Teksten van Parochiekerk Sint-Rochus

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39585

Parochiekerk Sint-Rochus ()

Parochiekerk van de Sint-Rochuswijk, gebouwd in 1925-1928 naar ontwerp van de architecten Smolderen, Van Beurden en Van Hoenacker. Qua concept, vormgeving en materiaalgebruik getuigt de Sint-Rochuskerk op treffende wijze van de drang naar vernieuwing en het zoeken naar een adequate moderne vormgeving in de kerkenbouw tijdens het interbellum.

Historiek

Dankzij haar ligging aan het kanaal Brussel-Charleroi en de aanleg in 1840 van een spoorlijn naar Mons kende de stad Halle vanaf 1860 een belangrijke economische en industriële expansie. De spoorlijn die aanvankelijk voor een barrière zorgde moest uiteindelijk wijken voor een verdere woonuitbreiding in zuidoostelijke richting, meer bepaald in de Sint-Rochuswijk.

Deze wijk ontleent haar benaming aan een ca. 1626, naar aanleiding van een pestepidemie opgetrokken Sint-Rochuskapel. In 1847 werd deze verplaatst en heropgebouwd op haar huidige locatie in de gelijknamige straat. De bekende cellist A.F. Servais (1807-1866) was één van de eersten die zich in deze hogergelegen wijk een woning liet optrekken. Het italianiserend landhuis met panoramisch zicht op de stad werd in 1847 gerealiseerd door J.P. Cluysenaar.

Als gevolg van een steeds toenemende bevolking werd op 26 oktober 1909 een comité samengesteld met het oog op de oprichting van een eigen parochie, de bouw van een kerk en de aanleg van het Sint-Rochuskwartier. Dit comité bestond uit de heer Bernaerts, onderpastoor van de Sint-Martinusparochie, en de plaatselijke notabelen A. Borremans, apotheker en directeur van de Pharmacie Centrale, L. Ceyssens, ontvanger van Registratie en Domeinen en J. Van Steenbergen, scheikundig ingenieur. Op 23 mei 1910 was de nieuwe Sint-Rochusparochie, begrensd door het kanaal, de gemeente Lembeek, de Berendriesstraat en de gemeente Buizingen, een feit. Een houten kapel op de hoek Melkerijstraat-Broekborrestraat zou als noodoplossing dienen.

In de gemeenteraadszitting van 8 november 1912 werden de rooilijnplannen voor de nieuwe wegenis goedgekeurd. Korte tijd nadien stelde E. Nerinckx, ondervoorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de nodige gronden ter beschikking voor de bouw van een kerk met pastorie en feestzaal, bestemd voor een 4000-tal inwoners. Kort na de oorlog, die voor de nodige vertraging zorgde, werd contact opgenomen met de architecten J.R. Van Hoenacker, J. Van Beurden en J. Smolderen. Dit trio was voornamelijk in het Antwerpse actief waar ze, na een eclectisch start in 1920 met de Beurs voor Diamanthandel, in belangrijke mate bijdroegen tot de verspreiding van de art decostijl. Mooie voorbeelden hiervan zijn het Hotel Jussiant in de A. Goemaerelei van 1924 en het flatgebouw Mechelsesteenweg 109 van 1922. De samenwerking van het trio gaat terug tot vlak na de eerste oorlog wanneer ze via de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen de eerste sociale woningblokken realiseerden. Hun eerste ervaring op het vlak van kerkenbouw situeert zich in Warneton en Bas-Warneton (Komen) waar ze in 1924, in het kader van de wederopbouw, respectievelijk de Sint-Pieter en Pauluskerk en de Sint-Martinuskerk bouwden. De imposante bakstenen Sint-Pieter en Paulus combineert een eclectische vormgeving van romaans-gotische en Byzantijnse elementen met een gewelfstructuur in gewapend beton. Vrijwel gelijktijdig met Halle ontstond de Christus Koningkerk (1928-1930) te Antwerpen, gebouwd als Museum voor Vlaamse Kunst in het kader van de Wereldtentoonstelling van 1930, waarvan Smolderen als hoofdarchitect de leiding had. Deze moderne, romaans-byzantijns geïnspireerde kruisbasiliek, met duidelijke verwijzingen naar H.P. Berlage en A. Van Huffel wordt doorgaans uitsluitend aan Smolderen toegeschreven. Hetzelfde geldt voor de kerk van Scheut (1936) in Anderlecht, opgetrokken in een uiterst versoberde baksteenarchitectuur. Er wordt algemeen aangenomen dat Smolderen in eerste instantie verantwoordelijk was voor het ontwerp terwijl Van Beurden en Van Hoenacker - deze laatste stond bekend als stoere constructeur en werkorganisator - eerder instonden voor de technische uitvoering.

Wegens tijdnood en een beperkt budget werd in 1922 na een bezoek aan de kerken van Maubroux (Genval) en Jumet beslist een betonnen kerk te bouwen. Midden 1923 bezorgden de architecten de kerkfabriek de eerste plannen.

De aanbesteding vond plaats op 2 juli 1926 waarbij de werken, geraamd op 1.087.745,35 frank, ereloon en centrale verwarming inbegrepen, toegewezen werden aan de firma Lempereur en Goreux. Na de beëindiging van de ruwbouw werd de kerk op 19 maart 1928 plechtig ingewijd.

De verdere afwerking zou echter nog tot in de jaren 1950 aanslepen. Een bezoek aan de kerk van Warneton, die door dezelfde architecten rond 1924 was gerealiseerd, deed de kerkfabriek beslissen om voor het meubilair van de Sint-Rochuskerk eveneens beroep te doen op de vermaarde firma van kunstceramiek uit Sint-Agatha-Berchem, Helman. Voor de warmeluchtverwarming werden in 1928 twee grote ovens voorzien die brandden op kolengruis of slam. In 1935 werden de koorglasramen, vervaardigd in het atelier Colpaert naar ontwerp van Anto Carte, geplaatst. In 1941 volgden de glasramen van de catechismuskapel. De glasramen van de zijaltaren, doopkapel en het rosas boven de ingang gerealiseerd door de Lembeekse kunstschilder en glazenier Jef Colruyt (1900-1988) dateren van circa 1950.

Reeds eind jaren 1960 werden problemen gesignaleerd met het betonskelet en meer bepaald in het bovengedeelte van de toren. De nodige herstellingswerken werden in 1971 uitgevoerd door aannemer Vanderlinden uit Lot. In 1978 werd de bedaking hersteld en een toegang voor mindervaliden voorzien in de rechter zijbeuk. Hiervoor verdween één van de originele biechtstoelen en werd de lambrisering ernstig beschadigd. In 1983 werd overgeschakeld op een aardgasverwarming wat gepaard ging met de afbraak van de originele, torenvormige schoorsteen.

Beschrijving

De Sint-Rochuskerk werd ingeplant op de westrand van een rechthoekig plein met plantsoen aan de oostzijde.

De kruisvormige plattegrond ontvouwt een driebeukige ruimte (circa 40 bij x 20 meter) aan de noord-oostzijde voorzien van een halfronde koorabsis en twee rechthoekig afgesloten zijkapellen waarop links de sacristie en rechts de catechismuskapel aansluiten. De zuidwestzijde waar zich de hoofdingang situeert wordt gedomineerd door een markante torenpartij met hoektorentjes, geflankeerd door de eenlaagse volumes van doopkapel en zij-ingang. Aan koorzijde leidt een buitentrap naar een kelderniveau, op de plannen voorzien als stookplaats, wijnkelder, kelders en magazijn. Qua opstand en volumeschikking is de Sint-Rochuskerk, waarvan de torenpartij ongetwijfeld de meest opvallende component vormt, terzelfdertijd traditioneel en innoverend opgevat. De koorwand toont een verticale geleding van verspringende steunberen en smalle, hoge gekoppelde vensters terwijl gelijkvormige tripletvensters de beukwanden ritmeren. Koor- en beukruimte zijn gevat onder een doorlopend hellend dak slechts onderbroken ter hoogte van de gedeeltelijk vlak afgedekte zijbeuken. Vlak afgedekt zijn ook de aangrenzende bijgebouwen namelijk sacristie, catecheselokaal, zijportaal en doopkapel waardoor de binnenindeling rechtstreeks naar buiten toe wordt geprojecteerd.

De massieve, trapsgewijs opgebouwde torenpartij, die in eigentijdse publicaties om zijn originaliteit herhaaldelijk werd geroemd, doet onwillekeurig denken aan een romaanse westbouw. De in plattegrond vierkante toren rijst in een ruk op tot aan de octogonale klokkenverdieping met een volledig opengewerkte trommel en halfbolvormig kalot als eindbekroning. De toren heeft een smeedijzeren kruis als topbekroning. Het verticaal elan wordt geaccentueerd door de kubusvormige, laterale aanbouwen en voornamelijk door de van smalle lichtspleten voorziene, polygonale traptorens. Een identiek exemplaar ter hoogte van het koor fungeerde tot begin jaren 1980 als schoorsteen voor de verwarmingsketel.

De twee traptorens omsluiten een overluifeld, romaans-gotisch geïnspireerd ingangsportiek met Sint-Rochusbeeld in de puntgevel. Dit blijkt onder meer uit de met een zaagtandfries en bloemmotieven versierde rondboogdeur met diep ingaande dagkanten en archivolten, de geornamenteerde kraagstenen die de beeldnis van de patroonheilige omlijsten, de weliswaar vereenvoudigde waterspuwers en ten slotte in het bovenliggend, polygonale roosvenster met verdiepende omlijsting.

De historiserende invloeden worden getemperd door een overheersend art-déco-idioom dat tot uiting komt in de piramidale volumeschikking, de elementaire geometrische volumes gemarkeerd door verdiepte muurvlakken en panelen, afgelijnd met een getrapte omlijsting en ten slotte in de verzorgde detailafwerking waaronder de karakteristieke hoekafwerking met uitgeholde of ingesnoerde hoeken.

Bepaald innoverend op bouwtechnisch vlak is het gebruik van een volledig betonskelet, opgevuld met ter plaatse gebakken baksteen, het geheel afgewerkt met een circa 2,5 centimeter dikke cementbepleistering met silexkeitjes. De toren steunt niet rechtstreeks op pijlers maar op een zogenaamde tafelstructuur van horizontale balken. Ook voor de dakspanten werd gewapend beton gebruikt, waarbij voor de gewelven volgens het bestek een uitvoering in "... aggloméré léger, soit lugino ou légéro ou Mass voltz ou similaire" was voorzien. Plinten, vensterdorpels en lijstwerk werden uitgevoerd in imitatie witte en blauwe natuursteen. Voor de hellende daken waren eternietleien voorzien, voor de platte daken asfalt .

De structuur van de driebeukige binnenruimte wordt bepaald door de opeenvolging van polygonaal geknikte gordelbogen op octogonale pijlers met karakteristieke overgang naar een vierkante sectie ter hoogte van de boogaanzet. Tegenover het langgerekte gewelf van de middenbeuk staat de dwarse inplanting van de geknikte tongewelven van de zijbeuken wat het ruimte-effect vergroot en een ruime lichtinval verzekert. De koorpartij krijgt alle aandacht door de warme, overwegend oranje-rode en blauwe tinten van de vijf gekoppelde glasramen uitgevoerd door het atelier Colpaert naar ontwerp van Anto Carte. Drie ervan stellen krachtig gestileerde engelen voor die respectievelijk de passiewerktuigen en kelk en monstrans voor zich uitdragen. De overige ramen tonen een kruisvorm in een decoratieve omkadering. Volgens het opschrift dateren ze van 1935. Getrapte sokkels tegen de tussenliggende muurpenanten dragen zes biddende engelsculpturen (circa 1950) van de Lembeekse beeldhouwer Camille Colruyth (1908-1973), eveneens verantwoordelijk voor het edelsmeedwerk. De eerder traditioneel opgevatte glasramen van zijkapellen, doopkapel en zijportaal uit 1950 werden gerealiseerd door de eveneens van Lembeek afkomstige glazenier Jef Colruyt. De voorstellingen sluiten typologisch aan bij de specifieke locatie: de Werken van Barmhartigheid in de Sint-Rochuskapel; de Boodschap, Aanbidding der Herders en Tenhemelopneming in de Mariakapel; Adam en Eva, de Wonderbare Visvangst en de Ark van Noé in het zijportaal; het Doopsel in de Jordaan in de doopkapel. Het monumentale roosvenster van dezelfde glazenier bevat een voorstelling van de Heilige Maagd. De decoratieve glasramen met symbolen van de Vier Evangelisten in de catechismuskapel en de glasramen met teksten van de Acht Zaligheden in de zijbeuken konden niet worden geïdentificeerd. De torenvensters werden gedicht met eenvoudig gemarteleerd glas. Of de huidige grauwgrijze muurbeschildering tot de oorspronkelijke opzet behoort is niet bekend. Dit is alleszins het geval voor de zwart-grijs-witte vloer in cementtegels waarvan het vierkante patroon de traveegeleding ondersteunt.

Het meest opmerkelijke in het kerkinterieur is het meubilair in blauwgroene en rode grès met metaalglansglazuur dat naar ontwerp van Smolderen werd uitgevoerd door de befaamde, in 1897 opgerichte, Brusselse firma Helman. De zijaltaren alsook drie van de vier in de muur ingewerkte biechtstoelen bleven in situ aanwezig. Hoofdaltaar, preekstoel en communiebank werden bij de laatste liturgische vernieuwing verwijderd. De grès werd ook gebruikt voor lambrisering en pijleraanzet, boven en onderaan afgeboord met ornamentfriezen en zoals het meubilair opgehoogd met reliëftegels met liturgische symbolen. Het orgel (Aerts & Castrel, Duffel, 1972) in het koor is een verbouwing van het orgel van de stedelijke muziekschool met verwerking van elementen van het voormalig orgel van Joris uit Averbode (20ste-eeuws).

  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Archief Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.
  • Parochiearchief Sint-Rochus, plannendossier en verslagen.
  • BAECK M. & VERBRUGGE B. 1996: De Belgische Art Nouveau en Art Deco wandtegels 1880-1940, M&L Cahier 3, Brussel.
  • CORDEIRO P. 1994: Sacraal beton. De Sint-Augustinuskerk te Vorst, M&L 13.3, 41-56.
  • MUNIER A. 1932: Un projet d'église au XXe siècle, Parijs.
  • NOE N. 1930: Deux églises modernes avec mobilier en grès flammé, L' Artisan liturgique 17, 340-347.
  • RENSON G. 1987: Stichting van de parochie St.Rochus (Halle) en de bouw van de Kerk, Eigen Schoon en de Brabander, 203-206.
  • ROULIN E. 1938: Dom, Nos Eglises, Parijs.
  • S.N. 1934: Bâtir 14.
  • S.N. 1936: Bâtir 40.
  • S.N. 1976: Jos Smolderen tentoonstellingscatalogus, Antwerpen.
  • S.N. 1996: Art Deco Architectuur. Brussel 1920-1930, Brussel.
  • SCHMITZ M. 1936: L'Architecture Moderne en Belgique, Brussel.
  • VANDENBREEDEN J. & VANLAETHEM F. 1996: Art Deco en Modernisme in België. Architectuur in het Interbellum, Tielt.
  • VERSPREEUWEN R. 1977: Jos Smolderen en zijn tijd, onuitgegeven eindverhandeling, Antwerpen.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DB002076, Parochiekerk Sint-Rochus.
Auteurs:  Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 1998: Parochiekerk Sint-Rochus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/430715 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Sint-Rochus ()

Betonnen skeletconstructie met kiezelcementen bekleding der bakstenen gevels, daterend van 1928, architecten Vanhoenacker, Van Beurden en Smolderen. Vrij revolutionair gezien de bouwperiode.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Parochiekerk Sint-Rochus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39585 (geraadpleegd op ).