Torengebouw in art-decostijl op de hoek van Schoenmarkt, Eiermarkt en Beddenstraat, in 1928-1931 gebouwd in opdracht van de Algemeene Bankvereeniging, naar een ontwerp door de architecten Jan Vanhoenacker, Jos Smolderen en Emiel Van Averbeke. Het gebouw met een hoogte van 87,50 meter was de eerste wolkenkrabber in België, en destijds het hoogste torengebouw van Europa,.
De Boerentoren beslaat het volledige bouwblok gevormd door Schoenmarkt, Eiermarkt en Beddenstraat, in de zichtas van Meir en Meirbrug. Dit bouwblok werd nagenoeg volledig vernield door de vuurhaarden die volgden op de beschietingen van Antwerpen door de Duitse artillerie van 7 tot 9 oktober 1914. Meerdere plannen voor de wederopbouw zagen vervolgens het licht, in 1915 met een monument voor Leopold II door de architect Gerard De Ridder, en in 1916 met een winkelgalerij door de architect Richard Vaes. In 1919 organiseerde de intercommunale Studiecommissie tot Inrichting der Antwerpsche Agglomeratie een architectuurwedstrijd voor de wederopbouw van het bouwblok, die 28 inzendingen opleverde. Zonder een eerste prijs uit te reiken, kregen vijf laureaten een bekroning ex aequo: de architecten Max Winders, Eduard Van Steenbergen, Henri Van Dijk, Pol Berger en de associatie Alfons Francken en Henri Delvaux. Als enige gevolg werden bij Koninklijk Besluit van 20 oktober 1921 de nieuwe, verbrede rooilijnen van Schoenmarkt, Eiermarkt en Meirbrug vastgelegd. Met het oog op de Wereldtentoonstelling van 1930, kwam de wederopbouw van het bouwblok opnieuw op de agenda van de Stad Antwerpen. Bedoeling was het perspectief van de Meir als belangrijkste handelsas een visueel imposant sluitstuk te geven. Daarvoor diende het inmiddels grotendeels onteigende bouwblok van Schoenmarkt, Eiermarkt en Beddenstraat in zijn geheel te worden voorbehouden voor “een monumentaal gebouw in den modernen bouwtrant”. Op zoek naar een nieuwe vestigingsplaats diende de Algemeene Bankvereeniging zich in 1928 als bouwheer aan. De verkoop van 2124,85 m² van de stadsgronden aan deze bank op 7 augustus 1928, met de verplichting een torengebouw op te richten, werd op 28 augustus door de Antwerpse gemeenteraad goedgekeurd.
De Algemeene Bankvereeniging werd op 7 mei 1921 in Antwerpen opgericht op initiatief van de Volksbank van Leuven, met kapitaalsinbreng van de Bank voor Handel en Nijverheid uit Kortrijk, de katholieke politici Gustaaf Sap en Frans Van Cauwelaert, burgemeester van Antwerpen van 1921 tot 1933, en Vlaamsgezinde industriëlen als Lieven Gevaert en de reder Henri Martin Gylsen. De nieuwe Vlaamse bank was aanvankelijk gevestigd in het voormalige hotel de Harven op de hoek van Lange Nieuwstraat en Eikenstraat, aangepast tot bankgebouw door de architect Max Winders. In 1935 zou de Algemeene Bankvereeniging met de Bank voor Handel en Nijverheid fusioneren tot de Kredietbank voor Handel en Nijverheid, het latere KBC. Het op te richten torengebouw aan de Schoenmarkt moest niet alleen de nieuwe hoofdzetel van de Algemeene Bankvereeniging huisvesten, maar was in de eerste plaats opgezet als een grootschalig vastgoedproject, met voor verhuur bestemde winkels, kantoren en appartementen. De opdracht voor het ontwerp ging naar de architecten Jan Vanhoenacker, Jos Smolderen en stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke. Vanhoenacker, vertrouwd met het hoogbouwvraagstuk door zijn deelname aan de legendarische architectuurwedstrijd voor de Chicago Tribune Tower in 1922, droeg de leiding over het project. De bijdrage van Smolderen lag vooral op het vlak van de inplanting en vormgeving van het bouwwerk. Van Averbeke, die waarschijnlijk al in 1927-1928 de krijtlijnen had uitgezet voor het torengebouw naar aanleiding van de verkoop van de gronden, vervulde namens het stadsbestuur een adviserende en controlerende rol. Inrichting en decoratie van de gemeenschappelijke ruimten en bankkantoren werden gezamenlijk geconcipieerd. Het ontwerp dat nog in 1928 tot stand kwam en publiek werd gemaakt, leidde tot grote polemiek bij de bevolking en in de lokale pers. Om de aanhoudende kritiek te ontzenuwen legde het stadsbestuur de plannen in het najaar voor aan een commissie van wijzen, samengesteld uit de architecten Hendrik Petrus Berlage, Victor Horta en Henry van de Velde, die in december 1928 een gunstig advies uitbracht.
Met de definitieve bouwplannen, herwerkt volgens de aanbevelingen van de commissie van wijzen, werd op 14 juni 1929 een bouwaanvraag ingediend, die op 14 februari 1930 een bouwvergunning kreeg. Het betrof de eerste fase van een groter project dat uiteindelijk het volledige bouwblok zou beslaan, zoals de ingediende bouwplannen reeds aangaven. In afwachting was de hoofdaannemer Société Anonyme d'Entreprises anciennement Dumon & Vander Vin al in februari 1929 van start gegaan met de graaf- en funderingswerken. De Duitse firma Demag Aktiengesellschaft uit Duisburg begon in november 1929 met de constructie van het stalen geraamte, wat vier maanden in beslag nam, waarna in maart 1930 de metselwerken een aanvang namen. Op 1 september 1930 waren de gelijkvloerse winkels aan de Schoenmarkt bezet, op 15 december gevolgd door de opening van het café “Torenkelder” in de kelderverdieping van het torengebouw. Het grootste gedeelte van de kantoren en appartementen was verhuurd tegen het najaar van 1931, en op 24 december van dat jaar vond de definitieve oplevering van het complex plaats. Op 19 maart 1932 opende uitbater Emile Wirtz de Panoramazaal op de 24ste verdieping voor het publiek, en op 29 maart verhuisde de Algemeene Bankvereeniging haar hoofdzetel naar het nieuwe “Torengebouw”. In het najaar van 1932 volgde nog de bouw van de betonnen pergola op het dak van de westvleugel, horend bij het restaurant op de tiende verdieping. Het “Torengebouw” kreeg in de volksmond de naam “Boerentoren”, naar de grootste aandeelhouder van de Algemeene Bankvereeniging, de Belgische Boerenbond. Voor de exploitatie werd het vastgoedbedrijf Maatschappij voor Hypotheekkrediet en Onroerend Bezit (MOBEZIT) opgericht, die het torengebouw zou beheren tot 1965.
De Boerentoren was de eerste wolkenkrabber in België, en met zijn 83,50 m destijds het hoogste torengebouw van Europa. In het multifunctionele complex betrok de Algemeene Bankvereeniging kantoren rond de lokettenzaal, en op de begane grond en eerste verdieping van de vleugel aan de Beddenstraat. De polygonale lokettenzaal was ingeklemd tussen torengebouw en zijvleugels op het binnenterrein, met de kofferzaal en kluis in de ondergrond. Twee bouwlagen hoog, omringden doorlopende balies en een galerij de ruimte, die was afgedekt met een getrapte glazen zoldering in een geometrisch patroon. Het torengebouw en beide zijvleugels werden ingenomen door suites huurkantoren en appartementen, beide van uiteenlopende grootte, samenstelling en standing. De aangepaste plannen voor de binnenindeling van het gebouw uit 1931, omvatten elf kantoorsuites en 63 appartementen. Deze bestonden uit een suite van salon- en eetkamer, soms aangevuld met een ‘studio’, een keuken met terras, twee tot vijf slaapkamers en een badkamer. Ontsloten door vier inkom- en traphallen met liften, telden de verdiepingen van de laagbouw elk gemiddeld zes tot acht flats of kantoorsuites. De toren omvatte twee flats van de 13de tot de 19de verdieping, één flat op de 11de en de 21ste tot de 23ste verdieping, en één kantoorsuite op de 12de en de 20ste verdieping. Verder huisvestte het complex een twaalftal winkels op de begane grond, het café-restaurant “Torenkelder” met biljartzaal en kegelbanen op de eerste kelderverdieping, de tearoom van de firma Cuperus op de eerste en tweede verdieping van het torenvolume, een restaurant op de tiende verdieping, met een dakterras en pergola boven de westvleugel, en de Panoramazaal op de 24ste verdieping. De vooruitstrevende technische uitrusting bestond uit een batterij liften in de toren en zijvleugels, centrale verwarming, een eigen elektriciteitscentrale, afvalkokers, een postbedelingssysteem en uitwendige noodtrappen.
In september 1944 werd de Boerentoren beschadigd door Duitse granaatinslagen, en op 6 januari 1945 door een V1-bom. Midden jaren 1960 bezette de hoofdzetel van de Kredietbank het volledige complex, en drong een grondige renovatie zich op. De uitbreiding tot het volledige bouwblok, veertig jaar eerder al gepland, kwam eveneens opnieuw op de agenda. De opdracht voor deze grootschalige werken ging naar de architecten Léon Stynen en Paul De Meyer, die in 1968-1969 een ontwerp uitwerkten voor een nieuwbouwcomplex met een hoger breder, monolithisch torengebouw met gordijngevels. Uiteindelijk werd geopteerd voor een grondige uitwendige renovatie en een ingrijpende inwendige vernieuwing van de Boerentoren. De nieuwbouw volgens de plannen uit 1968-1969 bleef beperkt tot de nieuwbouwvleugel met een winkelgalerij en ondergrondse parking op de hoek van Eiermarkt en Beddenstraat. Bouwheer en architecten besteedden bijzondere zorg aan het harmonisch samengaan van de bestaande architectuur en de nieuwe vleugel, die werd ontwerpen in een eigentijds structuralisme. De gefaseerde bouwcampagne ging van start met de nieuwbouwvleugel in 1970-1972, gevolgd door de renovatie van het bestaande complex, voltooid in 1976. Tot de visueel meest ingrijpende wijzigingen van de Boerentoren behoorden de verwijdering van de typerende koperen bekleding van de top, die na afbraak van een zendpost uit 1954 werd verhoogd met een nieuwe panoramazaal en topgeleding voorzien van het logo van de Kredietbank. Deze ingreep bracht de totale bouwhoogte op 97,75 m. Verder kreeg de pui een doorlopende betonnen luifel, en verving nieuw schrijnwerk met oranjekleurig bronsglas de oorspronkelijke stalen ramen. Het interieur onderging een totale transformatie, met een volledig nieuwe lokettenzaal, waarboven een auditorium. In de zijvleugels werden drie betonnen kernen ingebracht voor liftkokers, trappenhuizen, schachten en sanitair. De gevelrenovatie in 2014-2015 verving het spiegelende bronsglas opnieuw door een neutrale beglazing.
Jan Vanhoenacker was vanaf 1920 tot begin jaren 1930 geassocieerd met John Van Beurden en Jos Smolderen. Samen of in wisselende combinaties brachten de drie architecten een reeks opmerkelijke bouwprojecten tot stand in Antwerpen, met als uitschieters de Boerentoren aan de Schoenmarkt en het Century Hotel aan de De Keyserlei. Actief sinds 1900, lag het zwaartepunt van Vanhoenackers productie vóór de Eerste Wereldoorlog echter in zijn geboortestad Kortrijk, waar hij onder meer tekende voor de Stadsschouwburg in neo-Vlaamserenaissance-stijl. De Beurs voor Diamanthandel in de Pelikaanstraat, een monumentaal complex in beaux-artsstijl dat hij samen met Van Beurden ontwierp, geldt als zijn eerste belangrijke realisatie in Antwerpen. Het stijlvolle hotel Jussiant in art-decostijl aan de Arthur Goemaerelei, vormt het hoogtepunt van de residentiële architectuurproductie door Vanhoenacker, Van Beurden en Smolderen. Het "Century Tourist" bank- en hotelcomplex aan de Pelikaanstraat, toont de evolutie richting modernisme, die Vanhoenacker omstreeks 1930 zou inzetten.
Jos Smolderen kon op het moment van de bouw van de “Boerentoren” bogen op een succesvolle loopbaan, die in de jaren 1920 tal van belangrijke realisaties had opgeleverd. In die periode ontwierp hij het Mémorial Interallié in Cointe bij Luik, tekende hij als hoofdarchitect van de Wereldtentoonstelling van 1930 in Antwerpen onder meer voor de Christus-Koningkerk. Sinds 1927 was Smolderen ook professor architectuur aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen.
Emiel Van Averbeke, die in 1905 in dienst trad van de stedelijke dienst gebouwen, werd in 1920 benoemd tot stadsbouwmeester, een functie die hij waarnam tot zijn overlijden in 1946. Vóór de Eerste Wereldoorlog ontwierp hij als assistent van stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen onder meer de brandweerkazernes in de Paleisstraat en de Halenstraat, waaruit een sterke affiniteit bleek met het werk van de Nederlandse architect Hendrik Petrus Berlage. Als stadsbouwmeester bouwde Van Averbeke in de vroege jaren 1920 verder op dit idioom, met realisaties als de stedelijke scholengroep in de Napelsstraat. Omstreeks 1930 ontwikkelde hij vervolgens een door de Nederlandse architect Willem Marinus Dudok geïnspireerd 'romantisch kubisme', waarvan de Stedelijke Normaal- en Oefenschool in de Pestalozzistraat als belangrijkste voorbeeld geldt.
De Boerentoren beslaat een driehoekig bouwblok met een gebogen rooilijn aan Schoenmarkt en Eiermarkt. Door de inplanting aan het einde van de zichtas van de Meir, bepaalt het torengebouw het stadsbeeld van de oudste kern. Met de Onze-Lieve-Vrouwetoren en de Politietoren vormt de Boerentoren de belangrijkste ijkpunten in de skyline van Antwerpen. Drieledig van opzet is het complex opgebouwd uit het centrale torengebouw van oorspronkelijk 25 en sinds 1976 26 verdiepingen. Dit wordt geflankeerd door twee lagere zijvleugels van tien bouwlagen, waarvan de bovenste drie getrapt terugwijken. Zo volgt de Boerentoren het voor de Amerikaanse ‘skyscrapers’ ontwikkelde principe van de ‘setbacks’. Daarbij integreren de lagere zijvleugels het complex binnen de hoogtelijnen van het bouwblok, als aanzet voor het hoog oprijzende torenvolume. De ondergrond bestaat uit een dubbele kelderverdieping. Constructief berust het complex op een staalskelet voor zowel het torengebouw als de zijvleugels, de eerste grootschalige toepassing van dit type in Antwerpen. Samengesteld uit homogene I-profielen van het Grey-type, zijn de pijlers en liggers aaneengeklonken met bouten en klinknagels. Om zettingen op te vangen, vormen het skelet van het zwaarder belaste torengebouw en de zijvleugels afzonderlijke constructies, die ingenieus met elkaar verbonden zijn. Voor het geheel is gebruik gemaakt van 3400 ton staal, 180.000 bouten en 430.000 klinknagels. Het staalskelet rust op een funderingsplaat uit gewapend beton, van 2 m dik onder de toren en 1 m dik onder de zijvleugels. Het staalskelet is aangevuld met betonnen vloerbalken, het metselwerk van de uitwendige spouwmuren bestaat uit Boomse baksteen en holle mölersteen. Voor het gevelparement is gebruik gemaakt van witte natuursteen (Bourgogne), voor het hoofdportaal zwart graniet.
Het torengebouw tekent zich af als een solide verticale massa met een rechthoekige plattegrond en een getrapte opbouw. De kern van de torenschacht wordt tot op de 19de verdieping gekantonneerd door vier hoekvolumes die tegen de zijflanken aanleunen. Oplopende muurdammen, hoeklisenen en vensterposten ritmeren het gevelvlak en versterken het verticale streven van de opstand. Deze is drieledig van opzet, waarbij de basis zich onderscheidt door een bekleding uit zwart graniet, en de top oorspronkelijk door een bekleding uit geribd koper waarop een lichtreclame. In de basis accentueren acht bronzen kariatiden door de beeldhouwer Arthur Pierre twee aan twee gekoppeld het hoofdportaal. Zij verbeelden klassieke thema’s als Handel, Kunst, Wetenschap, Landbouw, Voorspoed, Techniek, Architectuur en Scheepvaart. Hogerop leggen getande muurdammen en driezijdige erkers die oplopen over de 3de tot de 19de verdieping de klemtoon op de drie traveeën die de kern van de torenschacht uitmaken. De trapezoïdale vorm wordt herhaald in de balkons van de 21ste verdieping. Tweelichten openen de topgeleding en de hoekvolumes, op de 18de verdieping in de vorm van een oculus. Ter hoogte van de 7de en 8ste verdieping is op de oostelijke hoekpenant een kolossale Madonna met Kind aangebracht, door de Franse beeldhouwer Roger de Villiers. In de middenas van de achtergevel tekent zich de traphal af.
Van beide zijvleugels telt de oostelijke vijf traveeën en de westelijke acht bij vier traveeën, met een totale hoogte van tien bouwlagen. Bij de westvleugel sluit zijde Beddenstraat een vleugel aan van zes traveeën, die slechts acht bouwlagen telt. De opstanden beantwoorden aan een klassieke driedeling, opgebouwd uit de pui, de zes hoofdverdiepingen en de drie attiekverdiepingen, die in twee registers getrapt terugwijken. Kolossale lisenen bekroond door spuwers ritmeren de hoofdverdiepingen, waarvan de uiterste traveeën zich onderscheiden door oplopende, driezijdige erkers. In de overige traveeën bepalen liggende vensterregisters, gevat in oplopende omlijstingen, de horizontale geleding. Een doorlopende fries van zestien gebeeldhouwde reliëfs sluit de hoofdverdiepingen af. Zij werden mogelijk ontworpen door Jos Smolderen, en verbeelden in acht verschillende composities gestileerde plant- en diermotieven, van cornucopia, bloemen- en vruchtenslingers, korenschoven, stieren- en ramskoppen tot dierenkoppels. De eerste twee attiekverdiepingen onderscheiden zich door een ritme van oplopende, driezijdige erkers.
De vleugel op de hoek van Eiermarkt en Beddenstraat door Léon Stynen en Paul De Meyer uit 1970-1972, verbindt in een rechte hoek beide zijvleugels uit 1928-1931. Het gebouw dat oorspronkelijk een winkelgalerij incorporeerde tussen Eiermarkt en Schoenmarkt, omvat zeven bouwlagen en een terugwijkende dakverdieping, boven een ondergrondse parking van vijf niveaus. Het gevelfront met een rastervormig skeletstructuur, telt 27 traveeën met een opengewerkte pui aan de Eiermarkt en 15 traveeën met een blinde pui aan de Beddenstraat. Door een parement uit witte natuursteen in combinatie met geprefabriceerde betonelementen, harmoniseert de nieuwe vleugel met de bestaande Boerentoren. De opstand aan de Eiermarkt onderscheidt zich door geprononceerde vensterposten, die het gevelraster reliëf geven. Daarvan wordt de regelmaat nagenoeg over de volledige breedte doorbroken door het samenvoegen van de eerste en de tweede verdieping in kolossale orde. De aansluiting met de oostvleugel van de Boerentoren verloopt via een getrapt profiel met een blinde kopwand.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2019: Boerentoren [online], https://id.erfgoed.net/teksten/167161 (geraadpleegd op ).
Gebouwd in 1928-31 door J. Van Hoenacker, met medewerking van E. Van Averbeke en J. Smolderen. Oorspronkelijk Boerenleenbank, daarna eigendom van de Kredietbank. Het gebouw was destijds de eerste wolkenkrabber van Europa, met een hoogte van 87 meter ingedeeld in 25 bouwlagen. In 1944 werd de toren beschadigd door een V-bom. Sinds 1971 zijn grondige verbouwingswerken aan de gang onder leiding van L. Stijnen en P. De Meyer, waarbij het uitzicht werd gewijzigd en het hele interieur grondig gemoderniseerd. De "Boerentoren" bepaalt het stadsbeeld, mede door zijn inplanting aan het einde van de Meir.
De constructie wordt gedragen door een compleet ingebouwd staalskelet, bekleed met witstenen parement. De toren en zijn twee zijvleugels volgen de gebogen rooilijn. Beide vleugels zijn opgetrokken tot een hoogte van zeven bouwlagen, waarop nog eens twee inspringende verdiepingen en een tiende, nog meer inspringende bouwlaag. De hoofdingang met parement van marmer en graniet wordt versierd met vier hooggeplaatste, monumentale beelden in art-decostijl. Op de rechterhoek van de toren een Onze-Lieve-Vrouwebeeld en boven de twee zijvleugels een rij grote reliëfpanelen met voorstellingen van dieren en vruchten.
Bij de recente verbouwing werd de toren opgehoogd tot 97,75 meter zodat hij nu zesentwintig bouwlagen telt met nog eens drie bouwlagen als bovenbouw, waarin onder meer een nieuwe panoramazaal.
De pui werd voorzien van een doorlopende betonnen luifel en de oorspronkelijke metalen vensters werden vervangen door ramen met bronsglas.
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: Boerentoren [online], https://id.erfgoed.net/teksten/3959 (geraadpleegd op ).