregen ze een plaats erbuiten. De invloed van Brussel is merkbaar in de vroege introductie van roze graniet als wezenlijk onderdeel van de graftekens.
Het betreft een driebeukige kerk in bak- en Lediaansteen (Zandbergen) met verwerking van hardsteen en sporadische ijzerzandsteen voor de plint, opgetrokken in 1776-1777.
De plattegrond beschrijft een rechthoek met nagenoeg ingebouwde westertoren, en een driebeukig schip uitlopend op een koor met driezijdige sluiting. Een lessenaarsdak overspant de volledige kerk. De ingebouwde toren met helmbekroning is voorzien van steekbooggalmgaten. De westgevel heeft een rondboogdeur, ingeschreven in een rechthoekige omlijsting, en erboven een steekboogvormig westraam met glas-in-loodraam (1900) voorstellende Heilige Cicilia.
De beuken worden gescheiden door vier Dorische zuilen en rondbogen die kruisribgewelven dragen. De verlichting wordt voorzien door middel van steekboogvensters in zijbeuken en koor.
De glas-in-loodramen van het koor dateren uit 1882. Ze zijn ontworpen en geproduceerd door het huis F. Van der Poorten (Sint-Jans-Molenbeek). Ze stellen de heilige harten van Maria en Jezus voor en de apostelen Petrus en Paulus. De glas-in-lood-ramen van het schip werden in 1900 geplaatst en stellen de apostelen voor. De ramen werden ontworpen en vervaardigd door Bertrand Bardenweyer, glasschilder te Sint-Jans-Molenbeek. Pastoor Sannen schonk twee ramen. Zijn portret werd verwerkt in de beeltenis van de Heilige Johannes.
Het meubilair is een schitterend ensemble in de modieuze Lodewijk-XV-stijl, aangevuld met mobilair dat uit de oude kerk kwam en in 1818 aangekocht 17de-eeuws barokmeubilair uit de parochiekerken van Denderwindeke en Ninove.
Het barok hoofdaltaar (portiekaltaar, 17de eeuw) biedt plaats aan het schilderij ‘Kruisiging met Maria Magdalena’, toegeschreven aan Otto Van Veen uit 1600-1610, leermeester van Rubens en hofschilder van de Aartshertogen Albrecht en Isabella. Het gemarmerde houten altaar heeft getorste zuilen, gebroken fries met engelen en een nis met het beeld van de heilige Helena. Het altaar met schilderij werd door de parochie aangekocht in 1818 en is afkomstig van de abdij van Ninove (Onze-Lieve-Vrouwkerk). Het tabernakel werd in 1817 gekocht te Denderwindeke. De tabernakeldeur werd geschonken door de familie Baron de Steenhault. Op de koperen deur staat het offer van Abraham afgebeeld. De altaartafel is gebombeerd, witgeschilderd en draagt het vergulde IHS-monogram. De vormgeving en decoratie hebben een 18de-eeuwse vormgeving.
Het noordaltaar (portiekaltaar, vroege 17de eeuw) met het schilderij ‘Onze-Lieve-Vrouw schenkt de rozenkrans aan H. Dominicus Guzman, in aanwezigheid van de heilige Franciscus van Assisi, Clara van Assisi, Catharina van Siëna en de schenkers met hun kinderen’ werd eveneens aangekocht te Ninove in 1818. Het altaar heeft getorste zuilen, versierd met wijnranken en korenaren. De cartouche bovenaan het altaar was oorspronkelijk voorzien van een wapenschild. De cartouche werd weggekapt, overschilderd en uiteindelijk volledig verwijderd. Pastoor Sannen vervolledigde omstreeks de eeuwwisseling het altaar terug. In 1892 werd het altaar ontschilderd. Tijdens die werken kwam een tekst vrij die verwees naar de Heilige Anna. Ooit moet het altaar dus aan Sint-Anna gewijd zijn. Mogelijk kan dat in verband gebracht worden met een betaling op 1 juni 1785 aan Sr. Canive onder andere voor het ‘vergulden van den throon van Sinte Anna’. Altaar en troon kunnen niet anders gediend hebben dan voor het Sint-Anna-ten-drieënbeeld dat nog steeds in de kerk wordt bewaard. De houten gebombeerde altaartafel heeft naast sculpturen met bloemenmotieven ook het mariamonogram en een doorboord hart.
Het derde altaar (zuidaltaar, protiekaltaar) is wellicht het oude hoofdaltaar en bevat het schilderij ‘bekering van Paulus’ (anoniem, tweede helft 17de eeuw). Het houten altaar heeft getorste zuilen en een bovenbouw met een lege beeldnis. Foto’s van het KIK uit 1970 wijzen er op dat het Sint-Paulusbeeld dat nu in de kerk staat opgesteld oorspronkelijk in de nis stond. Het altaar staat ook bekend als het Sint-Antoniusaltaar. Op het altaar prijkte een houten kast met daarin het beeld van de H. Antonius (nu elders in de kerk bewaard). De kast verdween bij de grote renovatiewerken van 1892. Op de gebombeerde houten altaartafel ziet men een monogram, hart en alziend oog.
De drie schilderijen werden in 1894-1896 gerestaureerd door M. Van Landuyt ‘peintre-restaurateur’. De lambrisering van het koor (1784), koorgestoelte (1783-1784), biechtstoelen (1779), communiebank (1777) en preekstoel (1777) zijn allen voor de kerk gemaakt. Het koorgestoelte, preekstoel en biechtstoel werden zeker vervaardigd door Nicolas Bonnet uit Nijvel. Hij koos voor de zeer modieuze rococostijl. Het contract voor de biechtstoelen werd gepubliceerd in 1985 (Verheyden). Het was gesigneerd door Nicolas Bonnet en P. De Mol, pastoor. Het koorgestoelte in het koor, annex koorbanken van Nicolas Bonnet in Lodewijk XV-stijl hebben rugpanelen met afbeeldingen van de heilige Hieronymus (of Sint-Paulus?) , Ambrosius, Gregorius de Grote en Augustinus van Hippo net als twee trofeeën met liturgische voorwerpen (oude en nieuwe testament). De bovenbouw van de biechtstoelen heeft een gesculpteerd paneel met de afbeelding van het alziende oog, een oor, een weegschaal en een doorboord hart. De biechtstoelen zijn ook bekroond met een vuurpot. Verfijnde sculptuur versiert de meubels.
De communiebank is S-vormig en rijkelijk versierd met rocaillemotieven. Op de grote spiegels de afbeelding van de altaarbroden en de ark des verbonds. De preekstoel heeft een kuip die gedragen wordt door de heilige Petrus die een visioen heeft van onreine dieren die uit de hemel neerdalen. Op de kuip de afbeelding van Christus-zaligmaker, geflankeerd door de heilige Johannes en Onze Lieve Vrouw. Op het rugpaneel een ongeïdentificeerde heilige (Heilige Paulus?). Op het klankbord dragen twee engelen het IHS-monogram. De preekstoel werd omheen een pilaar gebouwd. Met de gebogen trap en aansluitende lambrisering is de pilaar aan het oog onttrokken. De armleuning werd rijkelijk gesculpteerd in rococostijl.
Het orgel is vervaardigd door de orgelbouwersfamilie Van Petegem. Het orgel uit 1762-1769 komt uit de vorige kerk en werd uitgebreid en getransformeerd door Petrus Aelvoet uit Oudenaarde in 1885 en door J.B. D’Hondt uit Wolfsdonk in 1899 en 1908. Het oorspronkelijke contract tussen pastoor Demol, burgemeester en schepenen van Vollezele en Egidius-Franciscus Van Peteghem, meester orgelmaker, bleef bewaard. Het beschrijft gedetailleerd het instrument. Als opleverdatum werd Pasen of Pinksteren 1769 naar voor geschoven. Het meubilair werd vormgegeven in rococostijl met een vrouwelijke figuur (Sint-Cicilia?) als bekroning. Daar Egidius-Franciscus Van Peteghem zich pas in 1776 als zelfstandig orgelbouwer vestigt, dient ervan uitgegaan dat hij optreedt in naam van zijn vader en grondlegger van de orgelbouwersdynastie, Pieter Van Peteghem sr. Het orgel van Vollezele is dan ook een orgel dat vervaardigd werd door Pieter Van Peteghem sr.
De lambrisering in de zijbeuken en het tochtportaal werden in neorococostijl uitgevoerd door schrijnwerker A.P. Malfaut uit Brussel en dateren uit de periode 1892-1897. Ze zijn gesculpteerd met bloemenfestoenen, geïnspireerd op de 18de-eeuwse sculptuur van de biechtstoelen, koorbanken, communiebank.
De kerk herbergt een doopvont uit arduin (17de eeuw) met koperen deksel. Het oorspronkelijke eiken deksel uit 1785 werd in 1955 vervangen door een messing exemplaar, geschonken door pater Yves de Steenhault. De doopvont heeft een sobere vormgeving met een klokvormige voet, baluster en kuip.
Verschillende 17de en 18de-eeuwse grafstenen zijn in de kerk bewaard gebleven: pastoor P. Demol (+ 1788) bestaande uit blauwe hardsteen met witte marmer ingelegd. De blauwe hardstenen gegraveerde grafplaat van meier Marten Thienpont (+ 1646) en Adriane Van Breuseghem (+ 1658) (blauwe hardsteen) is afgesleten. Tekst, omranding en een schedel blijven herkenbaar. De grafsteen van Martinus van Rapeghem (+ 1612) bestaat uit een kleine vierkante steen (blauwe hardsteen) met tekst. De grafsteen van Jacobi Walravens (+ 1723) en Judocae De Ro (+1723) is uitgevoerd in Blauwe Hardsteen, ingelegd met witte marmer en voorzien van een wapenschild.
Achter het Maria-altaar, mogelijk ook achter het hoofd- en zuidelijk altaar werden in 1776-1777 muurschilderingen aangebracht, wat een traditionele afwerking is van de achterwand bij een altaar. Voor 1818 werd achter het noordelijk altaar een beschotting aangebracht met een stralenbundelschildering. Wellicht was er eenzelfde schildering achter beide andere altaren. Eens de nieuwe altaren geplaatst in 1818 corresponderen schildering en altaar niet meer en wordt het geheel wit overschilderd.
Meerdere sculpturen worden in de kerk bewaard:
Het kerkhof van Vollezele getuigt momenteel van de historische samenstelling van een dorpsgemeenschap. De volledige sociale stratigrafie is er herkenbaar van pastoor (bijvoorbeeld priester-dichter Aloïs Walgrave) tot edelman (bijvoorbeeld familie de Steenhaudt-de Waerbeck) , herenboer / paardenfokker (bijvoorbeeld Remy Van Der Schueren) tot personen van eenvoudiger komaf (bijvoorbeeld Geeroms G.).
Vooral de sterker wordende burgerlijke cultuur gaf voeding aan het streven naar persoonlijke grandeur. Dat resulteerde in een grote rijkdom aan funeraire symbolen (bloemen, laurierkrans, engel, treurenden, kruis) en stijlen (modernisme,neogotisch, art deco, eclectisch) eventueel gekoppeld aan een filosofische overtuiging. Graftekens duidden wie de overledenen waren tijdens het leven, wat ze betekenden voor hun nabestaanden, maar ook wie ze op sociaal en cultureel vlak waren. Het grafteken was voortaan een vraag om herinnering en herdenking. De grafmonumenten waren dan ook weldoordachte ontwerpen. Elk gedenkteken verwees naar beroep, rang en stand van de overledene. De adel liet z’n wapenschild afbeelden (bijvoorbeeld de Steenhault) , de zelfstandigen en ondernemers hun werktuigen, de kunstenaars hun attributen,... De graftekens werden soms reeds tijdens het leven ontworpen en besteld door de eigenaar van de concessie.
De 20ste eeuw was getuige van een ‘stille revolutie’ met een afkalving van collectieve grafrituelen, verregaande economisering en rationalisering van de grafkunst. Een grafteken en concessie werd voor bijna iedereen financieel bereikbaar dankzij standaardisering, nieuwe materialen en een economisch gebruik van de ruimte. De productie van graftekens gebeurde in steeds grotere oplagen met standaardisering als gevolg. Eeuwige concessies werden ook door de middenklasse genomen. Blauwe Hardsteen bleef het meest gebruikte materiaal. Standaard symboliek, aangeleverd onder de vorm van bronzen en porseleinen applicaties, werden zeer veel toegepast. Opmerkelijk te Vollezele is de bijna afwezigheid van bronzen applicaties die elders ruim voorkomen. Unieke grafsymboliek kwam minder voor maar werd wel steeds persoonlijker door bijvoorbeeld toevoeging van foto’s. Pas tegen midden jaren 1970 wordt er geëxperimenteerd met nieuwe materialen wat eind jaren 1980 resulteert in een overgewicht aan granietsoorten.
Het kerkhof voldoet wat afsluiting betreft aan de 19de-eeuwse voorschriften voor begraafplaatsen; ze is deels omheind (gietijzer) en deels voorzien van een omhaging. Een calvarie is op het kerkhof vreemd genoeg niet aanwezig ondanks dat het een element is dat op elk kerkhof voorkomt sinds het midden van de 13de eeuw. Mogelijk is het grote kruis dat in de kerk hangt het voormalige calvariekruis. Onderzoek wees uit dat het kruis lange tijd in een openluchtcontext was opgesteld.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/23023/101.1, Sint-Pauluskerk met kerkhof.
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Mertens J. 2014: Parochiekerk Sint-Paulus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/170931 (geraadpleegd op ).
Classicistisch gebouw, gelegen te midden het kerkhof, opgetrokken in 1776-77 door de abdij van Vorst (chronogram en abdiswapen in de westgevel), ter vervanging van een middeleeuws kerkje.
Baksteenbouw met verwerking van hardsteen en van ijzerzandsteen voor de plint. De plattegrond beschrijft een nagenoeg ingebouwde westtoren, en een driebeukig schip uitlopend op een koor met driezijdige sluiting.
De toren met helmbekroning is voorzien van steekbooggalmgaten; westgevel met een rondboogdeur ingeschreven in een rechthoekige omlijsting, onder een steekboogvormig westvenster.
Blind middenschip geritmeerd door Dorische zuilen en scheibogen; verlichting door middel van steekboogvensters in zijbeuken en koor.
Mobilair. Schilderij met Kruisiging, op het hoofdaltaar, toegeschreven aan Otto Venius (17de eeuw), schilderij met Onze-Lieve-Vrouw op het zuidaltaar (circa 1600). Meerdere sculpturen: gestoffeerde Madonna (18de eeuw), Onze-Lieve-Vrouw met Kind (16de eeuw), Sint-Anna-ten-Drieën (16de eeuw), Sint-Antonius (circa 1500), Genadestoel (circa 1500).
Renaissance hoofdaltaar (17de eeuw) en barok noordzijaltaar, afkomstig van de abdij van Ninove, barok zuidaltaar (17de eeuw); meubilair uit de 18de eeuw: lambrisering (1784), koorgestoelte, biechtstoelen (1779), orgelkast (1765), communiebank en kansel (circa 1777); doopvont van arduin (circa 1600) met koperen deksel; grafstenen van pastoor P. De Mol (+ 1788), van M. Thienpont (+ 1646) en A. Breusegem (+ 1658), en van M. van Borghem.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Parochiekerk Sint-Paulus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39123 (geraadpleegd op ).