Overwegend 18de- en 19de-eeuwse bakstenen complex met woonhuis, stallen en langsschuur, gegroepeerd rond een rechthoekig erf en gedomineerd door het typologisch markante woonhuis annex stalvleugel.
Deze vierkantshoeve op de grens met Oost-Vlaanderen en sinds 5 februari 1976 opgenomen in het gerangschikt landschap Congoberg wordt tot de oudste van de streek gerekend. Historische gegevens zijn evenwel vrij schaars en disparaat.
Volgens de oudste vermelding behoorde het hof van Leisbroek in 1231-1237 tot het feodaal hof van Edingen en was het op dat moment in het bezit van Walterus van Lisebrocke of Lisbroucq. Dat het hof van Leisbroek tot de bezittingen van de abdij van Geraardsbergen behoorde, zoals sommige auteurs beweren, is dus niet correct. Sinds 1394 duikt het hof regelmatig op in de rentebrieven en cijnsboeken van de heren van Edingen. Zo is er in 1604 sprake van "... hof, schure, stallen, lochting, geh. t hof te Lysbroucq". Achtereenvolgende bezitters waren Willem van Berzele (1394), Jan van Lysbrouck (1498) en graaf de Beauvrin (1604).
In 1749 werd Lisbrouck, toen vermeld als seigneurie, aangekocht door Charles-Joseph Grenet, zoon van de heer van Kalenbergh, ontvanger van het land van Edingen en van het prinsdom Rebecq. In de loop van de 19de eeuw eigendom van het Gasthuis van Bergen kwam het hof van Leisbroek samen met het nabijgelegen hof ten Berghe op het einde van de eeuw in het bezit van de familie Van de Velde uit Ninove. In 1960 volgt de verkoop door Willy Cosijns aan de familie De Vleminck. Volgens de verkoopakte telde de hoeve 23 hectare 49 are 69 centiare onder Vollezele en 46 are 42 centiare onder Denderwindeke. Momenteel is het eigendom van de familie Sturtewagen.
De oudste iconografische bron is de Ferrariskaart (circa 1775) waarop het hof van Leisbroek is voorgesteld als een groot rechthoekig volume binnen een cirkelvormige omgrachting, geïsoleerd ingeplant aan de noordwestrand van het Hulstbergh Bosch. Uit de Poppkaart (1860) blijkt dat het hof de daarop volgende eeuw werd uitgebouwd tot een losse structuur van drie rond een erf gegroepeerde volumes met de toegang aan de westzijde gesitueerd. Volgens de mutatieschetsen in het archief van het kadaster volgde in 1887 een vrij ingrijpende verbouwing. Woonhuis en schuur bleven behouden terwijl de westvleugel werd gesloopt en vervangen door de huidige, lage stalvleugel. Ook de aanbouw tegen de oostgevel van de schuur gaat terug op deze bouwcampagne. Een laatste belangrijke ingreep omvatte de bouw van een tweede woonhuis (1911?) in de vorm van een tweelaagse kopie van het 18de-eeuwse origineel.
De vermoedelijk uit het derde kwart van de 18de eeuw daterende hoevewoning met allures van een bescheiden herenhuis is uitgewerkt als een eenlaags bakstenen dubbelhuis, afgedekt met een zadeldak (rode machinale pan) met links een aandak voorzien van schouderstukken. De rechterzijgevel gaat volledig schuil achter de recentere woning.
Het telt vijf traveëen met een verhoogde begane grond toegankelijk via een trap met bordes. De witgeschilderde voor(veld)gevel wordt evenwichtig geritmeerd door vier hoge steekboogvensters met een geprofileerde hardstenen omlijsting met centraal een vrij monumentale deur. Deze toont een gelijkaardige profilering, voorzien van imposten, neuten en een acanthusblad als sluitsteen en wordt bekroond met een rechthoekige druiplijst. Boven de houten vleugeldeur bevindt zich een steekbogig bovenlicht met roedeverdeling conform de indeling van de grote, oorspronkelijk beluikte vensters.
Het halfondergronds kelderniveau wordt verlicht door vier licht getoogde en getraliede vensteropeningen in een vlakke hardstenen omlijsting. Eén van de twee kleine venstertjes links en rechts van de deur zit half verdoken achter de zijdelingse trap wat wijst op een oorspronkelijk frontale opstelling.
De rood geschilderde achtergevel toont een identieke gevelordonnantie maar in een versoberde versie met vlakke hardstenen deur- en vensteromlijstingen. Ook hier waren de grote vensters oorspronkelijk van luiken voorzien. Het kelderniveau is opengewerkt met vier rechthoekige venstertjes en een rechtstreekse toegang vanop het erf. De trap naar het woonhuis is hier nog frontaal geplaatst.
De dakoversteek rust op hardstenen modillons die aan de voorgevel met zijn houten bakgoot ontbreken. Bovenaan de nok bevindt zich een houten klokkenruiter. Inwendig bleef de dragende structuur van moer- en kinderbalken met vier eiken gebinten bewaard. Merkwaardig zijn de ruime, hoge kelders met hardstenen en rode tegelvloer, een grote haard in gesinterde baksteen en een overkapping met bakstenen graatgewelven, opgehoogd met rosas en bladmotieven. Het verhoogde gelijkvloers, met onder meer een hardstenen vloer, is daarentegen sterk verbouwd.
De aansluitende, lagere stalvleugel met zwart pannen zadeldak op hardstenen modillons, aan de ene zijgevel afgewerkt met een dakschild, dateert vermoedelijk uit dezelfde bouwperiode. Blind aan de veldzijde is de erfgevel opengewerkt met een korfboogdeur met sluitsteen en imposten, geflankeerd door lichtgetoogde vensteropeningen en helemaal rechts een rechthoekige deur met onregelmatige negblokomlijsting (arkose?). De laadvensters onder de dakoversteek zijn van recentere datum. De houten draagstructuur met eiken spanten bleef bewaard.
Aan de tegenoverliggende zijde van het erf, aan de noordzijde, bevindt zich een kleine, tweebeukige langsschuur met rood pannen zadeldak, eveneens daterend uit de 18de eeuw. De kopgevels met bovenaan een uilengat zijn afgewerkt met muurvlechtingen en aandak en voorzien van een inrijpoort met natuurstenen stijlen en houten latei waarboven een gedrukte ontlastingsboog. In de langsgevel bevindt zich een nu dichtgemetselde, lichtgetoogde deur in een onregelmatige negblokomlijsting. De gaaf bewaarde dakstructuur op houten staanders verdeelt de schuurruimte in vijf traveeën. De aanbouw tegen de oostgevel dateert naar alle waarschijnlijkheid van 1887.
De stalvleugel met toegangspoort die het erf aan de westzijde afsluit dateert eveneens uit 1887. Het is een eenvoudig bakstenen volume met rood pannen zadeldak met diverse sporen van verbouwingen.
Nog van recentere datum is het typologisch storende, tweelaagse woonhuis met aanhorigheden aan de oostzijde, in feite een uitvergrote kopie van het 18de-eeuwse woonhuis.
Bron: Beschermingsdossier DB002111, Hoeve Hof te Leisbroeck (digitaal dossier)
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 2000: Gesloten hoeve Hof te Leisbroeck [online], https://id.erfgoed.net/teksten/281781 (geraadpleegd op ).
Gesloten hoeve met gebouwen daterend uit 18de, 19de en 20ste eeuw. Mooie ligging in een diepte, bij een met bomen afgebakende beek en aan het einde van een dreef. Resten van een ringgracht.
Boerenburgerhuis van het dubbelhuistype met vijf traveeën en een verhoogde begane grond met pui en trap, daterend uit de tweede helft van de 18de eeuw, baksteenbouw met witgeverfde bepleistering van schijnbaksteen. Hoge steekboogvensters in geprofileerde arduinen omlijstingen. Een gelijkaardig geprofileerde deuromlijsting met neuten, imposten en sluitsteen, ingeschreven in een met druiplijst bekroonde rechthoek. Achtergevel, voorzien van arduinen modillons, met gelijkaardige ordonnantie doch vlakke omlijstingen.
Rechts, een woning van twee bouwlagen en drie traveeën daterend uit de 19de eeuw, waarvan de deur- en vensteromlijstingen een kopie zijn van eerstgenoemde.
Links, een aanhorigheid uit de 18de eeuw, afgedekt met een zadeldak met linkerschild, op arduinen modillons.
De overige aanhorigheden, onder meer een schuur, zijn recenter.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Gesloten hoeve Hof te Leisbroeck [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39130 (geraadpleegd op ).