Oorspronkelijk kasteel, naderhand in gebruik als gemeentehuis.
Voormalige woning der plaatselijke heren; in 1501 wordt het kasteel door lwein Buys, afstammeling van het geslacht dat zijn naam gaf aan de lokaliteit, verkocht aan W. van Itter; in 1538 wordt het verworven door P. Boiscot, die het verbouwt; einde 16de eeuw is het in het bezit van L. de Taxis, en vervolgens van de graven Tour en Taxis, de familie d'Overschie (1687), Th. Leduc (1750) en de familie Manlingrau.
In zijn huidige vorm is het een L-vormige vleugel van twee bouwlagen onder schilddak (leien) met een hoektoren, gelegen in een park met resten van de slotvijvers. De beraapte cementbepleistering van de gevels maakt een grondig onderzoek en dus een nauwkeuriger datering onmogelijk. Een middeleeuwse kern (toren), aangepast in de 16de eeuw en vrij grondig verbouwd in de 18de eeuw, werd einde 19de eeuw en tijdens de 20ste eeuw gerestaureerd en aangepast.
Ten westen, vierkante toren van twee bouwlagen met een tentdak (leien), opgetrokken uit plaatselijke breuksteen; kruis- en kloosterkozijnen van hardsteen; zonnewijzer met chronogram van 1898. De vleugel in het verlengde heeft uitzicht uit midden 18de eeuw; het uitspringend risaliet in de zuidgevel is door middel van jaarankers gedateerd 1752; de muuropeningen in de zuidgevel beantwoorden hieraan: steekboogvensters en -deur, naar Henegouwse wijze omlijst met alternerende natuursteenblokken en baksteenlagen (gecementeerd); zichtbare deurposten van zandsteen. De overige vensters zijn rechthoekig, moeilijk dateerbaar. Gelijksoortige muuropeningen in de haakse vleugel; de westgevel is opengewerkt met een recenter aangepaste bogenrij, en voorzien van een classicistische spiegelboogdeur van arduin (derde kwart 18de eeuw).